Bijlagen bij COM(2021)75 - Gedelegeerde handelingen onder Verordening 2019/125 mbt de handel in goederen die gebruikt kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere onmenselijke behandeling

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage II), of

-voor legitieme doeleinden kunnen worden gebruikt, zoals uitrusting voor de wetshandhaving (bijlage III) of goederen voor therapeutisch gebruik (bijlage IV).

Voor de handel in dergelijke goederen gelden bepaalde beperkingen. In de verordening is met name het volgende bepaald:

I.In de EU zijn de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen (vermeld in bijlage II) die geen enkel ander gebruik in de praktijk hebben dan de toepassing van de doodstraf of foltering, of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, verboden. Het verlenen van technische bijstand in verband met dergelijke goederen, en specifiek de opleiding in het gebruik ervan, is eveneens verboden. Reclame voor dergelijke goederen in gedrukte media of op internet of reclametijd op televisie of radio, of het uitstallen of te koop aanbieden in een tentoonstelling of beurs, zijn eveneens verboden.

II.Voor in bijlage III vermelde goederen die voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing zouden kunnen worden gebruikt, maar die ook voor andere legitieme doelen (wetshandhaving) kunnen worden ingezet, moet vooraf een uitvoervergunning worden verkregen, die per geval wordt uitgereikt. Een dergelijke vergunning is ook vereist voor het verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met deze categorie van goederen.

III.De verordening reguleert de handel in goederen – scheikundige of farmaceutische stoffen (bijlage IV) – die voor de doodstraf zouden kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld producten die zouden kunnen worden gebruikt voor de executie van mensen door middel van een dodelijke injectie).


In bijlage I bij de verordening zijn de autoriteiten van de lidstaten vermeld die overeenkomstig artikel 20 van de verordening gerechtigd zijn een besluit te nemen inzake een vergunningsaanvraag of een exporteur te verbieden de algemene Unie-uitvoervergunning te gebruiken. De lijsten van verboden en gecontroleerde goederen zijn opgenomen in de bijlagen II, III en IV bij de verordening. Bijlage V heeft betrekking op de algemene Unie-uitvoervergunning (deel 1: “Goederen”, deel 2: “Bestemmingen”).


2.RECHTSGRONDSLAG

Overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) 2019/125 is de Commissie gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII en IX bij de verordening te wijzigen 2 . Dit verslag moet worden opgesteld op grond van artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) 2019/125. Op grond van dat artikel wordt de bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 16 december 2016 en moet de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar, een verslag opstellen over de bevoegdheidsdelegatie.

3.UITOEFENING VAN DE DELEGATIE

Sinds de bevoegdheidsdelegatie in 2016 aan de Commissie werd toegekend 3 , heeft de Commissie van haar bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen driemaal gebruikgemaakt, zoals hieronder beschreven:


a)Bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/181 VAN DE COMMISSIE van 18 oktober 2017 4 werd bijlage V gewijzigd door de Dominicaanse Republiek, Sao Tomé en Principe, en Togo toe te voegen aan de lijst van bestemmingen waarvoor de algemene Unie-uitvoervergunning 5 geldig is. De verordening trad in werking op 14 februari 2018, de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

b)Bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/621 VAN DE COMMISSIE van 18 februari 2020 6 werden wijzigingen aangebracht in bijlage I (actualisering van de gegevens van verschillende bevoegde autoriteiten) en bijlage V (toevoeging van Gambia en Madagaskar aan de lijst van bestemmingen waarvoor de algemene Unie-uitvoervergunning geldig is). Deze verordening trad in werking op de twintigste dag (27 mei 2020) na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

c)Bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/139 VAN DE COMMISSIE van 4 december 2020 7 werd de verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk in bijlage I bij de verordening aangepast. De verordening wijzigde ook bijlage V door het Verenigd Koninkrijk toe te voegen aan de lijst van bestemmingen waarvoor de algemene Unie-uitvoervergunning geldig is. De verordening trad in werking op de vijfde dag (13 februari 2021) na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Vóór de vaststelling van de hierboven vermelde gedelegeerde handelingen heeft de Commissie de deskundigen geraadpleegd die door elke lidstaat in de coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering zijn aangewezen, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 8 .


4. CONCLUSIE

Dit verslag voldoet aan de rapportagevereiste van artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) 2019/125. De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad om van dit verslag nota te nemen.


De Commissie ziet de noodzaak om de bevoegdheid voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen zoals bedoeld in de artikelen 24 en 29 van Verordening (EU) 2019/125 met nog eens vijf jaar te verlengen. Dit is noodzakelijk, onder meer om te reageren indien nieuwe goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, worden ontwikkeld, of indien een of meer derde landen voldoen aan de vereisten voor de algemene Unie-uitvoervergunning, indien een internationale verbintenis om de doodstraf voor alle misdrijven af te schaffen, wordt geschonden, of indien de gegevens over de bevoegde autoriteiten worden gewijzigd.

Artikel 29, lid 2, van de verordening bepaalt dat de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

(1)

Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1).

(2)

In bijlage VI zijn de in artikel 11, lid 2, bedoelde gebieden van de lidstaten opgenomen. Bijlage VII beschrijft het in artikel 21, lid 1, bedoelde formulier voor in- of uitvoervergunningen. Bijlage VIII beschrijft het in artikel 21, lid 1, bedoelde vergunningsformulier voor de verlening van tussenhandeldiensten. Bijlage IX beschrijft het in artikel 21, lid 1, bedoelde vergunningsformulier voor de verlening van technische bijstand.

(3)

Verordening (EU) 2016/2134 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PB L 338 van 13.12.2016, blz. 1).

(4)

PB L 40 van 13.2.2018, blz. 1.

(5)

Een “algemene Unie-uitvoervergunning” is een uitvoervergunning voor scheikundige stoffen die zouden kunnen worden gebruikt voor de executie van mensen door middel van een dodelijke injectie (bijlage IV bij de verordening). Deze vergunning wordt gebruikt wanneer die goederen/scheikundige stoffen worden uitgevoerd naar landen die de doodstraf voor alle misdrijven hebben afgeschaft en die dat aan de hand van een internationale verbintenis hebben bevestigd. Voor landen die geen lid zijn van de Raad van Europa, omvat die lijst de landen die niet alleen de doodstraf voor alle misdaden hebben afgeschaft, maar ook het tweede facultatieve protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten zonder enig voorbehoud hebben geratificeerd.

(6)

PB L 144 van 7.5.2020, blz. 1.

(7)

PB L 43 van 8.2.2021, blz. 5.

(8)

PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.