Bijlagen bij COM(2021)295 - Resultaten van het proefproject Informatiesysteem interne markt (IMI) op het gebied van elektronische handel

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij die verordening vermeld staan.

De richtlijn inzake elektronische handel is het wettelijk kader voor de verlening van diensten van de informatiemaatschappij op de interne markt. Het doel van de richtlijn is obstakels voor de grensoverschrijdende verlening van die diensten in de EU weg te nemen en bedrijven en burgers rechtszekerheid te bieden. De richtlijn legt geharmoniseerde regels vast over kwesties als: i) transparantie- en informatievereisten voor verleners van diensten van de informatiemaatschappij; ii) commerciële mededelingen; iii) elektronische contracten; en iv) beperkingen van aansprakelijkheid voor verleners van intermediaire diensten. Ze verbetert ook de administratieve samenwerking tussen de lidstaten en vergemakkelijkt de zelfregulering.

Wat administratieve samenwerking betreft wordt in artikel 3 van de richtlijn inzake elektronische handel meer uitleg gegeven over een samenwerkingsmechanisme tussen nationale bevoegde autoriteiten wanneer er wordt nagedacht over beperkingen op de vrijheid om diensten van de informatiemaatschappij te verlenen over de grenzen heen. Dit samenwerkingsmechanisme bestaat naast andere tools die van toepassing zijn op nationale vereisten en maatregelen betreffende diensten van de informatiemaatschappij (waarbij vaak verschillende actoren in de lidstaten betrokken zijn), zoals het TRIS (het informatiesysteem betreffende technische voorschriften) of het SCB (samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming), die allebei werden aangenomen en/of ontwikkeld na de goedkeuring van de richtlijn inzake elektronische handel.

Artikel 3, leden 4 tot en met 6 van de richtlijn inzake elektronische handel vallen onder het proefproject. Deze bepalingen regelen de procedure waarmee een lidstaat beperkende maatregelen kan nemen tegen een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij die niet op haar grondgebied gevestigd is. De goedkeuring van dergelijke beperkende maatregelen is onderworpen aan materiële en procedurele vereisten. De materiële vereisten zijn vastgelegd in artikel 3, lid 4, punt a), van de richtlijn inzake elektronische handel. Wat de in artikel 3, lid 4, punt b), van de richtlijn inzake elektronische handel vastgelegde procedurele voorwaarden betreft, moet de lidstaat, alvorens de betrokken maatregelen te nemen en onverminderd eventuele rechtszaken, met inbegrip van het vooronderzoek en in het kader van een strafrechtelijk onderzoek verrichte handelingen, de lidstaat van vestiging vragen om maatregelen te nemen tegen een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij. Als de genomen maatregelen niet afdoende zijn of als de lidstaat van vestiging geen maatregelen neemt, moet de lidstaat die van plan is beperkende maatregelen te nemen zowel de Commissie als de lidstaat van vestiging in kennis stellen van haar voornemen om dergelijke maatregelen te nemen. In artikel 3, lid 5, staan de voorwaarden voor de spoedprocedure. De verzoeken om maatregelen en kennisgevingen voorzien in artikel 3 van de richtlijn inzake elektronische handel worden momenteel ten uitvoer gelegd in IMI: het systeem ondersteunt de administratieve samenwerking door middel van technische middelen van een verzoek- en een kennisgevingsmodule. De kennisgevingsmodule bestrijkt ook de kennisgeving van maatregelen die onder de spoedprocedure vallen.

De opstart van een proefproject op het gebied van de richtlijn inzake elektronische handel was reeds overeengekomen voordat de IMI-verordening was aangenomen. Daarom werd het proefproject niet opgestart via de goedkeuring van een uitvoeringshandeling, zoals dat normaal gezien vereist is door artikel 4, lid 1, van de IMI-verordening. In plaats daarvan wordt, bij wijze van uitzondering, direct naar het proefproject verwezen in artikel 29, lid 1, van de verordening, dat bepaalt dat de Commissie een proefproject kan opstarten om te evalueren of het IMI-systeem een efficiënte, kosteneffectieve en gebruiksvriendelijke tool is om artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de richtlijn inzake elektronische handel ten uitvoer te leggen.

Het verslag is gebaseerd op: i) statistische informatie gehaald uit IMI; ii) feedback van de leden van de deskundigengroep die verantwoordelijk is voor het gebied van elektronische handel; en iii) de antwoorden op twee vragenlijsten over het gebruik van het systeem, die in 2017 en 2019 door de Commissie naar de lidstaten zijn gestuurd.

4.Voorbereiding en opstart van het proefproject

Het proefproject over het gebruik van IMI voor administratieve samenwerking inzake elektronische handel werd eind november 2013 opgestart.

De gestructureerde IMI-formulieren voor de inhoud van uitwisselingen in het systeem (d.w.z. de velden voor informatie die moet worden ingevoerd door de verzenders en ontvangers van verzoeken en kennisgevingen) werden voorbereid door de Commissie. Er werden twee formulieren voor de informatie-uitwisseling ontworpen: een verzoekformulier voor maatregelen die door de lidstaat van vestiging moeten worden genomen en een ander formulier voor de kennisgeving van maatregelen (ook in dringende gevallen) door de lidstaat van bestemming.

De lidstaten werden geraadpleegd over de door de Commissie voorgestelde formulieren. Op basis van de ontvangen feedback werden de formulieren afgewerkt, vertaald naar alle officiële talen en geïmplementeerd in de overeenstemmende IMI-modules.

Alvorens het proefproject op te starten organiseerde de Commissie op 14 oktober 2013 een opleidingssessie voor deskundigen die betrokken zijn bij de module elektronische handel in de lidstaten. Sindsdien verleent de IMI-helpdesk van de Commissie technische ondersteuning en bijstand aan de gebruikers. De Commissie bezorgt de lidstaten ook regelmatig een stand van zaken over het proefproject.

5.De bevoegde autoriteiten

Binnen het gebied van elektronische handel zijn er momenteel 80 bevoegde autoriteiten in IMI geregistreerd met toegang tot de verzoekmodule, met inbegrip van de nationale IMI-coördinatoren 5 in verscheidene landen. Over het algemeen registreren de lidstaten één tot vier bevoegde autoriteiten binnen dit gebied. Enkele landen registreren er echter meer. Zo heeft Kroatië vijf bevoegde autoriteiten geregistreerd voor verzoeken, terwijl Cyprus er elf heeft geregistreerd.

Voor de kennisgevingsregel hebben de lidstaten 68 bevoegde autoriteiten geregistreerd, waaronder 17 nationale IMI-coördinatoren. De meeste landen hebben één tot vier bevoegde autoriteiten geregistreerd; Duitsland heeft echter zeven autoriteiten geregistreerd en Cyprus elf.

Verscheidene bevoegde autoriteiten zijn geregistreerd voor beide modules (verzoek en kennisgeving). Dit betekent dat er voor dit beleidsgebied in totaal 85 verschillende bevoegde autoriteiten zijn geregistreerd, waaronder 27 nationale IMI-coördinatoren.

6.Het gebruik van IMI tijdens het proefproject

Uit statistische gegevens die uit het systeem zijn gehaald blijkt dat het gebruik van IMI tijdens het proefproject eerder beperkt was, wat betekent dat er een gering aantal uitwisselingen werd opgetekend.

Tussen 2013 en 2019 waren er in totaal 255 uitwisselingen door lidstaten, waarvan 149 verzoeken en 106 kennisgevingen. De bijlage bij het huidige verslag bevat gedetailleerde statistieken over het aantal uitwisselingen die werden verzonden tot eind 2019.

Tijdens het proefproject werd 72 % van de verzoeken ingediend door het Verenigd Koninkrijk, terwijl Spanje 19 % van de verzoeken indiende. Ook drie andere lidstaten — België, Duitsland en Ierland — waren relatief actieve verzenders. Elk van deze landen verzond 3 % van de verzoeken (d.w.z. In totaal werd 9 % van de verzoeken door deze drie landen verzonden). De drie lidstaten die de meeste verzoeken ontvingen, waren Cyprus (33 % van alle verzoeken), Duitsland (17 %) en Nederland (17 %).

Binnen de kennisgevingsmodule meldde Italië het meest aan (58 % van de verzonden kennisgevingen ), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk met 35 % van de verzonden kennisgevingen. België meldde maatregelen aan in 4 % van de gevallen die in het systeem werden opgetekend, terwijl Ierland 2 % van de kennisgevingen verzond.

Uit de statistieken blijkt dat sommige lidstaten nog aan geen enkele uitwisseling via IMI hebben deelgenomen. Er zijn ook landen die niet betrokken waren bij via IMI verzonden kennisgevingen over elektronische handel.

Wat de status van de gevallen in de verzoekmodule betreft werd 74 % van de verzoeken die tot 31 december 2019 (110) werden verzonden, beantwoord en formeel afgesloten. Daarnaast werd 9 % van de verzoeken geweigerd en werd 8 % ingetrokken.

Binnen de kennisgevingsmodule werden alle uitwisselingen formeel afgesloten. Wat de aangemelde maatregelen betreft, was de looptijd van de maatregelen in 94 % van de gevallen permanent en in 4 % van de gevallen tijdelijk.

Uit cijfers over 2020 blijkt geen enkele significante toename van het gebruik van het systeem. In 2020 werden er 16 verzoeken om maatregelen en 18 nieuwe kennisgevingen verzonden via IMI. Duitsland verzond zes verzoeken om maatregelen, het Verenigd Koninkrijk startte vijf verzoeken om maatregelen op, Italië drie en Nederland twee. De lidstaten die deze verzoeken ontvingen, waren uiteenlopend: Ierland, Italië, Cyprus en Luxemburg ontvingen elk twee verzoeken, terwijl Frankrijk, Oostenrijk, Portugal, Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg en België elk één verzoek ontvingen. Italië bleef de actiefste verzender van kennisgevingen en verzond 15 van de 18 kennisgevingen, terwijl Nederland twee kennisgevingen verzond en het Verenigd Koninkrijk één. Tegen begin 2021 was de status van vijf verzoeken afgesloten, terwijl vijf verzoeken werden aanvaard, vijf verzoeken werden ingetrokken en één verzoek wacht op aanvaarding. Wat de status van de kennisgevingen betreft werden er twaalf afgesloten, bleven er twee open voor commentaren en kregen vier kennisgevingen de status ‘inactief-persoonsgegevens verborgen’.

7.Feedback van de lidstaten

Sinds het proefproject in 2013 van start ging, heeft de Commissie twee gebruikersenquêtes gehouden over het gebruik van IMI, één in 2017 en één in 2019. Het doel van deze enquêtes was ervoor te zorgen dat er bij de evaluatie van het proefproject rekening kon worden gehouden met de feedback van de lidstaten. In beide gevallen werd de lidstaten gevraagd één enkel antwoord op de enquête te verzenden met daarin een samenvatting van de feedback van hun autoriteiten die geregistreerd zijn voor de modules elektronische handel in IMI.

In 2017 beantwoordden 18 lidstaten de enquête; twaalf van deze 18 respondenten zeiden dat ze IMI hadden gebruikt om informatie op het gebied van elektronische handel uit te wisselen. In 55 % van de antwoorden werd de algemene ervaring met informatie-uitwisseling via het systeem als positief of enigszins positief beoordeeld. Uit 38 % van de antwoorden bleek evenwel dat zij sinds 2014 ook andere communicatiemiddelen dan IMI hadden gebruikt: i) om de lidstaat van vestiging te vragen maatregelen te nemen betreffende de activiteit van een verlener van diensten van de informatiemaatschappij; of ii) wanneer zij een maatregel aanmeldden betreffende de activiteit van een verlener van diensten van de informatiemaatschappij.

Volgens de enquête heeft 11 % van de respondenten moeilijkheden ondervonden wanneer er moest worden beslist of een kennisgeving moest worden verzonden: i) in IMI op basis van artikel 3 van de richtlijn inzake elektronische handel; ii) door gebruik te maken van de kennisgevingsregelingen die uiteengezet zijn in de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming 6 ; of iii) door gebruik te maken van de kennisgevingsregelingen die uiteengezet zijn in de richtlijn transparantie op de eengemaakte markt 7 ;

Uit de enquête bleek dat 77 % van de lidstaten het ermee eens of enigszins eens was dat het proefproject had aangetoond dat IMI een geschikte tool is om de administratieve samenwerking overeenkomstig artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de richtlijn inzake elektronische handel te ondersteunen 8 . 83 % was van mening dat het IMI-proefproject op het gebied van elektronische handel moest worden voortgezet, zij het dan met enkele verbeteringen zoals meer gebruikersondersteuning.

De Commissie startte haar tweede online-enquête op in 2019; 25 lidstaten plus Noorwegen hebben ze ingevuld.

Afgaande op de antwoorden op deze tweede enquête hebben 16 landen (61 %) IMI gebruikt om informatie uit te wisselen die vereist is op grond van de richtlijn inzake elektronische handel. De landen die het systeem niet voor dit doel hadden gebruikt, gaven als mogelijke reden hiervoor aan dat de autoriteiten het gewoon niet nodig vonden IMI op dit gebied te gebruiken.

Van de respondenten op de tweede enquête zei 57 % (15 landen) dat ze via IMI verzoeken hadden gekregen om maatregelen te nemen tegen verleners van diensten van de informatiemaatschappij; 11 van deze 15 landen evalueerden de algemene ervaring met de informatie-uitwisseling als positief of enigszins positief. Van de landen die de tweede enquête beantwoordden ontvingen er 8 landen kennisgevingen via IMI over maatregelen die in hun land waren genomen betreffende de activiteit van een verlener van diensten van de informatiemaatschappij; 50 % van deze acht (d.w.z. 4 landen) vond de algemene ervaring met IMI positief of enigszins positief. Van de respondenten op de tweede enquête was 53 % (14 landen) het ermee eens of sterk eens dat het IMI-systeem een veilige oplossing bood om informatie uit te wisselen met andere landen.

In de tweede enquête zeiden 6 landen (23 % van de respondenten) dat ze moeilijk konden beslissen of een kennisgeving moest worden verzonden: i) in IMI; ii) door gebruik te maken van de kennisgevingsregelingen die uiteengezet zijn in de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming; of iii) door gebruik te maken van de kennisgevingsregelingen die uiteengezet zijn in de richtlijn transparantie op de eengemaakte markt.

Er waren 18 landen (66 % van de landen die antwoordden op de tweede enquête) die het eens of enigszins eens waren met de stelling dat het proefproject had aangetoond dat IMI een gepaste tool is om de administratieve samenwerking overeenkomstig artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de richtlijn inzake elektronische handel te ondersteunen. 14 van de landen die op de tweede enquête antwoordden, waren van mening dat het IMI-proefproject op het gebied van elektronische handel moet worden voortgezet met meer gebruikersondersteuning en verbeteringen.

Op 8 oktober 2019 vroeg de Commissie, als onderdeel van de bijeenkomst van de deskundigengroep elektronische handel, de lidstaten naar hun praktische ervaring met IMI. De Commissie vroeg de lidstaten: i) of zij beperkingen ondervonden in de samenwerking op basis van de gegeven artikelen van de richtlijn inzake elektronische handel; ii) of zij suggesties hadden om het in de richtlijn uiteengezette samenwerkingsmechanisme te verbeteren; en iii) wat hun ideeën waren voor mogelijke samenwerkingsbepalingen als onderdeel van een potentieel nieuw wettelijk initiatief.

Uit de bijdragen van de lidstaten aan de besprekingen tijdens de vergadering kwamen de volgende punten naar voren.

-Het gebruik van IMI binnen het beleidsgebied van elektronische handel was tot nog toe beperkt.

-Het feit dat enkele lidstaten het systeem nooit hebben gebruikt, kan te wijten zijn aan een gebrek aan bewustzijn eromtrent. Enkele lidstaten wezen er echter op dat er voor hen geen maatregel aan te melden was, noch een noodzaak om maatregelen aan te vragen.

-Er is nood aan meer duidelijkheid over wanneer de verschillende samenwerkingsmechanismen (IMI/SBC/TRIS) moeten worden gebruikt.

-De lidstaten waren verheugd over en toonden zich een groot voorstander van de uitbreiding van IMI naar het SBC-netwerk vanaf 2020. Zij verwachtten dat deze uitbreiding het verschil zou helpen verduidelijken tussen uitwisselingen in de module elektronische handel van IMI en vergelijkbare soorten samenwerking binnen het SBC-netwerk.

-Velen vonden het systeem nuttig en gemakkelijk te gebruiken. Wel zeiden ze dat het voor gebruikers misschien niet altijd duidelijk is wie de contactpersonen bij IMI in andere lidstaten zijn of wie de nationale IMI-coördinatoren zijn (deze nationale IMI-coördinatoren zouden steun kunnen verlenen voor de specifieke kwesties die ter sprake komen op het gebied van elektronische handel).

-Enkele lidstaten dachten dat het gebruik van IMI lastig zou zijn, vooral voor plaatselijke besturen, aangezien zij het systeem niet kennen. Deze lidstaten waren echter van mening dat de goede werking van elke tool zou kunnen worden verzekerd door een correct management, bv. door een ‘centrale autoriteit’ die verantwoordelijk is voor de specifieke module elektronische handel.

-Enkele lidstaten zeiden dat het effectieve en succesvolle gebruik van IMI een kwestie van interne organisatie en intern management is.

8.Gegevensbescherming

De verwerking van persoonsgegevens in IMI is in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EU) 2016/679 (de Algemene Verordening Gegevensbescherming, AVG) 9 en met Verordening (EU) 2018/1725 10 . De beveiligde gegevensverwerking wordt verzekerd door artikel 14 van de IMI-verordening, waarin duidelijke termijnen worden vermeld voor de verwerking van persoonsgegevens in het systeem. Bij de uitwisseling van informatie via IMI wordt dan ook de bescherming van persoonsgegevens gegarandeerd en wordt de AVG nageleefd; de IMI-verordening garandeert immers zelf de nodige naleving.

In hoofdstuk III van de IMI-verordening staan de belangrijkste bepalingen voor de verwerking van persoonsgegevens in IMI. Volgens deze bepalingen mogen IMI-actoren (bevoegde autoriteiten, IMI-coördinatoren, de Commissie en de organen en instanties van de Unie) persoonsgegevens alleen verwerken voor de doeleinden die uiteengezet zijn in de desbetreffende bepalingen van de handelingen van de Unie die gaan over de door het systeem ondersteunde beleidsgebieden. Door de betrokkenen aan IMI verstrekte gegevens mogen alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor de gegevens werden verstrekt.

Verder moeten persoonsgegevens die in IMI worden verwerkt, worden afgeschermd (ze zitten nog steeds in het systeem, maar kunnen niet worden bekeken) in het systeem zodra ze niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze werden verzameld, afhankelijk van de specifieke kenmerken van elk soort administratieve samenwerking. Algemeen geldt dat persoonsgegevens die in IMI worden verwerkt uiterlijk zes maanden na de formele beëindiging van de procedure van administratieve samenwerking moeten worden afgeschermd. Het systeem verwijdert automatisch de persoonsgegevens uit verzoeken en kennisgevingen . Dit betekent dat de afgeschermde gegevens drie jaar na de formele beëindiging van de administratieve samenwerkingsprocedure automatisch uit IMI worden verwijderd.

Verder zijn IMI-actoren, in overeenstemming met de AVG, verantwoordelijk voor het nemen van alle procedurele en organisatorische maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van door hen in IMI verwerkte persoonsgegevens te verzekeren.

Tijdens het proefproject is de vroegtijdige verwijdering van gegevens niet gevraagd voor een uitwisseling op het gebied van elektronische handel. De Commissie werd niet benaderd om toegang te verlenen tot afgeschermde gegevens (zoals vereist door de IMI-verordening) of om in IMI opgeslagen persoonsgegevens te corrigeren.

De privacyverklaring voor het systeem is gepubliceerd op de startpagina van IMI 11 .

9.Vertaalfunctionaliteiten

IMI is een meertalige tool. Het vergemakkelijkt de informatie-uitwisseling door gebruik te maken van voorvertaalde formulieren, veldreeksen, vragen, antwoorden en berichten. Alle uitwisselingen in het systeem kunnen worden aangevuld met informatie in de vorm van vrije tekst, waarvoor het systeem machinevertaling aanbiedt.

Op het gebied van elektronische handel wordt vrije tekst binnen de voorvertaalde formulieren voornamelijk gebruikt om informatie te verstrekken over de gedetailleerde beschrijving van de maatregelen of over de evenredigheidstoets.

De geïntegreerde functionaliteit voor het vertalen van vrije tekst is sinds de start van het proefproject aanzienlijk verbeterd, na ontwikkeling van de eerder verbonden mt@EC-service tot de huidige dienst eTranslation 12 .

De functie eTranslation werd in 2014 in IMI geïntroduceerd. Sindsdien is de kwaliteit van de vertaalresultaten en de reactietijd van de dienst voortdurend verbeterd. Machinevertaling wordt aangeboden voor alle mogelijke combinaties van officiële EU-talen.

In IMI werden verscheidene systeemverbeteringen aangebracht om het gebruik van het geïntegreerde mechanisme voor machinevertaling te vergemakkelijken:

-vertalingen van vrije tekst verschijnen nu op het scherm in hun context (d.w.z. de brontekst verschijnt op het scherm);

-alle vrije tekst die in een informatie-uitwisseling staat, kan met één enkele klik/actie worden vertaald naar de taal van voorkeur van de IMI-gebruiker;

-tijdelijke opslag van vertalingen verzekert en activeert een onmiddellijk antwoord op vertaalverzoeken.


In de toekomst zijn verdere verbeteringen gepland, zoals de opname van de resultaten van machinevertaling in verslagen (visueel onderscheiden van voorvertaalde inhoud) of de machinevertaling van bijlagen. Deze verbeteringen en functionaliteiten zullen echter niet specifiek zijn voor de module elektronische handel van het systeem, maar zouden algemene eigenschappen in heel het systeem zijn.

10.Conclusie

Sinds 2013 is IMI het technische systeem dat het samenwerkingsmechanisme ondersteunt dat is vastgelegd in artikel 3 van de richtlijn inzake elektronische handel. Het heeft de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten in staat gesteld om: i) direct, snel en gemakkelijk te communiceren via een veilig onlineplatform; en ii) taalbarrières te overwinnen door hen voorvertaalde reeksen standaardvragen en -antwoorden ter beschikking te stellen 13 .

Op basis van de in dit verslag verstrekte informatie kan de Commissie de volgende conclusies trekken.

-IMI is tot nu toe een veilige en meertalige tool geweest voor: i) het hanteren en opslaan van verzoeken en kennisgevingen bij nationale autoriteiten die betrokken zijn bij het mechanisme van administratieve samenwerking voorzien in artikel 3 van de richtlijn inzake elektronische handel; en ii) het traceren van interacties tussen autoriteiten in deze context.

-Binnen het huidige regelgevingskader moet het IMI-proefproject voor de richtlijn inzake elektronische handel worden voortgezet.

-Er moeten technische verbeteringen worden doorgevoerd om de gebruiksvriendelijkheid van de procedures voor het verzoeken en aanmelden van maatregelen te verbeteren, overeenkomstig het algemene samenwerkingssysteem dat is vastgelegd in de richtlijn inzake elektronische handel en rekening houdend met de ervaringen die zijn opgedaan bij de tenuitvoerlegging van die richtlijn 14 .

-De Commissie moet samenwerken met de lidstaten om bewustmakingsactiviteiten uit te voeren over het proefproject en de steun die aan gebruikers van IMI wordt geboden, te vergroten.

De uitvoering van de volgende technische verbeteringen moet worden geanalyseerd en onderzocht op basis van algemene eigenschappen van het systeem:

-herstructurering van informatie op de interface;

-herinneringsberichten voor hangende antwoorden op (niet-aanvaarde en/of niet-beantwoorde) verzoeken;

-betere aanwijzingen van wanneer het antwoord van de respondent wordt verwacht;

-verbeterde zoekfunctie voor verzoeken;

-functionaliteit voor het kopiëren van verzoekgegevens naar kennisgevingen ;

-mogelijke verbinding met andere uitwisselingen in IMI.

Wat het laatste bovengenoemde actiepunt betreft wordt IMI sinds januari 2020 ten uitvoer gelegd als de nieuwe IT-tool voor het SBC-netwerk. Het systeem ondersteunt ook de kennisgevingsverplichting overeenkomstig de dienstenrichtlijn sinds de uitvoering ervan. Deze door het systeem ondersteunde gebieden geven aan dat er synergieën zijn die moeten worden verkend en benut tijdens de tweede fase van het proefproject. Synergieën met SBC kunnen zeer zeker meer duidelijkheid verschaffen over welke procedure er binnen het gebied van elektronische handel moet worden gebruikt.

De steun aan IMI-gebruikers die bij het proefproject betrokken zijn kan worden opgevoerd door:

-een gestructureerde opvolging van uitwisselingen;

-regelmatige statistische verslaglegging over verzoeken en kennisgevingen ;

-opleiding en begeleiding van gebruikers.

Punten van zorg

Het kan moeilijk zijn het beperkte aantal uitwisselingen te vergroten.

Openstaande kwesties

Synergieën met SBC moeten verder worden ontwikkeld; er is nood aan meer ondersteuning van de gebruikers.

Positieve vorderingen

IMI blijft bijdragen aan een betere werking van de richtlijn inzake elektronische handel door een veilig onlineplatform voor administratieve uitwisseling en kennisgevingen aan te bieden. De niet aflatende medewerking van de lidstaten – evenals juridische en technische ondersteuning en afstemming – zijn essentieel om ervoor te zorgen dat IMI correct blijft werken voor dit gebied.


Met dit verslag voldoet de Commissie aan de verslagleggingsverplichting uit hoofde van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 1024/2012.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad van dit verslag kennis te nemen.

(1)

 Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(2)

 Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

(3)

Zie SWD(2020) 348 final, deel 2, bijlage 5, bij het algemene evaluatieverslag van de richtlijn inzake elektronische handel en bijlage 8, specifiek met betrekking tot het mechanisme voor grensoverschrijdende samenwerking.

(4)

 Zie Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG COM/2020/825 final.

(5)

 In het IMI-systeem heeft elke lidstaat één nationale IMI-coördinator, van wie de verantwoordelijkheden uiteengezet zijn in artikel 6 van de IMI-verordening. De nationale IMI-coördinatoren zijn de voornaamste contactpunten voor IMI-actoren in hun lidstaat. Hun rol bestaat erin ervoor te zorgen dat IMI vlot werkt door onder andere: i) de gepaste autoriteiten te registreren; ii) de toegang tot verschillende modules te beheren; iii) de gebruikers te ondersteunen; en iv) te zorgen voor de efficiënte werking van IMI.

(6)

 Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017 (blz. 1).

(7)

Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(8)

Deze aantallen verwijzen niet naar de evaluatie van de onderliggende regels, maar eerder naar de technische aspecten van het IMI-systeem.

(9)

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(10)

 Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(11)

  https://ec.europa.eu/internal_market/imi-net/_docs/data_protection/privacy_statement_nl.pdf

(12)

 De dienst eTranslation is een bouwsteen van Connecting Europe Facility (CEF). Het voornaamste doel van de dienst is Europese en nationale overheden te helpen informatie uit te wisselen over taalbarrières in de EU heen. Door er gebruik van te maken zullen overheden, burgers en bedrijven in de EU digitale diensten kunnen gebruiken in de taal van hun keuze. https://ec.europa.eu/cefdigital/wiki/display/CEFDIGITAL/eTranslation

(13)

 Het zij opgemerkt dat de basiskenmerken van het samenwerkingsmechanisme vastgelegd zijn in de richtlijn inzake elektronische handel, die niet het voorwerp van dit verslag zijn. Zie ook hierboven, voetnoot 3.

(14)

In die zin bleek uit het evaluatieverslag van de richtlijn inzake elektronische handel dat bepaalde aspecten van het kennisgevingssysteem moeten worden verduidelijkt. Toekomstige technische aanpassingen aan IMI moeten dan ook de nodige verduidelijkingen wat betreft de werking van dit kennisgevingssysteem mogelijk maken.