Bijlagen bij COM(2022)678 - Budgettaire gevolgen van de jaarlijkse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage XI bij het Statuut en vinden plaats vóór het einde van het jaar. Zij zijn gebaseerd op statistische gegevens die zijn opgesteld door het bureau voor de statistiek van de EU (Eurostat) in overleg met de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten en die de situatie van de lidstaten respectievelijk per 1 januari 2022 en 1 juli 2022 weerspiegelen.

Dit jaar bevat het verslag van de Commissie over de gegevens met betrekking tot de budgettaire gevolgen van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren van de Unie in het licht van de actualiseringen 2022 informatie over:

·gegevens met betrekking tot de budgettaire gevolgen van de tussentijdse actualisering van bezoldigingen en pensioenen en de daarop toegepaste correctiecoëfficiënten die plaatsvonden in juni 2022 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022. Deze actualisering had betrekking op alle personeelsleden van de EU. Zij werd ingegeven na een belangrijke wijziging in de kosten van levensonderhoud in Brussel en Luxemburg tussen juni en december 2021;

·gegevens met betrekking tot de budgettaire gevolgen van de jaarlijkse actualisering van bezoldigingen en pensioenen en de daarop toegepaste correctiecoëfficiënten die zullen plaatsvinden in december 2022 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2022;

·gegevens met betrekking tot de budgettaire gevolgen van de toepassing van de uitzonderingsclausule die plaatsvond in december 2020 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2020, en het deel dat zal worden uitgevoerd met de jaarlijkse actualisering van bezoldigingen en pensioenen die zal plaatsvinden in december 2022 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2022.

2.Achtergrondinformatie

Bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 werd het mechanisme voor de actualisering van de bezoldigingen, dat bekend staat als “de methode”, gewijzigd door middel van een automatische actualisering van alle salarissen, pensioenen en vergoedingen. In die zin moet de informatie in het Statuut betreffende bedragen en aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) worden opgevat als referentiebedragen en -aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die onderworpen zijn aan een regelmatige en automatische actualisering.

Bovendien hebben de Raad en het Europees Parlement er ook mee ingestemd dat er, zoals aangekondigd in artikel 65, lid 4, van het Statuut, in de jaren 2013 en 2014 geen actualisering wordt uitgevoerd van de bezoldigingen en pensioenen van de personeelsleden van de EU die in België en Luxemburg werken. Als gevolg van de globale aanpak om de geschillen tussen EU-instellingen betreffende de aanpassing va ezoldigingen en pensioenen in 2011 en 2012 te beslechten, is bovendien een beperkte aanpassing van lonen en pensioenen voor 2011 en 2012 van respectievelijk 0 % en 0,8 % overeengekomen.

In de periode 2004-2022 1 leden de EU-personeelsleden een aanzienlijk reëel koopkrachtverlies. Tijdens deze periode moesten de EU-personeelsleden namelijk ongeveer 11,7 % van hun koopkracht inleveren, ten gevolge van het gecombineerde effect van de hervormingen van het Statuut in 2004 en in 2013 en van de bezuinigingen in de salarisaanpassing. Tijdens dezelfde periode verloren ambtenaren bij centrale overheidsdiensten van de lidstaten 3 % van hun koopkracht.

De beperkte aanpassing van salarissen en pensioenen in 2011 en 2012 en de bevriezing van de bezoldigingen en pensioenen in 2013 en 2014, zoals overeengekomen door het Europees Parlement en de Raad, resulteerde in een besparing van ongeveer 3 miljard EUR binnen het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 en circa 500 miljoen EUR per jaar op de lange termijn. Bovendien leveren specifieke maatregelen zonder direct budgettair effect, zoals langere werktijden en verminderd jaarlijks verlof zonder salariscompensatie, ongeveer 1,5 miljard EUR op voor de instellingen.

3.Wettelijke bepalingen betreffende de actualisering van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU en de correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

3.1.Actualisering van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut)

Volgens artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut worden bepaalde daarin genoemde bedragen van bezoldigingen en toelagen, en de verschillende coëfficiënten voor de bedragen, jaarlijks geactualiseerd overeenkomstig bijlage XI. De Commissie maakt de geactualiseerde bedragen binnen twee weken na de actualisering ter informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Bovendien is in artikel 65, lid 3, van het Statuut bepaald dat onder deze bedragen (genoemd in artikel 65, lid 1, tweede alinea) moet worden verstaan bedragen waarvan de actuele waarde op enig moment kan worden geactualiseerd zonder tussenkomst van een andere rechtshandeling.

Artikel 65 bis van het Statuut bepaalt dat de toepassingsbepalingen van de artikelen 64 en 65 van het Statuut in bijlage XI zijn opgenomen.

Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI bij het Statuut vloeit de actualisering van de bezoldigingen en pensioenen krachtens artikel 65 van het Statuut rechtstreeks voort uit de ontwikkeling van de koopkracht van de nationale ambtenaren (specifieke indicator) en de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in België en Luxemburg (gemeenschappelijke index).

De specifieke indicator meet de ontwikkeling van de nettobezoldigingen, na rekening te hebben gehouden met nationale inflatie, van de nationale ambtenaren in dienst van de centrale overheid van de lidstaten. Eurostat stelt deze indicator vast aan de hand van de gegevens die zijn verstrekt door de in artikel 1, lid 4, van bijlage XI genoemde tien lidstaten.

Het Verenigd Koninkrijk verliet de EU per 1 februari 2020 en is nu een “derde land”. De overgangsperiode die door het Terugtrekkingsakkoord was ingesteld, is op 31 december 2020 afgelopen. Het Verenigd Koninkrijk is bijgevolg niet langer opgenomen in de steekproef van lidstaten als bedoeld in artikel 1, lid 4, van bijlage XI met het oog op de berekening van de specifieke indicator (de overblijvende steekproef van tien lidstaten blijft ten minste 75 % van het resterende bbp van de EU27 vertegenwoordigen).

De gemeenschappelijke index meet de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in België en Luxemburg voor de EU-ambtenaren volgens de verdeling van de personeelsleden die in deze twee lidstaten werkzaam zijn. Eurostat berekent dit indexcijfer aan de hand van de door de Belgische en Luxemburgse autoriteiten verstrekte prijsgegevens en het aantal personeelsleden volgens de interne gegevensbanken van de EU-instellingen.

Voorts wordt in artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut een matigingsclausule ingesteld: voor de bepaling van de specifieke indicator geldt een bovengrens van + 2 % en een ondergrens van – 2 %. Indien de waarde van de specifieke indicator deze grens overschrijdt, wordt in plaats van de indicator de grenswaarde gebruikt om de jaarlijkse aanpassing vast te stellen. De grenswaarde zal worden toegepast met ingang van 1 juli en de rest van de jaarlijkse aanpassing zal worden toegepast met ingang van 1 april van het volgende jaar.

In artikel 11 van bijlage XI bij het Statuut wordt een uitzonderingsclausule ingesteld die van toepassing is in het geval van een daling van het reële bruto binnenlands product (bbp) van de Unie. Krachtens artikel 11 van bijlage XI bij het Statuut wordt deze uitzonderingsclausule toegepast als de waarde van de specifieke indicator positief is, maar er voor het lopende jaar een daling is van het bbp van de Unie. In dat geval wordt, afhankelijk van de mate van de daling van het bbp van de EU, een deel of het geheel van de specifieke indicator gebruikt voor de berekening van de jaarlijkse actualisering en wordt de rest toegepast vanaf een latere datum in het volgende jaar, of wanneer de cumulatieve stijging van het bbp van de Unie, gemeten vanaf het jaar waarin de uitzonderingsclausule wordt toegepast, positief wordt.

Krachtens artikel 8 van bijlage XI bij het Statuut wordt tot slot, wanneer de kosten van levensonderhoud op een specifieke standplaats zoals gemeten door de impliciete indexen 2 met meer dan 6 % of 10 % toenemen, de tussentijdse of de jaarlijkse actualisering van kracht op een datum die vroeger valt dan de standaarduitvoeringsdatum (d.w.z. vóór 1 juli voor de jaarlijkse actualisering en vóór 1 januari voor de tussentijdse actualisering). In die gevallen, afhankelijk van de omvang van de toename van de kosten van levensonderhoud, wordt de tussentijdse actualisering van kracht op 1 of 16 november en wordt de jaarlijkse actualisering van kracht op 1 of 16 mei.

3.2.Actualisering van de correctiecoëfficiënten die zijn toegepast op de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 64, tweede alinea)

Krachtens artikel 64 van het Statuut wordt op de bezoldiging van een ambtenaar, uitgedrukt in euro, een aanpassingscoëfficiënt van meer dan, minder dan of gelijk aan 100 % toegepast, naar gelang van de levensomstandigheden in de verschillende standplaatsen. Een correctiecoëfficiënt wordt niet toegepast in België en in Luxemburg, gezien hun speciale referentiepositie als hoofdvestigingsplaats en oorspronkelijke vestigingsplaats van de meeste instellingen.

Daarnaast worden de correctiecoëfficiënten vastgesteld of ingetrokken, alsook jaarlijks geactualiseerd overeenkomstig bijlage XI. Wat de actualisering betreft, wordt onder alle waarden referentiewaarden verstaan. De Commissie maakt de geactualiseerde waarden binnen twee weken na de actualisering ter informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Krachtens artikel 8 van bijlage XI bij het Statuut wordt op plaatsen met een hoge toename van de kosten van levensonderhoud (zoals gemeten door de wijziging van de impliciete indexen) de correctiecoëfficiënt van kracht vóór 1 januari voor de tussentijdse actualisering van correctiecoëfficiënten, of vóór 1 juli voor de jaarlijkse actualisering van correctiecoëfficiënten. Voor de jaarlijkse actualisering geldt dat wanneer de kosten van levensonderhoud gemeten door de impliciete indexen met meer dan 6 % zijn toegenomen, de jaarlijkse actualisering van kracht wordt op 16 mei in plaats van 1 juli en op 1 mei wanneer de kosten van levensonderhoud gemeten door de impliciete indexen met meer dan 10 % zijn toegenomen.

Voor de tussentijdse actualisering geldt dat wanneer de kosten van levensonderhoud gemeten door de impliciete indexen met meer dan 6 % zijn toegenomen, de tussentijdse actualisering van kracht wordt op 16 november in plaats van 1 januari en op 1 november wanneer de kosten van levensonderhoud gemeten door de impliciete indexen met meer dan 10 % zijn toegenomen.

Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI bij het Statuut wordt de actualisering van de correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen, vastgesteld op basis van de verhoudingen tussen de overeenkomstige economische pariteiten als bedoeld in artikel 1 van bijlage XI en de wisselkoersen genoemd in artikel 63 van het Statuut voor de betreffende landen.

De economische pariteiten voor de bezoldigingen zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen de referentiestad Brussel en de andere standplaatsen, behalve Luxemburg, waarvoor geen correctiecoëfficiënt van toepassing is. Eurostat berekent deze pariteiten in overleg met de nationale diensten voor de statistiek van de lidstaten.

De economische pariteiten voor de pensioenen zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen het referentieland België en de andere landen van verblijf. Eurostat berekent deze pariteiten in overleg met de nationale diensten voor de statistiek. Overeenkomstig artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut zijn de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voor de pensioenen uitsluitend van toepassing op het deel van het pensioen dat overeenkomt met de vóór 1 mei 2004 verworven rechten. De minimumcorrectiecoëfficiënt die van toepassing is op pensioenen, bedraagt 100.

Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut zijn specifieke aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) van toepassing op bepaalde overmakingen door de ambtenaren en de andere personeelsleden.

3.3.Actualisering van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn (artikel 13, lid 1, van bijlage X bij het Statuut)

De artikelen 11, 12 en 13 van bijlage X bij het Statuut bevatten bepalingen over de bezoldigingen van ambtenaren en andere personeelsleden die in derde landen werkzaam zijn. De bezoldiging wordt uitbetaald in euro in de EU en is onderworpen aan de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) die van toepassing is op de bezoldigingen van de ambtenaren die werkzaam zijn in België, maar op verzoek van een ambtenaar kan deze geheel of gedeeltelijk worden uitbetaald in de valuta van het land waar de ambtenaar werkzaam is. In dat geval wordt op de bezoldiging de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) van de standplaats toegepast en wordt zij omgezet tegen de desbetreffende wisselkoers.

Om ervoor te zorgen dat ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de Unie zoveel mogelijk een gelijkwaardige koopkracht genieten, ongeacht hun standplaats, wordt de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) één keer per jaar geactualiseerd volgens de in bijlage XI bij het Statuut vastgestelde regels. Wat de actualisering betreft, worden onder alle waarden referentiewaarden verstaan. De Commissie maakt de geactualiseerde waarden binnen twee weken na de actualisering ter informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Om te zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de in Brussel betaalde bezoldiging en de in andere standplaatsen in derde landen betaalde bezoldiging, berekent Eurostat de economische pariteiten. De aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) wordt vastgesteld door de economische pariteit te delen door de wisselkoers. De wisselkoersen worden vastgesteld in overeenstemming met de uitvoeringsvoorschriften van de algemene begroting van de EU en komen overeen met de datum van toepassing van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”).

3.4.Tussentijdse actualisering van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU, binnen de EU (artikel 65, lid 2, van het Statuut)

In artikel 65, lid 2, is bepaald dat in het geval van een aanzienlijke wijziging van de kosten van levensonderhoud, de in artikel 65, lid 1, bedoelde bedragen en de in artikel 64 bedoelde aanpassingscoëfficiënten overeenkomstig bijlage XI worden geactualiseerd. De Commissie maakt de geactualiseerde bedragen en aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) binnen twee weken na de actualisering ter informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van bijlage XI bij het Statuut wordt een tussentijdse actualisering van de bezoldigingen en pensioenen, die ingaat op 1 januari, uitgevoerd in het geval van aanzienlijke wijzigingen van de kosten van levensonderhoud tussen juni en december (ten opzichte van de in artikel 6 van bijlage XI bij het Statuut vastgestelde drempelwaarde), waarbij tevens rekening wordt gehouden met de prognose inzake de ontwikkeling van de koopkracht tijdens de lopende referentieperiode van één jaar. De tussentijdse actualiseringen worden in aanmerking genomen bij de jaarlijkse actualisering van de salarissen.

Bovendien moet op grond van artikel 6 van bijlage XI bij het Statuut een tussentijdse actualisering worden uitgevoerd voor alle standplaatsen (met inbegrip van Brussel en Luxemburg) als de drempelwaarde in Brussel en Luxemburg is bereikt of overschreden (gemeten door de gezamenlijke index tussen juni en december). Indien deze drempelwaarde voor Brussel en Luxemburg niet is bereikt, hoeft een tussentijdse actualisering alleen uitgevoerd te worden voor die plaatsen waar de drempelwaarde is bereikt of overschreden.

Overeenkomstig artikel 7 van bijlage XI bij het Statuut is de waarde van de tussentijdse actualisering de gemeenschappelijke index, in voorkomend geval vermenigvuldigd met de helft van de prognose van de specifieke indicator, als deze waarde negatief is.

De correctiecoëfficiënten zijn gelijk aan de verhouding tussen de betrokken economische pariteit en de betrokken wisselkoers als bedoeld in artikel 63 van het Statuut, die, als de actualiseringsdrempel niet is bereikt voor België en Luxemburg, wordt vermenigvuldigd met de waarde van de actualisering.

3.5.Tussentijdse actualiseringen van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn (artikel 13, lid 2, van bijlage X bij het Statuut)

Indien uit de jaarlijkse actualisering, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van bijlage X bij het Statuut (zie punt 3.3 hierboven), van de bezoldigingen van de ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn, blijkt dat de aan de hand van de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) en de desbetreffende wisselkoers gemeten wijziging van de kosten van levensonderhoud sinds de laatste actualisering voor een bepaald land meer dan 5 % bedraagt, vindt er een tussentijdse actualisering plaats voor de aanpassing van die coëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) volgens de in artikel 13, lid 1, van bijlage X bij het Statuut genoemde procedure.

Om te zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de in Brussel betaalde bezoldiging en de in andere standplaatsen in derde landen betaalde bezoldiging, berekent Eurostat de economische pariteiten. De aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) wordt vastgesteld door de economische pariteit te delen door de wisselkoers. De wisselkoersen worden vastgesteld in overeenstemming met de uitvoeringsvoorschriften van de algemene begroting van de EU en komen overeen met de datum van toepassing van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”).

4.Actualiseringen 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU, alsmede van de correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

De Commissie neemt nota van de verschillende actualiseringen van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU, die in overeenstemming met bijlage XI bij het Statuut worden uitgevoerd tijdens de referentieperiode van twaalf maanden tot 1 juli 2022 en die plaatsvinden vóór het einde van 2022. Deze actualiseringen, zoals in detail beschreven in de punten 4.1 tot en met 4.5 van dit hoofdstuk van het verslag, zijn gebaseerd op statistische gegevens opgesteld door het bureau voor de statistiek van de EU (Eurostat) in overleg met de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten die de situatie per 1 juli 2022 van de lidstaten weerspiegelen 3 .

4.1.Tussentijdse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU binnen de EU (artikel 65, lid 2, van het Statuut)

Overeenkomstig artikel 65, lid 2, van het Statuut en de artikelen 4 en 6 van bijlage XI bij het Statuut moesten de bezoldigingen en pensioenen op die plaatsen waar er sprake was van een aanzienlijke wijziging van de kosten van levensonderhoud, worden geactualiseerd.

Eurostat heeft in overleg met de nationale diensten voor de statistiek 4 berekend dat de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud voor België en Luxemburg, gemeten op basis van de gemeenschappelijke index, over de periode van juni 2021 tot en met december 2021 3,5 % bedroeg.

De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud buiten België en Luxemburg gedurende de referentieperiode werd gemeten met behulp van de impliciete indexcijfers die door Eurostat worden berekend 5 . Deze indexcijfers komen overeen met het product van de gemeenschappelijke index en de schommeling van de economische pariteit.

De drempelwaarde voor een aanzienlijke wijziging van de kosten van levensonderhoud komt overeen met een percentage van 6 % voor een periode van twaalf maanden (3 % voor een periode van zes maanden).

Aangezien de gemeenschappelijke index over de referentieperiode (juni 2021 tot december 2021) 103,5 bedroeg (d.w.z. 3,5 %), overschreed de schommeling de gespecificeerde drempel (± 3,0 %). Als gevolg hiervan moeten de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU voor alle standplaatsen worden geactualiseerd volgens de jaarlijkse actualiseringsprocedure.

Eurostat heeft ook berekend dat de voorspelde globale specifieke indicator (hierna “GSI” genoemd) voor de referentieperiode juli 2021 tot juli 2022 – 2,3 % bedroeg. Wanneer de prognose een negatief percentage voorspelt, moet krachtens artikel 5 van bijlage XI bij het Statuut bij de berekening van de tussentijdse actualisering rekening worden gehouden met de helft daarvan (– 1,1 %).

Overeenkomstig artikel lid 7 van bijlage XI bij het Statuut is de waarde van de actualisering gelijk aan het product van de gezamenlijke index en de helft van de specifieke indicator, als die negatief is. De berekende algemene tussentijdse actualisering van de bezoldigingen en pensioenen in België en Luxemburg bedroeg derhalve 2,4 %.

De correctiecoëfficiënten zijn gelijk aan de verhouding tussen de betrokken economische pariteit en de betrokken wisselkoers die, als de drempelwaarde is bereikt voor Brussel en Luxemburg, wordt vermenigvuldigd met de waarde van de tussentijdse actualisering.

Aangezien de in Slovenië en Estland gemeten impliciete indexen boven de drempelwaarde van 6 % lagen, vond de tussentijdse actualisering plaats met terugwerkende kracht tot 16 november 2021, overeenkomstig artikel 8 van bijlage XI.

Aangezien een algemene tussentijdse actualisering van de nominale bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren van Europese ambtenaren in België en Luxemburg plaatsvond, werden alle correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op alle intra-EU-standplaatsen, pensioenen en overdrachten geactualiseerd, samen met de referentiebedragen die zijn vastgesteld in artikel 65, lid 1, van het Statuut.

Derhalve maakte de Commissie op 15 juni 2022 in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie de geactualiseerde bedragen bekend waarnaar wordt verwezen in artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut, alsook de correctiecoëfficiënten die binnen de EU vanaf 1 januari 2022 van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU 6 , zoals aangegeven in bijlage IV bij dit verslag.

4.2.Jaarlijkse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut)

Overeenkomstig artikel 1 van bijlage XI bij het Statuut heeft Eurostat een verslag opgesteld over de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in België en Luxemburg, de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren en de economische pariteiten waaruit de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voortvloeien 7 .

De gemiddelde ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren voor de referentieperiode, gemeten met de specifieke indicator, is gelijk aan – 3,9 %.

De wijziging van de kosten van levensonderhoud in België en Luxemburg voor de referentieperiode, gemeten met het gemeenschappelijke indexcijfer dat door Eurostat werd berekend, bedraagt 8,6 %.

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van bijlage XI bij het Statuut is de waarde van de actualisering gelijk aan het product van de specifieke indicator en het door Eurostat berekende gemeenschappelijke indexcijfer. De berekende actualisering van de bezoldigingen en pensioenen in België en Luxemburg bedraagt derhalve 4,4 %. Op grond van artikel 3, lid 5, van bijlage XI bij het Statuut is in België en Luxemburg geen aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) van toepassing.

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van bijlage XI bij het Statuut moet bij de jaarlijkse actualisering van het salaris rekening worden gehouden met de tussentijdse actualisering (2,4 %), d.w.z. dat een resterende 2 % moet worden uitgevoerd in de jaarlijkse actualisering.

Volgens de prognoses van ECFIN in 2020, die later door metingen van Eurostat zijn bevestigd, dat het bbp van de EU in 2020 met 5,9 % is afgenomen ten opzichte van 2019, werd de uitzonderingsclausule in werking gezet en werd de voor 2020 gemeten GSI (2,5 %) opgeschort. In 2022 concludeerde ECFIN dat het bbp van de EU zijn niveau van vóór de crisis had bereikt tijdens de referentieperiode van de jaarlijkse actualisering 2022 8 . Op basis hiervan zal de specifieke indicator die sinds 2020 is opgeschort (2,5 %) deel uitmaken van de jaarlijkse actualisering 2022.

In het licht van het bovenstaande weerspiegelt de jaarlijkse actualisering 2022 van de referentiebedragen zowel de resterende jaarlijkse actualisering (2 %) als het resterende deel van de specifieke indicator (2,5 %) dat sinds 2020 was opgeschort als gevolg van de toepassing van de uitzonderingsclausule 9 .

De GSI (– 3,9 %) overschrijdt de in artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut vastgestelde drempel (bovengrens + 2 %, ondergrens – 2 %). Tegelijkertijd zal de algemene ontwikkeling van de koopkracht van personeelsleden, in combinatie met het resterende deel van de op grond van de uitzonderingsclausule opgeschorte specifieke indicator van 2020 (2,5 %), binnen de in artikel 10 van bijlage XI vastgestelde limieten blijven (– 1,5 %). De matigingsclausule wordt derhalve niet in werking gezet.

Aangezien de GSI negatief is en de geraamde ontwikkeling van het bbp in reële termen positief is (2,7 %) 10 , is de uitzonderingsclausule volgens artikel 11 van bijlage XI bij het Statuut niet van toepassing.

Derhalve zal de Commissie tegen het einde van 2022 in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut bedoelde geactualiseerde bedragen bekendmaken die vanaf 1 juli 2022 van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals aangegeven in bijlage I bij dit verslag.

4.3.Jaarlijkse actualisering van de correctiecoëfficiënten die zijn toegepast op de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 64, tweede alinea)

Overeenkomstig artikel 1 van bijlage XI bij het Statuut heeft Eurostat een verslag opgesteld over de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in België en Luxemburg, de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren en de economische pariteiten waaruit de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voortvloeien 11 .

Buiten België en Luxemburg wordt de actualisering van de bezoldigingen en pensioenen verkregen door vermenigvuldiging van de aanpassing in België en Luxemburg met de ontwikkeling van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) en de wisselkoers.

De aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voor de bezoldigingen, de pensioenen en de overmakingen van een deel van de bezoldiging zijn als volgt berekend door Eurostat.

4.1.1.Aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voor personeelsleden buiten België en Luxemburg

In overleg met de nationale diensten voor de statistiek heeft Eurostat de economische pariteiten berekend die zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen Brussel en de andere standplaatsen per 1 juli 2022.

De aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden die in de lidstaten buiten België en Luxemburg werkzaam zijn, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli 2022 aan elkaar te relateren.

Wanneer de impliciete index met meer dan 6 % verandert, moet de actualisering volgens artikel 8 van bijlage XI bij het Statuut van kracht worden op 16 mei. Dit is het geval in Sofia, Kopenhagen, Tallinn, Madrid, Zagreb, Varese, Nicosia, Boedapest, Warschau, Boekarest, Bratislava en Stockholm. Wanneer de impliciete index met meer dan 10 % verandert, moet de actualisering volgens hetzelfde artikel van kracht worden op 1 mei 2022. Dit is het geval in Praag, Athene, Riga, Vilnius en Lissabon.

Bijgevolg zal de Commissie eind 2022 in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie de correctiecoëfficiënten bekendmaken die vanaf 1 mei, 16 mei en 1 juli 2022 van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals aangegeven in bijlage I bij dit verslag.

4.1.2.Aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voor de pensioenen buiten België en Luxemburg en aanpassingscoëfficiënten (correctiecoëfficiënten”) voor de overmakingen

In overleg met de nationale diensten voor de statistiek heeft Eurostat de economische pariteiten berekend die zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen België en de andere landen van verblijf per 1 juli 2022.

De aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die zijn berekend voor de pensioenen van de personen die buiten België en Luxemburg verblijven, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli 2022 aan elkaar te relateren. Overeenkomstig artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut zijn de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voor de pensioenen uitsluitend van toepassing op het deel van het pensioen dat overeenkomt met de vóór 1 mei 2004 verworven rechten.

Overeenkomstig artikel 17 van bijlage VII bij het Statuut zijn deze aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) rechtstreeks van toepassing op de overmakingen door de ambtenaren en de andere personeelsleden.

Wanneer de impliciete index met meer dan 6 % verandert, moet de actualisering volgens artikel 8 van bijlage XI bij het Statuut van kracht worden op 16 mei. Dit is het geval in Bulgarije, Denemarken, Estland, Ierland, Griekenland, Hongarije, Kroatië, Polen, Portugal, Roemenië en Zweden. Wanneer de impliciete index met meer dan 10 % verandert, moet de actualisering volgens hetzelfde artikel van kracht worden op 1 mei. Dit is het geval in Tsjechië, Letland, Litouwen en Slowakije.

Bijgevolg zal de Commissie tegen het einde van 2022 in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie de correctiecoëfficiënten bekendmaken die vanaf 1 mei, 16 mei en 1 juli 2022 van toepassing zijn op de pensioenen betaald buiten België en Luxemburg en de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) voor overmaking van bezoldigingen door de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals aangegeven in bijlage I bij dit verslag.

4.4.Jaarlijkse actualisering 2022 van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn (artikel 13, lid 1, van bijlage X bij het Statuut)

De statistieken waarover de Commissie beschikt, omvatte een lijst van 141 standplaatsen. Economische pariteiten werden echter niet gepresenteerd waar gegevens niet beschikbaar of onbetrouwbaar waren vanwege lokale instabiliteit of andere redenen.

De correctiecoëfficiënten voor alle standplaatsen buiten de EU werden berekend op 1 juli 2022. De jaarlijkse actualisering omvat de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die zijn afgeleid van de door Eurostat voor 1 juli 2022 meegedeelde pariteiten.

Bijgevolg zal de Commissie tegen het einde van 2022 in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) bekendmaken die vanaf 1 juli 2022 van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de Europese Unie, zoals aangegeven in bijlage II bij dit verslag.

4.5.Tussentijdse actualiseringen 2022 van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn (artikel 13, lid 2, van bijlage X bij het Statuut)

4.1.3.Voor de periode augustus 2021 – januari 2022

Uit de statistieken waarover de Commissie beschikt 12 , bleek dat voor een aantal derde landen de aan de hand van de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) en de desbetreffende wisselkoers gemeten wijziging van de kosten van levensonderhoud meer dan 5 % bedroeg sinds de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de in de valuta van het land van de standplaats uitbetaalde bezoldiging van de ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn, de laatste keer werden vastgesteld, d.w.z. sinds 1 juli 2021.

Overeenkomstig de tweede alinea van artikel 13 van bijlage X bij het Statuut moest in een dergelijk geval een tussentijdse actualisering van de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) plaatsvinden volgens de procedure van bijlage XI bij het Statuut.

Zoals beschreven in hoofdstuk 4.1 hiervoor vond een tussentijdse actualisering plaats met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022. Als gevolg van de actualisering van de in artikel 65 van het Statuut bedoelde bedragen, zijn alle aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de in de valuta van het land van de standplaats uitbetaalde bezoldiging van de ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn, geactualiseerd, ongeacht de drempel van 5 % die is vastgesteld in artikel 13 van bijlage X bij het Statuut.

De tussentijdse actualisering definieert de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die zijn afgeleid van de door Eurostat meegedeelde pariteiten voor respectievelijk 1 augustus, 1 september, 1 oktober, 1 november, 1 december 2021 en 1 januari 2022.

Derhalve heeft de Commissie op 15 juni 2022 in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie zes maandelijkse tabellen gepubliceerd waarin de betrokken landen, de respectieve aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) en de toepasselijke datums voor elk ervan zijn opgenomen 13 , zoals aangegeven in bijlage V bij dit verslag.

4.1.4.Voor de periode februari 2022 – juni 2022

Uit de statistieken waarover de Commissie beschikt 14 , blijkt dat voor een aantal derde landen de aan de hand van de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) en de desbetreffende wisselkoers gemeten wijziging van de kosten van levensonderhoud meer dan 5 % bedraagt sinds de laatste vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de in de valuta van het land van de standplaats uitbetaalde bezoldiging van de ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de Europese Unie die in derde landen werkzaam zijn.

Overeenkomstig de tweede alinea van artikel 13 van bijlage X bij het Statuut moest in een dergelijk geval een tussentijdse actualisering van de aanpassingscoëfficiënt (“correctiecoëfficiënt”) plaatsvinden volgens de procedure van bijlage XI bij het Statuut.

De tussentijdse actualisering geeft de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) weer die zijn afgeleid van de door Eurostat meegedeelde pariteiten voor respectievelijk 1 februari, 1 maart, 1 april, 1 mei en 1 juni 2022.

Bijgevolg zal de Commissie tegen eind 2022 in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie vijf maandelijkse tabellen bekendmaken waarin de betrokken landen, de respectieve aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) en de toepasselijke datums voor elk ervan zijn opgenomen, zoals aangegeven in bijlage III bij dit verslag.

5.Budgettaire gevolgen van de actualiseringen 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU en de correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Hieronder volgt een gedetailleerde raming van de budgettaire gevolgen van de actualiseringen voor de bezoldigingen en pensioenen van het EU-personeel in 2022.

5.1.Tussentijdse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 65, lid 2, van het Statuut)

De actualisering van de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut bedoelde bedragen heeft financiële gevolgen voor alle begrotingsonderdelen met betrekking tot personeelsuitgaven in alle instellingen en agentschappen waarop het Statuut van toepassing is.

                               in miljoen EUR

Rubriek VIIOverige rubrieken (I tot en met VI)
20222023Volgende jaren20222023Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven+ 177,4
+ 177,4
+ 177,4
+ 51,6
+ 51,6
+ 51,6
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten+ 31,3
+ 31,3
+ 31,3
+ 8,7
+ 8,7
+ 8,7

5.2.Tussentijdse actualisering 2022 van de correctiecoëfficiënten die binnen de EU van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 64, tweede alinea, en artikel 20, lid 1, van bijlage XIII)

De actualisering met ingang van 1 januari 2022 van de correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van EU-personeel in de lidstaten, buiten Brussel en Luxemburg, heeft financiële gevolgen voor verschillende begrotingsonderdelen met betrekking tot personeelsuitgaven.

                               in miljoen EUR

Rubriek VIIOverige rubrieken (I tot en met VI)
20222023Volgende jaren20222023Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven+ 4,8
+ 4,8
+ 4,8
+ 8,0
+ 8,0
+ 8,0

5.3.Jaarlijkse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut)

De jaarlijkse actualisering van de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, van het Statuut bedoelde bedragen heeft financiële gevolgen voor alle begrotingsonderdelen met betrekking tot personeelsuitgaven in alle instellingen en agentschappen waarop het Statuut van toepassing is.                            

                               in miljoen EUR

Rubriek VIIOverige rubrieken (I tot en met VI)
20222023Volgende jaren20222023Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven+ 75,7
+ 151,5
+ 151,5
+ 22,3
+ 44,5
+ 44,5
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten+ 12,2
+ 24,3
+ 24,3
+ 3,4
+ 6,8
+ 6,8

5.4.Jaarlijkse actualisering 2022 van de correctiecoëfficiënten die binnen de EU van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU (artikel 64, tweede alinea, en artikel 20, lid 1, van bijlage XIII)

De jaarlijkse actualisering met ingang van 1 juli 2022 van de correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van EU-personeel in de lidstaten, buiten Brussel en Luxemburg, heeft financiële gevolgen voor verschillende begrotingsonderdelen met betrekking tot personeelsuitgaven.

                               in miljoen EUR

Rubriek VIIOverige rubrieken (I tot en met VI)
20222023Volgende jaren20222023Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven– 1,8
– 3,7
– 3,7
+ 3,7
+ 7,4
+ 7,4


5.5.Resterende deel van de specifieke indicator (2,5 %) dat is opgeschort als gevolg van de uitzonderingsclausule die in de jaarlijkse actualisering 2020 is uitgevoerd krachtens artikel 11 van bijlage XI bij het Statuut

Het met ingang van 1 juli 2022 toepassen van het resterende deel van de opgeschorte specifieke indicator (2,5 %) op de bezoldigingen en pensioenen van personeelsleden van de EU heeft financiële gevolgen voor alle begrotingsonderdelen die verband houden met personeelsuitgaven in alle instellingen en agentschappen waarop het Statuut van toepassing is.

                                   in miljoen EUR

Rubriek VIIOverige rubrieken (I tot en met VI)
20222023Volgende jaren20222023Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven+ 94,7
+ 189,4
+ 189,4
+ 27,8
+ 55,6
+ 55,6
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten+ 15,2
+ 30,4
+ 30,4
+ 4,2
+ 8,5
+ 8,5

5.6.Besparingen dankzij de toepassing van de uitzonderingsclausule in 2020 en de automatische opschorting van de globale specifieke indicator (2,5 %).

Met de toepassing van de uitzonderingsclausule in 2020 werd de uitvoering van de GSI 2020 uitgesteld. Dit heeft financiële gevolgen voor alle begrotingsonderdelen die betrekking hebben op personeelsuitgaven in alle instellingen en agentschappen waarop het Statuut van toepassing is.

                                   in miljoen EUR

Rubriek VIIOverige rubrieken (I tot en met VI)
202020212022Volgende jaren202020212022Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven– 110,0
– 220,0
– 234,6
– 1,0
– 23,5
– 47,5
– 50,2
– 0,2
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten– 19,1
– 38,6
– 40,8
– 0,2
– 4,0
– 8,0
– 8,5
– 0,0

5.7.Jaarlijkse actualisering 2022 van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn (artikel 13, lid 1, van bijlage X bij het Statuut)

De jaarlijkse actualisering met ingang van 1 juli 2022 van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënt”) die van toepassing zijn op de bezoldiging van het EU-personeel in derde landen, heeft financiële gevolgen voor verschillende begrotingsonderdelen met betrekking tot personeelsuitgaven in rubriek VII.

in miljoen EUR

Rubriek VII
20212022Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven+ 0,92
+ 1,84
+ 1,84

5.8.Tussentijdse actualiseringen 2022 van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn (artikel 13, lid 2, van bijlage X bij het Statuut)

5.1.1.Voor de periode augustus 2021 – januari 2022

De jaarlijkse actualisering met ingang van 1 augustus 2021, 1 september 2021, 1 oktober 2021, 1 november 2021, 1 december 2021 en 1 januari 2022 van bepaalde aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldiging van het EU-personeel in derde landen, heeft financiële gevolgen voor verschillende begrotingsonderdelen met betrekking tot personeelsuitgaven in rubriek VII.

in miljoen EUR

Rubriek VII
20212022Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven– 0,04
– 0,07
– 0,07

5.1.2.Voor de periode februari 2022 – juni 2022

De tussentijdse actualisering met ingang van 1 februari 2022, 1 maart 2022, 1 april 2022, 1 mei 2022 en 1 juni 2022 van bepaalde aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldiging van het EU-personeel in derde landen, heeft financiële gevolgen voor verschillende begrotingsonderdelen met betrekking tot personeelsuitgaven in rubriek VII.

in miljoen EUR

Rubriek VII
20212022Volgende jaren
Geraamde gevolgen voor de uitgaven– 0,01
– 0,01
– 0,01


6.Gevolgen en duurzaamheid van de “methode” in een omgeving met hoge inflatie

6.1.Achtergrond

Op 6 september 2022 stelde de Raad zijn standpunt vast over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2023. In zijn verklaring merkte de Raad op dat de huidige inflatoire omgeving de EU-begroting onder aanzienlijke druk zet, waardoor speciale instrumenten moeten worden geactiveerd die elders zouden kunnen worden gebruikt. Bovendien gaf de Raad zijn bezorgdheid te kennen over de nadelige gevolgen die automatische loonindexering kunnen hebben op de economische en sociale situatie in de EU. In dit opzicht verzocht de Raad de Commissie krachtens artikel 241 VWEU en tegen eind september 2022 de gevolgen en duurzaamheid te evalueren van de automatische actualisering van de salarissen van personeelsleden van de EU in een omgeving met hoge inflatie en hem passende voorstellen te doen om de druk voor administratieve uitgaven te verminderen.

Op 29 september 2022 verstrekte de Commissie haar antwoord op het verzoek van de Raad. In haar antwoord legde de Commissie uit dat zij niet over de nodige definitieve statistische gegevens beschikte om een dergelijke evaluatie tegen eind september 2022 uit te voeren. Bovendien herinnerde de Commissie eraan dat de gevolgen en de duurzaamheid van de automatische actualisering van de salarissen van personeelsleden van de EU, sinds de invoering ervan in het Statuut in 2014 door het Europees Parlement en de Raad, uitgebreid aan bod zijn gekomen in het verslag van de Commissie van april 2022 over de toepassing van bijlage XI bij het Statuut en artikel 66 bis daarvan 15 , evenwel niet in een context van hoge inflatie, die pas ontstond na de periode die voor het verslag van april 2022 is geanalyseerd. Tot slot stelde de Commissie vast dat het huidige verslag over de budgettaire gevolgen van de jaarlijkse actualisering van de salarissen, dat volgens artikel 65 van het Statuut tegen eind 2022 moet worden overgelegd, een beoordeling zou bevatten van de gevolgen en de duurzaamheid van de automatische actualisering van salarissen 2022 in een omgeving met hoge inflatie.

6.2.Werking van de “methode” in een omgeving met hoge inflatie

Naar aanleiding van de beoordeling van de gevolgen en de duurzaamheid van de methode van automatische actualisering van salarissen sinds de invoering ervan in 2014, zoals beschreven in het verslag van de Commissie over bijlage XI 16 , kunnen de volgende belangrijke conclusies worden getrokken na voltooiing van de actualiseringscyclus 2022:

-Het GSI weerspiegelt de beleidsmaatregelen van de lidstaten in termen van evolutie van bezoldigingen en zorgt er zo voor dat de personeelsleden van de EU dezelfde koopkrachtontwikkeling volgen als de ambtenaren bij centrale overheidsdiensten van de lidstaten 17 . Dit blijft ook gelden voor de actualisering 2022, waarbij de EU-lidstaten er over het algemeen voor kozen de inflatie voor hun ambtenaren niet te volgen. Dit besluit is volledig weerspiegeld door de methode met dezelfde gevolgen voor EU-ambtenaren (d.w.z. – 3,9 %) 18 .

-De gezamenlijke index die de inflatie voor personeelsleden van de EU in Brussel en Luxemburg meet, heeft zijn relevantie bewezen in een context met hoge inflatie. Aangezien de index bedoeld was om de specifieke consumptiepatronen van personeelsleden van de EU te weerspiegelen en niet zozeer die van de bevolking in het algemeen, gaf hij resultaten die aanzienlijk lager waren dan de in België en Luxemburg gemeten nationale inflatie. Concreet ligt de gezamenlijke index (8,6 %) dit jaar ongeveer 20 % lager dan de nationale inflatie die in België en Luxemburg tussen juli 2021 en juli 2022 is gemeten (respectievelijk 10,5 % en 10,3 %). Dit had aanzienlijke gevolgen voor het cijfer van de jaarlijkse actualisering 2022 (4,4 %).

-Veel EU-lidstaten voerden eenmalige sociale maatregelen in om de koopkracht van hun nationale ambtenaren te beschermen. De meeste van die eenmalige sociale maatregelen, die niet in de methode werden opgenomen, hadden gevolgen voor de ambtenaren bij de centrale overheidsdiensten van de lidstaten, maar waren niet van toepassing op EU-ambtenaren.

-Wat betreft de uitvoering van het beginsel van gelijke koopkracht voor personeelsleden van de EU ongeacht hun standplaats, is de huidige methode efficiënt gebleken. Met name de in artikel 8 van bijlage XI bij het Statuut vastgestelde mechanismen, die zijn ingevoerd om het hoofd te bieden aan situaties met hoge inflatie, met name in EU-lidstaten, werden in werking gezet, teneinde gelijke tred te houden met de inflatoire context in een aantal lidstaten, zoals uiteengezet in hoofdstuk 4.

Algemeen geldt dat de methode, in de omgeving met hoge inflatie die tijdens de referentieperiode is vastgesteld, heeft geleid tot een jaarlijkse actualisering van 4,4 %, wat overeenstemt met minder dan de helft van de op nationaal niveau gemeten inflatie in dezelfde periode. Dit bevestigt dat de bezoldiging van de personeelsleden van de EU geen indexering bij inflatie is. Tegelijkertijd toont dit cijfer de uitdagingen voor de algemene aantrekkelijkheid voor de overheidsdiensten van de EU, aangezien het de tendens van koopkrachtverlies door personeelsleden van de EU nog verder versterkt.

6.3.Budgettaire gevolgen en duurzaamheid van de automatische actualisering 2022 in een omgeving met hoge inflatie

De jaarlijkse actualisering 2022 van bezoldigingen en pensioenen (4,4 %) is de hoogste die is gemeten sinds de inwerkingtreding van de amendementen bij het Statuut tot invoering van de huidige methode voor actualiseringen van salarissen en pensioenen in 2014. Dit is toe te schrijven aan zowel de context met hoge inflatie als de ontwikkeling van de reële salarissen van ambtenaren in de centrale overheidsdiensten van de lidstaten.

Factoren zoals de uitbraak van de coronacrisis en de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne hebben bijgedragen tot de omgeving met hoge inflatie die werd vastgesteld tijdens de toepasselijke referentieperiode voor de jaarlijkse actualisering 2022.

Zoals echter beschreven in hoofdstuk 6.2, leidt de methode tot een jaarlijkse actualisering van 4,4 %, wat overeenstemt met minder dan de helft van de op nationaal niveau gemeten inflatie in dezelfde periode. Dit matigingseffect van de methode in een periode met hoge inflatie toont de relevantie in een periode van hoge inflatie van de keuze die de medewetgevers in 2014 hebben gemaakt om alleen de koopkracht van de ambtenaren in de lidstaten te weerspiegelen. Als de lidstaten namelijk in hun overheidsfinanciering een bepaald koopkrachtniveau voor hun nationale ambtenaren hebben vastgesteld en als duurzaam hebben beschouwd (waardoor de koopkracht van hun ambtenaren toeneemt of afneemt volgens de inflatie in hun lidstaat), zal de toepassing van dezelfde evolutie op de EU-ambtenaren waarschijnlijk even adequaat zijn vanuit begrotingsoogpunt.

Aangezien de Commissie in haar verslag over bijlage XI 19 concludeerde dat de methode adequaat was (met mogelijke verbeteringen betreffende correctiecoëfficiënten), kunnen de duurzaamheid en de budgettaire gevolgen van de jaarlijkse actualisering 2022 in een context van hoge inflatie niet los worden beschouwd van de andere kenmerken van de methode, zoals de gezamenlijke index, die de inflatie voor personeelsleden van de EU in Brussel en Luxemburg meet, of de uitzonderingsclausule.

Zoals in hoofdstuk 6.2 is beschreven, gaf de gezamenlijke index, die de inflatie voor personeelsleden van de EU in Brussel en Luxemburg meet, resultaten die aanzienlijk lager zijn dan de nationale inflatie die in België en Luxemburg is gemeten, wat bijdroeg tot een beperking van de budgettaire gevolgen van de automatische jaarlijkse actualisering.

Bovendien was de geraamde evolutie van het reële bbp in 2020, als gevolg van de COVID-19-pandemie, negatief (– 7,4 %) 20 . In het licht hiervan was de uitzonderingsclausule als bepaald in artikel 11, lid 1, van bijlage XI bij het Statuut van toepassing. Aangezien het bbp van de EU met meer dan 3 % was gedaald, werd de specifieke indicator (2,5 %) toen niet gebruikt om de waarde van de actualisering van de bezoldigingen en pensioenen te berekenen. Aangezien het bbp van de EU weer zijn niveau van 2019 heeft bereikt 21 , maakt de specifieke indicator die in 2020 niet was gebruikt (2,5 %) deel uit van de actualisering 2022, overeenkomstig artikel 10 en artikel 11, lid 4, van bijlage XI bij het Statuut.

De toepassing van de uitzonderingsclausule in de periode 2020-2022 beperkte de jaarlijkse actualiseringen tijdens deze periode en beperkte zodoende aanzienlijk de uitgaven voor de EU-begroting, d.w.z. ongeveer 750 miljoen EUR tot het einde van het huidige MFK (zie hoofdstuk 5.5).

Er zij op gewezen dat de bovengenoemde gecumuleerde besparingen van 750 miljoen EUR groter zijn dan de budgettaire gevolgen van de jaarlijkse actualisering 2022, met inbegrip van het resterende deel van de GSI dat in 2020 is opgeschort door de inwerkingstelling van de uitzonderingsclausule (hoofdstuk 5). Samen met de statistische gegevens met betrekking tot en de resultaten van de oefening voor jaarlijkse actualisering 2022, zal dit de Commissie in staat stellen te concluderen dat de methode geschikt is voor een context met hoge inflatie. De overweging van de oefening voor de jaarlijkse actualisering 2022 vormt een aanvulling op en ondersteuning van de conclusies van het verslag van de Commissie over bijlage XI.

De Commissie blijft de werking van de methode en de evolutie van de onderliggende economische omstandigheden in de EU-lidstaten tijdens de volgende uitvoeringscycli van de methode nauwgezet volgen.


Bijlagen:

(1)Ontwerp-bekendmaking in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie – Actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU en de correctiecoëfficiënt die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

(2)Ontwerp-bekendmaking in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie – Actualisering 2022 van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn

(3)Ontwerp-bekendmaking in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie – Tussentijdse actualisering van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn

(4)Bekendmaking in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie – Tussentijdse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie en de correctiecoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen 22

(5)Bekendmaking in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie – Tussentijdse actualisering 2022 van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de EU die in derde landen werkzaam zijn 23

(1) Eurostat berekent elk jaar de afname/toename van koopkracht door de nationale ambtenaren en de EU-ambtenaren. De database begint in 2004, toen het Statuut aanzienlijk werd gewijzigd. De onderliggende beginselen van de statistische berekening van de jaarlijkse aanpassingen/actualiseringen voor de periode 2004-2013 en 2014-2022 zijn wezenlijk dezelfde, hoewel dient te worden opgemerkt dat de onderliggende steekproef van EU-lidstaten die is gebruikt om de globale specifieke indicator op te stellen, is toegenomen van acht (voor de periode vanaf 2004) tot elf (voor de periode 2014-2020) en vervolgens terug naar tien (na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk). Vóór 2004 werden gegevens voor de hele EU15 gebruikt.
(2) De impliciete index stemt overeen met het product van de gezamenlijke index voor Brussel en Luxemburg, vermenigvuldigd met de pariteitswijziging in de desbetreffende standplaats.
(3) In het bijzonder wordt verwezen naar de volgende verslagen van Eurostat:
(4) Verslag van Eurostat van 31 mei 2022 over de tussentijdse actualisering van de bezoldigingen en pensioenen van EU-ambtenaren in overeenstemming met de artikelen 64 en 65 van en bijlage XI bij het Statuut van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie.
(5) Zie vorige voetnoot.
(6) PB C 231 van 15.6.2022, blz. 4.
(7) Verslag van Eurostat van 28 oktober 2022 over de jaarlijkse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de EU-ambtenaren in overeenstemming met de artikelen 64 en 65 van en bijlage XI bij het Statuut van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie tot aanpassing met ingang van 1 juli 2022 van de bezoldiging van actieve medewerkers en de pensioenen van gepensioneerde werknemers, en tot actualisering met ingang van 1 juli 2022 van de correctiecoëfficiënten van toepassing op de bezoldiging van actieve medewerkers die in intra-EU- en extra-EU-standplaatsen werkzaam zijn, op de pensioenen van gepensioneerde medewerkers volgens hun land van verblijf en voor pensioenoverdrachten.
(8) Zie de economische winterprognose 2022 van de Commissie die op 10 februari 2022 is bekendgemaakt.
(9)

     Alleen de cijfers van de tussentijdse actualisering (2,4 %) en het resterende halfjaarlijkse deel van de jaarlijkse actualisering 2022 (2,0 %) samen met het resterende deel van de specifieke indicator 2020 (2,5 %, d.w.z. 4,5 %) brengen automatische actualiseringen van de bedragen en aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) in het Statuut met zich mee. Er zij evenwel op gewezen dat in het verslag van Eurostat (zie referentie in voetnoot 7) wordt aangegeven dat het totale cijfer van de twaalfmaandelijkse actualisering voor 2022 7 % bedraagt, wat het mathematische resultaat is van de vermenigvuldigingsindex (d.w.z. 102,4 x 104,5 = 107).

(10) Volgens de Europese economische prognoses die door DG ECFIN op 11 november 2022 zijn bekendgemaakt, wordt de groei van het bbp in de EU als geheel voor 2022 in reële termen geraamd op 3,3 % en voor 2023 op 0,3 %.
(11) Verslag van Eurostat van 28 oktober 2022 over de actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de EU-ambtenaren (zie voetnoot 2 hierboven).
(12) Verslag van Eurostat van 10 mei 2022 over de tussentijdse aanpassing van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van in delegaties buiten de EU werkzame ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 64 van en bijlagen X en XI bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.
(13) PB C 231 van 15 juni 2022, blz. 10.
(14) Verslag van Eurostat van 3 november 2022 over de tussentijdse aanpassing van de aanpassingscoëfficiënten (“correctiecoëfficiënten”) die van toepassing zijn op de bezoldigingen van in delegaties buiten de EU werkzame ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 64 van en bijlagen X en XI bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.
(15) COM(2022) 180 final.
(16) Zie vorige voetnoot.
(17) In wezen is het mechanisme voor de actualisering van de bezoldigingen gebaseerd op het beginsel van een parallelle ontwikkeling van de koopkracht met nationale ambtenaren. Het beginsel van parallelle ontwikkeling van de koopkracht houdt in dat de koopkracht van de EU-personeelsleden zowel in opwaartse als in neerwaartse richting de ontwikkeling van de gemiddelde koopkracht van bij de centrale overheidsdiensten werkende nationale ambtenaren volgt.
(18) Zo hebben twee lidstaten die een derde van de steekproef uitmaken, een aanzienlijke koopkrachtstijging toegekend aan hun ambtenaren. Toch leidt het gemiddelde dat door de GSI wordt weergegeven, tot een sterke koopkrachtdaling (namelijk – 3,9 %) voor personeelsleden van de EU. Er zij ook opgemerkt dat als alle 27 EU-lidstaten deel van de steekproef zouden uitmaken, de overeenstemmende waarde lager zou zijn (– 4,6 %).
(19) COM(2022) 180 final.
(20) In 2021 bedroeg het door Eurostat gemeten definitieve cijfer voor de reële daling van het bbp van de EU in 2020 – 5,9 %.
(21) De economische herfstprognose 2022 die DG ECFIN heeft bekendgemaakt, voorspelde een groei van de economie van de EU met 3,3 % in 2022 en met 0,3 % in 2023, ondanks de huidige internationale geopolitieke situatie, wat het einde van de economische neergang in verband met COVID-19 inluidt.
(22) PB C 231 van 15.6.2022, blz. 4.
(23) PB C 231 van 15.6.2022, blz. 5.