Bijlagen bij SEC(2011)1611 - Executive summary of the impact assessment

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2011)1611 - Executive summary of the impact assessment.
document SEC(2011)1611 NLEN
datum 19 december 2011
bijlage bij de verordening.


5. Subsidiariteit en toegevoegde waarde van de EU


Krachtens het Verdrag (artikelen 317 en 325 VWEU) is de Commissie samen met de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting en de bestrijding van fraude. Fraudebestrijding is een gedeelde bevoegdheid van de EU. De EU heeft dan ook de specifieke verantwoordelijkheid om een nauwe en geregelde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten te bevorderen door bijstand en ondersteuning te verlenen. Bovendien wordt een aantal Hercules-acties uitgevoerd op het niveau van de EU-instellingen.


Duidelijke voorbeelden van meerwaarde zijn de vereenvoudigde samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten, kostenbesparingen door gezamenlijke aanschaf en de versterking van zwakke punten waarop nationale autoriteiten met name blootstaan aan criminele activiteiten die vanaf het grondgebied van buurlanden wordt georganiseerd. EU-optreden komt ook de nationale financiën ten goede, aangezien een groot deel van de EU-uitgaven wordt gedaan in het kader van cofinanciering en smokkel vaak nadelige gevolgen heeft voor zowel de douanerechten als de nationale (indirecte) belastingen. Het programma moet het probleem verhelpen dat bepaalde lidstaten onvoldoende gemotiveerd zijn om zaken aan te pakken waarvan de impact op hun eigen financiën gering is, maar die wel hun weerslag hebben op de EU-begroting of op de begroting van andere lidstaten, met name in deze tijden van budgettaire krapte (zoals de smokkel en namaak van sigaretten).


Het programma moet verder het opzetten van netwerken en de uitwisseling van beste praktijken tussen de overheidsdiensten van de lidstaten bevorderen en de naleving van de EU-wetgeving verbeteren door gezamenlijke opleidingsevenementen voor nationale deskundigen uit verschillende landen.


6. Beschrijving van beleidsopties


Het basisscenario betreft de voortzetting van de status-quo (optie 1).


Optie 2: er wordt voortgebouwd op de status-quo, maar de methodiek van het programma wordt verbeterd. Met name worden de maxima voor cofinanciering opgetrokken, omdat het steeds moeilijker blijkt te zijn om de financieringsbijdrage in de lidstaten rond te krijgen. Dit is van groot belang om geografische risicozones en zwakke plekken in het EU-verweer tegen fraude krachtiger te beschermen.


Optie 3: een drastische koerswijziging waarbij de ondersteuning van onmiddellijke operationele activiteiten ten koste gaat van langeretermijndoelstellingen als betere naleving, betere informatie-uitwisseling en de ontwikkeling van het juridisch denken over strafrechtelijke kwesties op EU-niveau die consequenties hebben voor de bescherming van de EU-middelen.


Optie 4: het programma wordt stopgezet.


Twee andere opties zijn niet verder onderzocht:


- De optie om de uitgaven verder op te voeren is verworpen, omdat deze aanpak niet strookt met de planning van het meerjarige financiële kader die de Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011) 500).
- De optie om het programma te combineren met Pericles (bescherming tegen eurovalsemunterij) is niet haalbaar, omdat de respectieve rechtsgrondslagen voorzien in verschillende wetgevingsprocedures voor de goedkeuring (zie de artikelen 133 en 325 VWEU).


7. Effectanalyse per optie


Het effect van de opties is geanalyseerd door eerst het effect van Hercules II (basisscenario, optie 1) te onderzoeken en dit vervolgens te vergelijken met het eventuele effect van de andere opties.


In de bespreking van optie 4 wordt ook gekeken naar de sectorgewijze stopzetting van het programma. Op grond daarvan wordt ook overwogen om veranderingen aan te brengen in de verdeling van de uitgaven over de verschillende sectoren. Optie 4 wordt verworpen, omdat de kosten in de zin van verminderde doeltreffendheid en doelmatigheid bij de bestrijding van fraude veel omvangrijker zouden zijn dan de financiële besparingen. De mogelijkheid om bepaalde acties onder te brengen bij andere EU-programma's wordt verworpen, omdat de bescherming van de EU-begroting hierdoor beslist minder aandacht zou krijgen.


Optie 3 zou als ongewenst effect hebben dat de algehele aanpak van fraudebestrijding op EU-niveau uit balans raakt. Volgens de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (COM(2011) 376) zijn er nog steeds specifieke acties op het gebied van fraudepreventie en -opsporing nodig en moeten deze ook verder worden ontwikkeld, bijvoorbeeld door betere uitwisseling van beste praktijken en opleidingsmaatregelen.


De voorkeursoptie is dan ook optie 2 (in feite een verbeterde status-quo). Bij deze optie kan de verschuiving naar operationele ondersteuning voorzichtiger worden aangepakt dan bij optie 3, mocht hier in het licht van nieuwe ontwikkelingen en op basis van de standpunten van belanghebbenden toe worden besloten.


8. Verbanden met andere initiatieven na 2013


Andere initiatieven op het gebied van rechtshandhaving en douanesamenwerking zullen de bescherming van de financiële belangen van de EU eveneens ten goede komen. Anderzijds zullen Hercules-initiatieven ook positief uitpakken voor andere beleidsmaatregelen op het gebied van rechtshandhaving, douane en veiligheid. Zo kunnen met een scanner die hoofdzakelijk is bedoeld voor de opsporing van illegale partijen sigaretten ook andere illegale zendingen met consequenties voor ontvangsten, strafvervolging of veiligheid worden ontdekt.


Deze initiatieven hebben echter afzonderlijke beleidsdoelstellingen en mogen niet worden gebruikt voor de permanente ondersteuning van specifieke fraudebestrijdingsacties. Het is echt zaak dat een programma specifiek op de bescherming van de financiële belangen van de EU gericht blijft om gerichte projecten ter verbetering van fraudepreventie, -opsporing en –onderzoek mogelijk te maken, zoals multidisciplinaire projecten waarbij diensten van verschillende bestuurlijke instanties moeten worden betrokken. Fraudebestrijding is een multidisciplinaire doelstelling waarvoor doeltreffende transnationale samenwerking vereist is tussen tal van verschillende partnerautoriteiten.


OLAF en andere DG's hebben gezorgd voor de nodige coördinatie om overlapping of verwarring tussen programma's te voorkomen.


9. Vereenvoudiging en vermindering van de administratieve kosten


Er wordt een aantal technische verbeteringen voorgesteld die in overeenstemming met de bepalingen van het Financieel Reglement voortbouwen op eerdere ervaringen en raadplegingen. Het gaat onder meer om soepeler procedures voor de financiering van projecten onder een bepaalde maximumwaarde (50 000 euro), beperktere vereisten wat betreft de uitsplitsing van kosten en ramingen, vereenvoudiging van de vereisten inzake de indiening van aanvragen en de verslaglegging over resultaten, alsmede de frequentere inzet van werkgroepen met het oog op snellere feedback en gerichtere uitgaven.


10. Toezicht en evaluatie


Er komen jaarlijkse en tussentijdse evaluaties. De ambtenaren van OLAF wonen een groot deel van de gefinancierde evenementen bij om zich te vergewissen van de kwaliteit en relevantie van de acties. Zo wordt de financiering van de projecten onderworpen aan een passende controle vooraf. Het betreft een belangrijk aspect van de taak van de Commissie (OLAF) om de lidstaten te helpen bij de organisatie van een nauwe en geregelde samenwerking. Gegevens en feedback over de resultaten worden stelselmatig verzameld en geanalyseerd. Waar mogelijk worden SMART-indicatoren ontwikkeld om het effect van de in het kader van het programma uitgevoerde acties te meten. Als dit wegens de aard van de actie niet mogelijk is, zoals bij bepaalde opleidingsmaatregelen, wordt er nauwlettend toezicht gehouden aan de hand van kwaliteits- en resultaatindicatoren.


Door de reorganisatie van begin 2012 zal OLAF Hercules nog beter kunnen beheren en evalueren.