Bijlagen bij COM(2007)622 - Tenuitvoerlegging in 2003-2004 van Verordening (EEG) nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (23ste Verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage IB van Verordening (EG) nr. 1360/2002 van de Commissie van 13 juni 2002 betreffende de zevende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

De digitale tachograaf werd op 1 mei 2006 verplicht gesteld voor alle nieuwe voertuigen in alle lidstaten[17]. Bij de invoering van de digitale tachograaf was het vooral de bedoeling de uitvoering van de verordening inzake rijtijden te harmoniseren en de handhavingspraktijken in de lidstaten op één lijn te brengen en te verbeteren.

De digitale tachograaf zal de autoriteiten verplichten hun methodes voor de handhaving van de regels en de vervolging van overtreders aanzienlijk te moderniseren. De Commissie heeft financiële steun verleend aan een project dat samenwerking bevordert tussen lidstaten om gemeenschappelijke plannen uit te werken voor de uitvoering, informatie uit te wisselen en geharmoniseerde en doelmatige oplossingen te ontwikkelen voor vraagstukken in verband met de uitvoering. Doelgerichte acties werden gestart om de uitvoering van de digitale tachograaf te steunen in de tien landen die in 2004 lid werden van de Europese Unie.

De bepalingen ten aanzien van de digitale tachograaf zijn sedert 16 juni 2006 eveneens van kracht in de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR), waarbij tot 16 juni 2010 een overgangsregeling geldt voor AETR-overeenkomstsluitende partijen die geen lid zijn van de Europese Unie. De digitale tachograaf wordt zo verplicht voor alle Europese derde landen die grenzen aan de Europese Economische Ruimte.

4.2.6. Intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad

De nieuwe Verordening (EG) nr. 561/2006[18] trad op 11 april 2007 in werking, afgezien van de bepalingen die betrekking hebben op de digitale tachograaf die al eerder, namelijk op 1 mei 2006, in werking waren getreden.

In de nieuwe verordening wordt de twintig jaar oude regelgeving duidelijker gemaakt en bijgewerkt. De verordening beoogt een verbetering van de verkeersveilligheid, de arbeidsomstandigheden van de bestuurders en billijke mededinging binnen de lidstaten. Afgezien van de verbeterde sociale en veiligheidsomstandigheden zullen de nieuwe maatregelen ook zorgen voor strikt en geharmoniseerd toezicht op de naleving ervan. De verordening versterkt de bepalingen met betrekking tot de aansprakelijkheid van de werkgever en effent de weg voor gemeenschappelijke strafmaatregelen in geval van ernstige overtredingen. Op 24 mei 2007 werd een Raadgevend Comité opgericht met het oog op een consequente handhaving van de tenuitvoerlegging van de verordening.

4.2.7. Intrekking van Richtlijn 88/599/EEG

De nieuwe Richtlijn 2006/22/EG[19] is op 1 mei 2006 in werking getreden. De lidstaten dienden de richtlijn vóór 1 april 2007 om te zettten in nationale wetgeving.

De nieuwe richtlijn houdt een geleidelijke verhoging in van het minimumaantal vereiste controles van 1 % tot 3 % van de totale werkdagen van beroepschauffeurs in 2010. Binnen dit globale percentage wordt het minimumpercentage van de wegcontroles opgetrokken van 15 tot 30 % en dat van de bedrijfscontroles van 25 tot 50 %.

Om de kwaliteit van de controles te verbeteren, beoogt de richtlijn de oprichting van een coördinerende toezichthoudende instantie in elke lidstaat die de toezichthoudende ambtenaren een lijst van interoperabele instrumenten moet verschaffen en moet zorgen voor wegeninfrastructuur met voldoende uitwijkhavens of benzinestations waar controles kunnen worden uitgevoerd.

Voor samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten wordt gezorgd door meer gezamenlijke acties, een betere uitwisseling van informatie door middel van een elektronisch netwerk en een regelgevend comité dat de uitvoering van de richtlijn moet toelichten. De lidstaten benoemen een intercommunautaire verbindingsinstantie die vertegenwoordigd is in het comité. Dit regelgevend comité werd opgericht op 9 oktober 2006. Het kwam bijeen op 19 januari 2007 en hechtte zijn goekeuring aan een uniform ziekteverzuimformulier dat in de plaats komt van de 27 verschillende nationale modellen en zo een efficiënte bijdrage levert aan het verlichten van de administatieve belasting. De Commissie hechtte bij haar beschikking van 12 april 2007 tot vaststelling van een formulier in het kader van de sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer haar goedkeuring aan het model.

4.2.8. De wetgeving betreffende de organisatie van de arbeidstijd in de sector wegvervoer: Richtlijn 2002/15/EG

Richtlijn 2002/15/EG[20] diende vóór 23 maart 2005 in nationale wetgeving te zijn omgezet. Er zijn echter lidstaten die de bepalingen van de richtlijn nog niet volledig hebben omgezet en waartegen nu een inbreukprocedure is ingeleid.

De Commissie is ervan overtuigd dat de richtlijn, indien ze in alle lidstaten wordt toegepast, zal bijdragen tot een verbetering van de sociale voorwaarden voor in het wegvervoer werkzame personen alsmede tot een verbetering van de veiligheid op de weg.

In de volgende verslagperiode 2005-2006 zal tevens de toepassing van Richtlijn 2002/15/EG worden bekeken.

4.2.9. Conclusies

Een doeltreffende toepassing van de voorschriften inzake rij- en rusttijden en rijtijdonderbreking dient ieders belang. De Commissie spoort alle lidstaten aan hun controles zowel qua aantal als kwalitatief te verbeteren, gezamenlijke controles uit te voeren en samenwerkingsinitiatieven te ontplooien om uitwisseling van informatie en personeel te bevorderen. Dit kan de handhaving alleen maar ten goede komen en bijdragen tot meer inzicht in de manier waarop de verordening moet worden uitgevoerd.

De volgende verslagperiode zal tevens de jaren 2005-2006 omvatten. Het zal het laatste verslag zijn dat volgens de “oude” regelgeving moet worden opgesteld. Tegelijkertijd zal het het eerste verslag zijn dat vergezeld gaat van een gelijktijdig uitgebracht verslag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties over de uitvoering van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR). Het zal daarnaast ook de eerste maal zijn dat de toepassing van de richtlijn Werktijden in de periode 2005-2006 wordt besproken. Het is dan ook van het grootste belang dat de nationale verslagen op het in de verordening vastgestelde tijdstip en in het vereiste formaat worden ingediend. Informatie over de uitvoering van Richtlijn 2002/15/EG zal op diezelfde datum moeten worden ingediend.

De Commissie constateert dat alle lidstaten de norm om controles uit te voeren voor minimum 1 % van het totaal aantal door beroepschauffeurs gewerkte dagen, hebben gehaald. Nu moeten de handhavingsautoriteiten alles in het werk stellen om het aantal controles uit te breiden, dat met ingang van 1 januari 2008 ten minste 2 % moet bestrijken van het totaal aantal gewerkte dagen.

De resultaten geven overigens nog reden tot bezorgdheid omdat het gemiddelde aantal overtredingen geen daling liet zien. Op een sterk concurrerende markt, waar ondernemingen onder druk staan om de kosten tot een minimum te beperken, moeten maatregelen worden genomen om de naleving van deze fundamentele regels te verbeteren. De Commissie heeft er alle vertrouwen in dat de nieuwe regelgeving op dit gebied een positieve bijdrage zal leveren. Zij wijst er tevens op dat de sector uitkijkt naar een uniforme en billijke handhaving en toepassing van de regelgeving inzake arbeidstijden in de hele Unie om concurrentieverstoring te voorkomen.

Alleen met meer inspanningen en investeringen van de lidstaten op het gebied van de rechtshandhaving zullen de sociale normen in de Gemeenschap op het gebied van het wegvervoer meer in acht worden genomen. In het licht hiervan zal de Commissie de ontwikkelingen op dit gebied blijven volgen, ten einde een geharmoniseerde uitvoering van de sociale wetgeving te verzekeren, het gebruik van goede praktijken aan te moedigen en ervoor te zorgen dat de regels in alle lidstaten beter en doeltreffender worden gehandhaafd.

[1] PB L 325 van 29.11.1988, blz. 5.

( Op grond van de wetswijziging van 1 april 2007 zal het aantal te controleren dagen waarop beroepschauffeurs werkzaam zijn in 2008 in elke lidstaat echter met 2% moeten worden verhoogd.

[2] Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1) en Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35).

[3] PB L 72 van 25.3.1993, blz. 33.

[4] Deze cijfers omvatten geen gegevens over controles die zijn uitgevoerd door de sociale inspecteurs en politie omdat deze niet naar behoren waren uitgesplitst.

[5] Uit de gegevens van Griekenland bleek dat het aantal aantal voertuigen dat onderworpen is aan Verordening (EEG) nr. 3820/85 bijzonder laag is; het totale minimumaantal te controleren werkdagen, dat wil zeggen het resultaat van een vermenigvuldiging van het totale aantal voertuigen in kwestie en een aantal dagen dat per beroepschauffeurs werd gewerkt, lijkt dan ook bijzonder laag. In afwachting van verdere controles wordt derhalve geen rekening gehouden met het aldus berekende percentage.

[6] Periode 1.5.2004 - 31.12.2004.

[7] In dit verslag van Portugal ontbraken gegevens over de berekening van de minimumcontroles; het cijfer voor het minimumaantal te controleren werkdagen was dan ook afkomstig van het voorgaande verslag.

[8] Periode 2004.

[9] De door de politie en sociale inspecteurs vastgestelde overtredingen zijn niet opgenomen in bovenstaande tabel omdat deze niet naar behoren waren uitgesplitst.

[10] Frankrijk maakt geen onderscheid tussen staatsburgers en niet-staatsburgers, maar tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. Het verslag bevat geen specifieke gegevens over overtredingen in het passagiers- en goederenvervoer maar wel gegevens over overtredingen die langs de weg en ter plaatse bij de onderneming zijn vastgesteld.

[11] De lidstaat heeft deze gegevens niet verstrekt.

[12] Ierland heeft alleen overtredingen meegedeeld die door staatsburgers en burgers van andere lidstaten zijn begaan.

[13] Zwitserland gaf alleen het volledige aantal op.

[14] PB L 370 van 31.12.1985, blz. 1.

[15] PB L 325 van 29.11.1988, blz. 5.

[16] Zie voetnoot 6.

[17] Artikel 29 van Verordening (EG) nr. 561/2006.

[18] PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.

[19] PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35.

[20] PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35.