Bijlagen bij COM(2012)405 - Jaarverslag 2011 over het Stabiliteitsinstrument

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2012)405 - Jaarverslag 2011 over het Stabiliteitsinstrument.
document COM(2012)405 NLEN
datum 24 juli 2012
bijlage bij dit jaarverslag. Uit de volgende acties blijkt dat in 2011 het stabiliteitsinstrument is ingezet op uiteenlopende plaatsen overal ter wereld en voor heel verschillende soorten crisissituaties.

· “Arabische lente” - Er werd rechtstreekse steun verleend om vreedzame verkiezingen te waarborgen, en daarnaast werd de nadruk gelegd op de stimulering van de deelname van maatschappelijke organisaties aan het overgangsproces (Tunesië, Egypte en Libië), met bijzondere aandacht voor de rol van de vrouwen. Door de woelige toestand in Jemen moesten de lopende acties met handhavingsinstanties van de overheid worden afgelast. Acties om het maatschappelijk middenveld een krachtiger stem te geven, liepen wel door.

· Het Palestijnse volk kreeg aanzienlijke steun, onder meer met woonsubsidies om te voorkomen dat in de vluchtelingenkampen in Libanon een nieuw conflict zou uitbreken. Zo werd het risico beperkt dat de situatie zou escaleren en uitdijen in de toch al precaire context in het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied. Een urgent pakket maatregelen voor sociaal-economische stabilisatie in Gaza was bedoeld om steun te verlenen bij het scheppen van banen en bij het verbeteren van de drinkwatertoevoer. Er werd ook besloten de grensovergang Kerem Shalom te verbeteren zodat goederen makkelijker kunnen worden vervoerd tussen Israël en de Gazastrook.

· Op het gebied van verzoening en overgangsrechtspraak werden middelen toegewezen aan het speciaal tribunaal voor Libanon dat onderzoek voert naar de omstandigheden waarin voormalig premier Hariri is vermoord.

· Door de droogtecrisis die de Hoorn van Afrika in 2011 trof, was omvangrijke hulp nodig. Als aanvulling op de humanitaire hulp van de EU en anderen lanceerde het stabiliteitsinstrument een herstelmaatregel om de landbouwsector te helpen bij de wederopbouw van de markten en de productiecapaciteit in Ethiopië. De droogte had ook gevolgen voor de veiligheidspolitieke balans in Somalië, zodat ook geld werd vrijgemaakt voor mijnopruiming en daarmee samenhangende maatregelen. Op die manier werd het pad geëffend voor herstel en wederopbouw in Mogadishu en andere gebieden in het land die voordien ontoegankelijk waren.

· Als onderdeel van een omvattende EU-aanpak van de piraterij in de Hoorn van Afrika is verdere steun verleend aan de programma's die de EU met het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding heeft opgezet om de berechting van piraten te ondersteunen. Door het verlenen van deze steun kreeg de EU een sterkere onderhandelingspositie inzake overnameovereenkomsten met landen in het gebied, die cruciaal zijn voor het welslagen van de marineoperatie Atalanta (GVDB EU) in de strijd tegen piraterij.

· Het nieuwe land Zuid-Sudan kreeg hulp bij de aanpak van de plaatselijke en grensoverschrijdende bedreigingen voor stabiliteit tussen Sudan en Zuid-Sudan, met name in het grensgebied tussen beide landen.

· Het instrument werd tevens ingezet volgens de politieke ontwikkelingen en verschuivingen in de machtsevenwichten op politiek en veiligheidsgebied. Voorbeelden daarvan zijn programma's in Ivoorkust ter ondersteuning van de nieuwe regering-Ouattara en de recente verkiezingen, maar ook de steun aan de hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo.

· In Nigeria werd in de Nigerdelta een programma opgestart om de herintegratie van voormalige militieleden te ondersteunen en zo voor meer stabiliteit te zorgen.

· Een significante bijdrage ging naar steun aan de Sahelstrategie van de EU, met inbegrip van steun voor het scheppen van inkomsten en het genereren van werkgelegenheid.

· Om de toenemende spanningen tussen bevolkingsgroepen niet te laten ontaarden in conflicten tussen landen, werden meerdere acties opgezet. Er waren onder meer een programma om de spanningen te doen afnemen tussen Kirgiezen en Oezbeken in het Ferganadal in Centraal-Azië en een programma om de betrekkingen te verbeteren tussen de Haïtiaanse en de Dominicaanse gemeenschap in de Dominicaanse Republiek.

· Er werden ook maatregelen getroffen om verkiezingssteun te verlenen in Haïti, Kazachstan en Wit-Rusland, en in Afghanistan kreeg de onafhankelijke verkiezingscommissie steun bij het ontwikkelen en bewaren van het vermogen om in de toekomst verkiezingen te houden.

· In Colombia werd een project opgezet om het mogelijk te maken op zoek te gaan naar de waarheid, gerechtigheid en verzoening na de ontvoeringen en gewelddadige verdwijningen.

6.2.        Wie is betrokken bij de acties voor crisisbestrijding van het Stabiliteitsinstrument?

Bij de voorbereiding van maatregelen voor crisisbestrijding wordt nauw samengewerkt met uiteenlopende partners: maatschappelijke organisaties, het overheidsapparaat, EU-lidstaten, EU-instellingen, derde landen en andere. De EU-delegaties spelen een sleutelrol doordat zij vroegtijdige waarschuwingen geven en de projectontwerpen en opties voor respons ontwikkelen. In 2011 werd het grootste deel van de nieuwe maatregelen "gesubdelegeerd"[12]  aan de EU-delegaties voor tenuitvoerlegging ter plaatse. Deze delegaties kennen immers de lokale behoeften en vereisten, hetgeen essentieel is voor het succes van de activiteiten. Hierdoor kan met de uitvoerende organen tijdig over overeenkomsten worden onderhandeld en kan de tenuitvoerlegging van deze vaak gevoelige projecten op de voet worden gevolgd. In 2011 kwamen zo 85% van de vastleggingen en 82% van de betalingen in het kader van het stabiliteitsinstrument tot stand via de delegaties van de EU.

De delegaties die een bijzonder zware werklast hebben in verband met de programma's van het stabiliteitsinstrument, kregen nog steeds hulp van gespecialiseerd personeel dat werd gefinancierd uit de begroting voor administratieve steun van het stabiliteitsinstrument. Het aantal lokale personeelsleden voor het stabiliteitsinstrument in de EU-delegaties is nagenoeg constant gebleven op 21, met 7 verantwoordelijken voor de planning van de regionale crisisrespons, die de centrale diensten helpen met de identificatie van doeltreffende interventies, en 14 projectbeheerders van het stabiliteitsinstrument die samenwerken met de delegaties die een aanzienlijke en/of complexe stabiliteitsinstrument-portefeuille beheren.

Figuur 4 toont de uiteenlopende partners voor de uitvoering van maatregelen voor crisisrespons in het kader van artikel 3. De niet-overheidsactoren waren goed voor 44% van de begroting van het stabiliteitsinstrument, en de VN-groep voor 42%. De belangrijke rol van de VN is te verklaren door de moeilijke situaties waarin het stabiliteitsinstrument moet werken, waarbij de VN-organen vaak tot de weinigen behoren die in deze landen een sterke presentie hebben en snel kunnen reageren met gebruikmaking van hun goed ontwikkelde lokale netwerken. De uitvoering door overheden van derde landen steeg in 2011 tot 5% (het jaar voordien was dat nog 3%). In aantallen uitgedrukt beheren de internationale en lokale ngo's de meeste projecten en acties van het stabiliteitsinstrument.

7. Bijstand in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden (artikel 4 van de verordening tot invoering van een Stabiliteitsinstrument)

De Commissie zorgt voor de voorbereiding van de jaarlijkse programmering en voor het beheer van de bijstand krachtens artikel 4 in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden. De jaarlijkse actieprogramma's van het stabiliteitsinstrument voor 2011 werden goedgekeurd als volgt: artikel 4, lid 1 (veiligheid en andere bedreigingen voor de rechtsstaat en de openbare orde) in september 2011, artikel 4, lid 2 (vermindering van risico's in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen) in oktober 2011 en artikel 4, lid 3 (capaciteitsopbouw vóór en na een crisis) in juni 2011. Werkdocument II van de diensten van de Commissie bij dit jaarverslag bevat nadere details over de uitvoering van de activiteiten in het kader van artikel 4, lid 1, lid 2 en lid 3.

7.1.        Bedreigingen voor de veiligheid en zekerheid (artikel 4, lid 1, van de verordening tot invoering van een Stabiliteitsinstrument)

De programma's die zijn opgezet in de context van transregionale bedreigingen betreffen voornamelijk capaciteitsopbouw, in nauw overleg met de begunstigde landen. Bijvoorbeeld wordt de veiligheidscapaciteit versterkt op nationaal, regionaal en uiteindelijk transregionaal niveau. Volgens een aanpak op maat worden sleutellanden in een bepaalde regio geïdentificeerd en wordt de capaciteit van lokale wetshandhaving en veiligheidseenheden versterkt door het opzetten van versterkte gespecialiseerde eenheden tussen de instanties. Vervolgens worden er regionale coördinatiefuncties opgericht, waar mogelijk met gebruikmaking van bestaande structuren, teneinde de regionale en transregionale samenwerking te bevorderen. De uitwisseling van informatie wordt bevorderd door regionale informatiesystemen. Daarbij worden verschillende domeinen bestreken: de aanpak van mensenhandel en georganiseerde misdaad langs de cocaïne- en heroïneroutes, de ongeoorloofde handel in vuurwapens en explosieven, de versterking van de maritieme veiligheid en zekerheid langs de kritieke zeewegen en capaciteitsopbouw in regio's die door terrorisme worden getroffen.

In 2011 werd 30 miljoen euro vastgelegd voor acties op de genoemde terreinen, met in totaal ongeveer 9,2 miljoen euro betalingen. Tegen eind 2011 werden via de ESF[13] meer dan 100 deskundigen gecontracteerd uit gespecialiseerde openbare of semi-openbare organisaties in de EU-lidstaten, om tezamen hun specifieke kennis en deskundigheid ter beschikking te stellen en technische input te bieden voor de vaststelling en gedetailleerde planning van acties in het kader van het stabiliteitsinstrument. Dit omvatte het jaarlijkse actieprogramma voor 2012 en voorbereidingen voor een volledige tenuitvoerlegging van acties waartoe in het kader van eerdere jaarlijkse actieprogramma’s was besloten. Onder meer de volgende gebieden komen aan bod.

· In 2011 werden in Kaapverdië en Senegal de eerste twee Joint Airport Interdiction Task Forces ingesteld om steun te bieden in de strijd tegen georganiseerde misdaad op de cocaïneroute (40 landen, in 2011 6 miljoen euro van 19 miljoen euro). De actie COCAIR vond plaats in 22 luchthavens, duurde een week en leidde tot aanzienlijke drugsvangsten.

· Om de strijd tegen georganiseerde misdaad op de heroïneroute te steunen werd het werk voortgezet in tien landen, waaronder Iran, Pakistan en Afghanistan.

· Het programma voor kritieke zeeroutes ter waarde van 14,5 miljoen (4,5 miljoen euro in 2011) bestrijkt 17 kustlanden van het westelijke deel van de Indische Oceaan, Zuidoost-Azië en de Golf van Guinee. Het bevordert de mogelijkheden voor de uitwisseling van informatie en de handhavingsfuncties van de kustlanden zodat zij hulp krijgen bij het streven naar veiliger zeeverkeer door piraterij en gewapende overvallen op zee te bestrijden.

· Meerdere projecten zijn bedoeld voor de preventie en bestrijding van terrorisme en dragen bij aan de inspanningen die wereldwijd worden geleverd in de strijd tegen terrorisme, zoals de uitvoering van de VN-strategie. Er werd een contract ondertekend van 6,7 miljoen euro voor terrorismebestrijding in de Sahel om de informatie-uitwisseling te kunnen verbeteren, terreurdaden te voorkomen en te reageren op terreurdaden op zowel operationeel als op gerechtelijk niveau. De samenwerking met Pakistan is erop gericht het strafrechtelijke apparaat van Punjab te verbeteren. In Zuidoost-Azië is het stabiliteitsinstrument betrokken bij een gezamenlijk antiterrorisme-initiatief van de EU en UNODC.

· Cybercriminaliteit is een relatief nieuw fenomeen binnen de bestaande wereldwijde en transregionale bedreigingen, die voortaan alleen doeltreffend kunnen worden aangepakt via de cyberdimensie (3 miljoen euro is gereserveerd voor een versterking van de capaciteit van de wetshandhavings- en de gerechtelijke en burgerlijke autoriteiten en voor de bevordering van de toegang tot en de uitvoering van het zogenaamde Verdrag van Boedapest). Aangezien de meeste gevoelige operatiesystemen op het netwerk zijn aangesloten, kunnen de mogelijke destabiliserende gevolgen van een cyberaanval of van een plots algemeen falen van belangrijke netwerken voor informatie- en communicatietechnologie catastrofaal zijn. Tegen die achtergrond zal de cyberveiligheid in het kader van het stabiliteitsinstrument worden aangepakt (1,5 miljoen euro wordt uitgetrokken voor transregionale samenwerking en voor de uitvoering van internationale normen op het gebied van risicobewustzijn, kwetsbaarheidsanalyse, paraatheid in noodsituaties, alarm- en gevolgenbeheer).

· Vervalste geneesmiddelen zijn een belangrijke bedreiging voor de volksgezondheid en veiligheid, omdat zij vaak ingrediënten bevatten van slechte kwaliteit of in een verkeerde dosis, of die gewoon niet werkzaam zijn, en in sommige gevallen zelfs giftig. Hoewel deze bedreiging wereldwijd optreedt, zijn het vooral de ontwikkelingslanden die ermee te kampen krijgen (5 miljoen euro wordt uitgetrokken voor een versterking van het wettelijke kader, met name door het Medicrime-verdrag, en van de capaciteit om dubieuze geneesmiddelen op te sporen en te analyseren, en ten slotte van de capaciteit van de politie en de onderzoeksdiensten om wereldwijde criminele netwerken op te breken en te ontmantelen).

· Om de capaciteit inzake preventie, bestrijding en controle van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens te vergroten, is de EU steun blijven verlenen aan de coördinatie en tenuitvoerlegging van internationale protocollen en verdragen in Afrika bezuiden de Sahara en in Zuid- en Centraal-Amerika (in 2011 7,3 miljoen euro in 41 landen).

· In 2011 zijn de agentschappen van de lidstaten van de EU deskundigheid blijven verstrekken en blijven gebruik maken van synergieën via de steunvoorzieningen voor deskundigen voor langeretermijnprogramma's in het kader van het stabiliteitsinstrument en voor de tenuitvoerlegging van programma's en projecten (van de prioriteiten 1 en 2) (2,5 miljoen euro binnen het jaarlijkse actieplan 2011). In het kader van die steunvoorzieningen zijn sinds 2008 ruim 100 missies uitgevoerd.

7.2.        Beperking van risico's in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen (artikel 4, lid 2, van de verordening tot invoering van een Stabiliteitsinstrument)

Om historische redenen waren de activiteiten in de meeste gebieden geconcentreerd op de voormalige Sovjet-Unie. In 2011 zijn inspanningen gedaan om de programma-activiteiten geografisch te spreiden. De werkingssfeer werd uitgebreid tot het Middellandse Zeegebied, het Midden-Oosten, Zuidoost-Azië, Centraal-Azië, de Zuidelijke Kaukasus en Afrika. Er zijn ongeveer 40 nieuwe landen bij betrokken, naast de landen uit de voormalige Sovjet-Unie.

Dit programma dekt risico's als ongelukken, natuurrampen of kwaadwillige daden in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en strekt ertoe de aandacht voor veiligheid en zekerheid te vergroten door goede praktijken te verspreiden en de bewustmaking rond veiligheid en zekerheid uit te breiden. Vóór 2010 werden de verschillende gebieden apart bestreken[14]. Vanaf 2010 werden in het kader van het instrument NRBC-topcentra opgericht die gaandeweg een geïntegreerd platform bieden voor alle acties op deze gebieden als grensbeheer/ongeoorloofde handel, uitvoercontrole, bioveiligheid enzovoort. Met deze topcentra op het gebied van chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen wordt ernaar gestreefd om het beleid inzake de beperking van risico's op dit gebied te versterken door op maat gemaakte pakketten met hulpmaatregelen te ontwikkelen (19 acties in vijf regio's, 21,5 miljoen euro in 2011). Zij zullen een belangrijk instrument zijn voor de capaciteitsopbouw, voor de ontwikkeling van samenhangend regionaal beleid en voor het samen inzetten van de nationale en regionale capaciteit op dit terrein. In 2011 richtte de EU topcentra op in Zuidoost-Azië (Filippijnen), Zuid-Oost-Europa/Zuidelijke Kaukasus/Oekraïne (Georgië), Noord-Afrika (Algerije), de Atlantische zijde van Afrika (Marokko) en het Midden-Oosten (Jordanië). Eind 2011 werden de eerste vijf regionale secretariaten van de lokale topcentra operationeel. Daarnaast werden contacten gelegd met Centraal-Azië, landen van de Raad voor samenwerking van de Golfstaten en Afrika bezuiden de Sahara.

Andere ondersteunde gebieden zijn onder meer:

· De activiteiten op het gebied van bijstand en samenwerking inzake uitvoercontroles op goederen voor tweeërlei gebruik hebben ertoe geleid dat het programma met succes ten uitvoer is gelegd in meer dan 28 staten over de hele wereld. De samenwerking met het systeem voor de controle van uitvoer van de VS (EXBS) werd uitgebreid.

· Om meer veiligheid en zekerheid te bieden tegen biologische bedreigingen werden meerdere maatregelen getroffen voor de beveiliging van voorzieningen in landen in Centraal-Azië, de Kaukasus en Afrika (3,5 miljoen in 2011). Samen met het Europees Centrum voor ziektepreventie werd een programma voor menselijke gezondheid opgestart in 17 niet-EU-landen (3 miljoen euro eind 2010).

· Om de initiatieven op het vlak van multilaterale garanties inzake splijtstof te ondersteunen werd een contract ondertekend met de IAEA om bij te dragen aan de bank voor laagverrijkt uranium voor het gebruik van nucleaire energie (10 miljoen euro in 2011). Deze "LEU Bank", eigendom van en beheerd door de IAEA, zal veilige splijtstof leveren aan landen die civiele kernenergieprogramma’s opzetten en op die manier de daarmee gepaard gaande proliferatierisico's verminderen.

· De herscholing van en alternatieve werkgelegenheid voor wetenschappers en ingenieurs die voordien in aan wapens gerelateerde sectoren werkten en die afkomstig zijn uit landen van de voormalige Sovjet-Unie, bleef steun krijgen via de bevoegde centra, ISTC in Moskou en STCU in Kiev. In Irak liepen de acties door om wetenschappers die voordien in aan wapens gerelateerde sectoren werkten, in te schakelen voor de buitenbedrijfstelling en ontmanteling van nucleaire installaties.

· De strijd tegen de illegale handel in chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en bedrieglijke financiële praktijken wordt voortgezet met acties in Centraal- en Zuidoost-Azië en Noord-Afrika. Met de IAEA werd een contract ondertekend om bij te dragen aan het nieuwe laboratorium voor beveiligingsanalyse van nucleair materiaal in Seibersdorf, Oostenrijk (5 miljoen euro in 2011).

7.3.        Capaciteitsopbouw vóór en na een crisis (artikel 4, lid 3, van de verordening tot invoering van een Stabiliteitsinstrument)

Het jaarlijkse actieprogramma voor 2011[15] bevatte acht thematisch gebundelde acties binnen het zogenoemde partnerschap voor vredesopbouw van het stabiliteitsinstrument, dat partners uit de maatschappelijke organisaties, de regionale en internationale organisaties en de EU-lidstaten betrekt bij de capaciteitsopbouw vóór en na een crisis (zie figuur 5).

In de loop van het jaar verleenden meerdere lopende acties steun aan de inspanningen van de EDEO op het vlak van crisisbeheer en -bestrijding en conflictpreventie, met name de prioriteiten van het crisisbeheersbureau en de nieuw opgerichte groep voor conflictpreventie. Deze steun hield onder meer het verstrekken in van de conflictanalyse van de maatschappelijke organisaties, van veldinformatie en van deskundigheid op hoog niveau over vroegtijdige waarschuwingen en conflictpreventie, overeenkomstig de conclusies van de Raad van juni 2011[16]. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van gebieden waarop in 2011 resultaten zijn geboekt.

· Dialoog met maatschappelijke organisaties en capaciteitsopbouw van binnenlandse niet-overheidsactoren: Het netwerk voor dialoog met de maatschappelijke organisaties[17] is een forum voor dialoog over vredesopbouw tussen de EU en niet-overheidsactoren. Tijdens dertien vergaderingen over onderwerpen binnen een bepaald thema (zoals conflictpreventie en vroegtijdige waarschuwing, hervorming van de veiligheidssector en vrouwen, vrede en veiligheid) of specifiek voor bepaalde landen of conflicten (zoals de MENA-regio[18], Ivoorkust, het Verzetsleger van de Heer) werd input verschaft voor het beleidsvormingsproces van de EU.

· Om de capaciteit op te bouwen aan de basis werd begonnen met twaalf projecten die hun oorsprong vonden in het maatschappelijk middenveld. Over zes landen verspreid werden acties opgezet over bemiddeling en dialoog, menselijke veiligheid en de rol van vrouwen. Een verder actie voor vroegtijdige waarschuwing was gericht op een gemeenschappelijk begrip van de risicofactoren die fragiele situaties tot conflictsituaties kunnen maken, en maatregelen om dat te voorkomen.

· Bemiddeling en dialoog: De EU ondersteunde het parate team bemiddelingsdeskundigen van de Eenheid bemiddelingsondersteuning (MSU) van de Afdeling politieke aangelegenheden (DPA) van de VN om snel professionele bemiddelingondersteuning te kunnen bieden aan de VN, de EU-lidstaten en andere internationale, regionale en lokale organisaties. Twee door de EU gefinancierde deskundigen in de MSU voerden zestien afzonderlijke opdrachten in acht landen uit[19]. Een andere actie in Kenia van het stabiliteitsinstrument speurde naar de oorzaken van het geweld dat na afloop van de verkiezingen in 2007[20] werd gepleegd en droeg ertoe bij dat niet-overheidsactoren beter konden bemiddelen in conflicten tussen de gemeenschappen.

· Natuurlijke hulpbronnen en de evaluatie van schade en behoeften in de nasleep van natuurrampen (PDNA) en conflicten (PCNA): MSU-deskundigen van de VN op het gebied van natuurlijke hulpbronnen en conflicten hebben samen uitgebreid onderzoek gevoerd in het stroomgebied van de Nijl en naar conflicten waarbij inheemse volkeren in Chili en Panama betrokken waren, alsook aan de voorbereidingen van de nationale dialoog in het MENA-gebied. In het kader van het EU-VN-partnerschap voor conflictpreventie en het duurzaam beheer van land en natuurlijke hulpbronnen werden praktische richtlijnen ontwikkeld over thema's als land, ontginningsindustrieën, milieutekorten en capaciteitsopbouw. Op basis van het partnerschap tussen de EU, de VN en de Wereldbank over de PDNA/PCNA heeft UNDOCO[21] op internet gebaseerde instrumenten ontwikkeld voor de deskundigen inzake evaluatieopdrachten. Het programma heeft ook gezamenlijke opleidings- en informatieprogramma's ontwikkeld, waardoor 170 personeelsleden van partnerorganisaties en andere multilaterale organisaties een inleidende opleiding kregen, en 73 deskundigen een geavanceerd programma konden volgen.

· Vredesopbouw en mensenrechten, met bijzondere aandacht voor jongeren en vrouwen: In drie regio's in Bosnië en Herzegovina werden in het kader van het project "Jeugd voor vrede"[22] tal van activiteiten georganiseerd, waaronder activiteiten om jeugdorganisaties mondiger te maken en opleidingsdagen inzake vredeshandhaving en ontwikkeling van de gemeenschap.

· In de Democratische Republiek Congo kregen vrouwelijke activisten ondersteuning om te worden betrokken bij onderzoek naar massale verkrachtingen in Fizi door het reguliere leger FARDC, dat leidde tot de eerste berechting van een FARDC-bevelhebber door een speciale rondreizende rechtbank voor verkrachtingen. In Kalehe en Maniema werden soortgelijke vonnissen geveld. Meer dan 1000 vrouwen werden bewustgemaakt van UNSCR 1325 via openbare voorlichtingsessies, waarna de deelname van vrouwen aan het beleid en hun politieke invloed in de betrokken gebieden duidelijk toenam[23].

· Samenwerking met regionale organisaties: Er werd een operationeel crisisbestrijdingscentrum opgericht bij het secretariaat-generaal van de Arabische Liga; de ambtenaren van dat centrum die belast zijn met vroegtijdige waarschuwing, crisisanalyse en het beheer van crisisbestrijding, krijgen momenteel een intensieve opleiding. Met dit project is er meer en betere interactie tussen de EDEO en het Secretariaat-Generaal van de Arabische Liga over uiteenlopende crisissituaties en andere onderwerpen op de agenda van de EU en de Arabische Liga.

· Internationale dialoog over vredesopbouw en staatsopbouw: De EU steunt de dialoog die de OESO sinds 2009 leidt[24] en heeft in 2011 in het bijzonder het werk ondersteund van het Secretariaat en van de vier dialoogwerkgroepen, maar ook de organisatie van internationale bijeenkomsten. Tijdens de bijeenkomst in Monrovia in juni 2011 werd overeenstemming bereikt over de uiteindelijke kennisproducten en werd een ontwerp van internationaal actieplan besproken, dat in december 2011 in Busan werd voorgesteld op het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp.

· Een project in Nepal, Uganda en de DRC, waar verschillende agentschappen bij betrokken waren, focuste op het opzetten, het toezicht op en de evaluatie van maatregelen voor vredesopbouw. Bij het project waren 21 organisaties betrokken, waaronder internationale ngo’s, lokale maatschappelijke organisaties en agentschappen van de overheid met het oog op de uitwisseling van optimale werkwijzen.

· Samenwerking met EU-lidstaten: Europa's nieuwe opleidingsprogramma voor civiele crisisbeheerscapaciteiten (ENTRi) is een tweejarig programma dat wordt gecofinancierd door het stabiliteitsinstrument en dat is bedoeld om de capaciteiten te verbeteren van het personeel dat werkzaam is in internationale missies voor civiel crisisbeheer en tezelfdertijd te zorgen voor een betere interoperabiliteit en harmonisering van de aanpak van opleidingen door de partners. In het eerste jaar heeft het ENTRi-consortium, dat bestaat uit 13 docenten uit EU-lidstaten, 17 cursussen georganiseerd, zowel opleidingen voorafgaand aan de missie als specialisatiecursussen, waaraan 340 deskundigen van 49 nationaliteiten hebben deelgenomen.

8. Conclusie

De maatregelen van het stabiliteitsinstrument die in 2011 ten uitvoer zijn gelegd als aanvulling op andere acties in het kader van de instrumenten voor regionale en thematische ontwikkeling van de EU, humanitaire steun en GVDB-missies, hebben de EU in aanzienlijke mate geholpen om conflicten te voorkomen, de vrede te handhaven, op crisissituaties te antwoorden en de internationale veiligheid te verbeteren, overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag van de Europese Unie. Het stabiliteitsinstrument toont in zijn vijfde werkingsjaar en met een budget dat meer dan verdubbeld is - van 139 miljoen euro in 2007 naar 282 miljoen euro in 2011 - duidelijk aan dat het robuust is en in staat om bij te dragen aan tijdige en dynamische acties van de EU als antwoord op uiteenlopende kwesties overal ter wereld. Die kwesties waren in 2011 onder meer de gevolgen van de “Arabische lente” in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika, en de steeds complexere situatie in de Hoorn van Afrika.

Dat het stabiliteitsinstrument volgroeid is, blijkt duidelijk uit het evaluatieverslag over het algemene programmaniveau dat door een onafhankelijke consultant werd opgesteld en in juli 2011 verscheen. In het verslag komt de periode vanaf de aanvangsdatum aan bod, en wordt er gesteld dat het stabiliteitsinstrument aanzienlijk heeft bijgedragen aan de vergroting van de relevantie en efficiëntie van de acties van de EU op het vlak van crisisbestrijding en paraatheid in crisissituaties. Er werd in geconcludeerd dat het stabiliteitsinstrument een wezenlijke bijdrage levert aan de samenhang van het EU-beleid inzake vrede, veiligheid en ontwikkeling, en aan wereldvrede en stabiliteit. Van wezenlijk belang daarbij is het aangetoonde vermogen van het stabiliteitsinstrument om snel, tijdig en katalytisch te reageren in crisissituaties[25].

[1]               PB L 327 van 24.11.2006.

[2]               Instrument voor pretoetredingssteun (IPS); Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI); Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI); Europees Ontwikkelingsfonds (EOF); Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR); enz.

[3]               De maximale duur bedraagt 18 maanden met versnelde procedures voor goedkeuring en tenuitvoerlegging voor programma's van minder dan 20 miljoen euro, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, als gewijzigd (hierna het "Financieel Reglement" genoemd) en overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna de "uitvoeringsvoorschriften" genoemd).

[4]               Programma's die voortbouwen op buitengewone steunmaatregelen met het oog op vergemakkelijking van de tenuitvoerlegging van het samenwerkingsbeleid van de EU. Deze kunnen een langere looptijd hebben maar vereisen omgekeerd ook meer tijd om te worden goedgekeurd, ten gevolge van langere besluitvormingsprocedures, inclusief de comitéprocedure.

[5]               "LRRD".

[6]               Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.

[7]               Ook bekend als het partnerschap voor vredesopbouw van het stabiliteitsinstrument.

[8]               Besluit van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (2010/427/EU), PB L 201.

[9]               Directoraat-generaal Ontwikkeling en samenwerking - EuropeAid van de Europese Commissie.

[10]             Zie het overzicht van vastleggingen en betalingen voor het stabiliteitsinstrument in 2011 in het werkdocument II van de diensten van de Commissie in de bijlage bij dit verslag.

[11]             Met inbegrip van een toewijzing van 1 miljoen euro van het Europees Parlement voor een proefprogramma voor activiteiten voor vredesopbouw door ngo’s.

[12]             De juridische en financiële verantwoordelijkheid voor het gebruik van EU-middelen, met inbegrip van de bevoegdheid tot ondertekenen en wijzigen van overeenkomsten, wordt overgedragen van de centrale Europese Commissie naar de betrokken EU-delegatie.

[13]             "Export Support Facility", die deskundigen uit openbare of semi-openbare organisaties uit heel de EU rekruteert. Sinds 2008 hebben deskundigen uit ongeveer 60 organisaties in 17 lidstaten meer dan 100 missies uitgevoerd.

[14]             B.v. uitvoercontrole van goederen voor tweeërlei gebruik, ongeoorloofde handel, heroriëntering van voormalige wapenspecialisten, veiligheids- en zekerheidscultuur.

[15]             Het jaarlijkse actieprogramma voor 2011 werd op 30 juni 2011 door de Europese Commissie goedgekeurd (http://www.eeas.europa.eu/ifs/docs/c_2011_4451_en.pdf).

[16]             Conclusies van de Raad inzake conflictpreventie, 3101ste bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken, Luxemburg, 20 juni 2011.

[17]             Beheerd door het Europese Verbindingsbureau voor vredesopbouw (EPLO).

[18]             Midden-Oosten en Noord-Afrika.

[19]             Waaronder Jordanië (ondersteuning van UNAMI), Kazachstan (ondersteuning van UNRCCA in het gebied van het Aralmeer), Kenia (vanuit Nairobi over Somalische kwesties), Kirgizië (ondersteuning van de regering van Kirgizië bij de ontwikkeling van een nationaal conflictpreventieprogramma) en Qatar (ondersteuning van de vredesbesprekingen voor Darfur).

[20]             De actie om de capaciteit van niet-overheidsactoren te vergroten om conflicten te voorkomen en op te lossen in gebieden die getroffen werden door geweld na afloop van de verkiezingen in Kenia werd geleid door de Konrad Adenauer Stiftung e.V.

[21]             UN Development Operations Coordination Office (DOCO).

[22]             Care International beheerde deze actie.

[23]             Participatie van vrouwen in Afghanistan, de Democratische Republiek Congo en Liberia aan het vredes- en veiligheidsbeleid.

[24]             Internationaal Netwerk betreffende conflicten en onstabiele situaties binnen de OESO.

[25]             ‘Evaluation of the Crisis Response and Preparedness Components of the European Union’s Instrument for Stability’, juli 2011.