Bijlagen bij COM(2007)474 - Concurrerende Europese regio's door onderzoek en innovatie - Een bijdrage tot meer groei en betere banen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I. Ook het feit dat alle vijf instrumenten nu dezelfde looptijd hebben (2007-2013) zal de coördinatie vergemakkelijken.

Het zevende kaderprogramma introduceert een aantal specifieke initiatieven om actoren in minder ontwikkelde regio's beter in staat te stellen deel te nemen aan samenwerkingsprojecten, maar men heeft ervan afgezien selectiecriteria voor te stellen die het regionale karakter van een project weerspiegelen, of steunpercentages die variëren naar gelang van het ontwikkelingsstadium van een regio. Evenzo stelt het Cohesiebeleid weliswaar geen specifieke minimumtoewijzingen voor OTOI of voor enige andere sector vast, maar zowel de verordeningen als de strategische richtsnoeren inzake cohesie zijn gericht op het stimuleren van de onderzoeks- en innovatiecapaciteiten in de regio's, door het financieren van productieve investeringen in combinatie met steun voor het initiëren van O&O-strategieën en voor innovatie op basis van lokale hulpbronnen en middelen. De lidstaten hebben naar schatting ongeveer 45 miljard euro van de financiering van het cohesiebeleid bestemd voor investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, waaronder menselijk kapitaal. Dit is meer dan driemaal het bedrag dat in de periode 2000-2006 in deze gebieden is geïnvesteerd.

Zoals ook is aangegeven in de strategische richtsnoeren kan een coherente ondersteuningsstrategie voor onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie alleen door de lidstaten en de regio's verzekerd worden. Zij moeten de behoeften aan investeringen beoordelen en de medefinanciering van projecten organiseren. Weliswaar is het vanuit het oogpunt van gezond financieel beheer van overheidsgelden niet mogelijk financiering uit twee verschillende EU-bronnen te combineren voor hetzelfde geheel van subsidiabele kosten (Verordening (EG) nr. 1083/2006, artikel 54, lid 5), maar het is wel mogelijk de structuurfondsen, het ELFPO en andere EU-fondsen te gebruiken voor verschillende aspecten of fasen van bijvoorbeeld een project of programma inzake onderzoek en innovatie, op voorwaarde dat dat aspect of die fase voldoet aan de criteria voor ondersteuning door de betreffende financieringsbron.

Tegelijkertijd dient de synergie niet gereduceerd te worden tot alleen aanvullende financiering van projecten. Synergie is ook relevant in het creëren en ontwikkelen van onderzoeks- en innovatiecapaciteit. De door de EU-instrumenten gestimuleerde uitwisseling van kennis is ook een belangrijke vorm van synergie. Daarnaast kunnen alle betreffende EU-instrumenten innovaties op sociaal gebied ondersteunen. Alle drie instrumenten bieden uitgebreide mogelijkheden (waaronder prognoseactiviteiten) voor het delen van knowhow betreffende onderzoek en innovatie tussen de regio's van de EU. De overdracht van goede praktijken door interregionale partnerschappen is essentieel om de prestaties op het gebied van onderzoek en innovatie in de gehele EU te verbeteren. In het geval van het cohesiebeleid zullen het initiatief "Regio’s voor economische verandering" en de mainstreaming van innovatieve acties en transnationale programma's in de operationele programma's van het ESF hierin een belangrijke rol spelen, terwijl het zevende kaderprogramma gerichte activiteiten zal omvatten, zoals Kennisregio's, ontsluiting van het onderzoekspotentieel en ERA-NET. Tot slot biedt ook het CIP mogelijkheden voor het uitwisselen van kennis en goede praktijken, met name op het gebied van innovatie.

3. MEER SYNERGIE TUSSEN HET BELEID INZAKE ONDERZOEK, INNOVATIE EN COHESIE

In recente vergaderingen van de Raad Concurrentievermogen is nogmaals gewezen op de behoefte aan meer synergie tussen onderzoek, concurrentievermogen en regionale beleidsmaatregelen[3]. Een aantal raadgevende organen en andere actoren heeft zich eveneens met deze thema's bezig gehouden en heeft aangedrongen op betere samenwerking en coördinatie op nationaal niveau tussen de verschillende betrokken partijen[4]. Deze groepen hebben aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot verschillende thema's:

4. De waarde voor nationale en regionale autoriteiten van een (te ontwikkelen) specifieke strategie voor gecoördineerd gebruik van het kaderprogramma en de programma's van het cohesiebeleid als onderdeel van hun OTOI-strategie.

5. Het belang van de mogelijkheden die het cohesiebeleid en het kaderprogramma bieden om de vormgeving van OTOI-strategieën te versterken door uitwisselingen en netwerken.

6. Voorstellen voor een effectieve synergie op belangrijke terreinen: het versterken en verder ontwikkelen van OTOI-capaciteiten, het ontwikkelen van de toonaangevende positie van Europa, voldoende aandacht schenken aan het MKB, het organiseren van samenwerking op Europees en internationaal niveau en het versterken van de economische exploitatie van de resultaten van O&O.

7. De noodzaak van betere communicatie en samenwerking tussen de nationale en regionale actoren die betrokken zijn bij de implementatie van het kaderprogramma, het CIP en het cohesiebeleid en van een betere informatievoorziening aan begunstigden.

8. Het gebruik van acties die ondersteund worden door het specifieke programma "Capaciteiten" van het zevende kaderprogramma om de ontwikkeling of de uitvoering van acties door het relevante programma van het cohesiebeleid van de deelnemende regio's te ondersteunen; en het gebruik van programma's van het cohesiebeleid om weer de basis te leggen voor toekomstige deelname aan kaderprogramma's.

9. De noodzaak van meer synergie tussen het cohesiebeleid en het KP7 wat betreft onderzoeksinfrastructuren, en het belang van het op een zinvolle manier betrekken van de "nieuwere" lidstaten bij de Europese routekaart voor onderzoeksinfrastructuren.

4. CONCLUSIES

De EU voert aanvullende beleidsmaatregelen uit om onderzoek, innovatie en ondernemerschap in de regio's en de lidstaten van Europa te ondersteunen. Een basis van toonaangevend onderzoek en innovatie in Europa is een noodzakelijke voorwaarde om het EU-model van duurzame ontwikkeling te kunnen handhaven. Het cohesiebeleid kan alle regio's helpen hun onderzoeks- en innovatiecapaciteiten verder te ontwikkelen, innovaties op sociaal gebied te stimuleren en ondersteunen en goede praktijken uit te wisselen door grensoverschrijdende en interregionale samenwerking. Zodra regionale actoren voldoende capaciteit hebben om met succes deel te nemen aan Europese kaderprogramma's, "ontwikkelen" het OTO-kaderprogramma en het CIP deze capaciteit door de uitwisseling van goede praktijken voort te zetten, een multinationale aanpak te stimuleren en actoren bij elkaar te brengen in concrete probleemoplossende initiatieven. De structuurfondsen kunnen op hun beurt steun bieden aan behoeften die eerder in het kader van instrumenten van het OTOI-kaderprogramma en het CIP aan het licht zijn gekomen.

De Gemeenschap heeft ervoor gezorgd dat er synergie bestaat tussen de verschillende instrumenten voor het stimuleren van groei en werkgelegenheid. Deze conceptuele synergie moet nu door nationale en regionale autoriteiten en andere betrokken partijen in concrete actie worden omgezet. De verantwoordelijkheid voor het bereiken van de ambitieuze doelstellingen wat betreft het verbeteren van de prestaties van de EU inzake onderzoek en innovatie ligt bij de lidstaten. Met het cohesiebeleid heeft de EU een belangrijke financieringsbron voor deze activiteiten en de lidstaten hebben goede vooruitgang geboekt bij het inzetten van dit beleid om onderzoek en innovatie in de Europese Unie in de periode 2007-2013 te stimuleren. De Commissie meent echter dat er op nationaal en regionaal niveau meer gedaan kan worden wat betreft een betere informatievoorziening over en een beter gebruik van de instrumenten.

10. De Commissie verzoekt de lidstaten de regelingen voor het gecoördineerde gebruik van EU-instrumenten ter ondersteuning van OTO, innovatie en cohesie op nationaal en regionaal niveau te verbeteren en in de verslagen over de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's informatie op te nemen over hoe deze regelingen bijdragen tot het aanpakken van de belangrijkste problemen van de landen. Er moet worden stilgestaan bij de mogelijkheden voor gecoördineerd gebruik bij het uitwerken van strategieën en operationele mechanismen en in de verschillende aspecten en fasen van onderzoeks- en innovatieprojecten. Ook moeten systemen worden opgezet om de actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van het kaderprogramma, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en de programma's van het cohesiebeleid op nationaal en regionaal niveau, waaronder nationale en regionale ministeries voor onderzoek en innovatie, bewust te maken van de mogelijkheden van deze drie EU-instrumenten om het gebruik van deze instrumenten stimuleren en om informatie en goede praktijken uit te wisselen met betrekking tot het benutten van de synergie tussen de instrumenten en potentiële begunstigden informatie te verstrekken over de drie instrumenten.

11. De Commissie zal tegen het einde van 2007 een praktijkgids publiceren waarin de mogelijkheden voor financiering bekeken worden vanuit het gezichtspunt van onderzoeksinstituten of ondernemingen die een beroep willen doen op EU-financiering voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten. In deze gids zal ook uiteengezet worden hoe op nationaal en regionaal niveau mechanismen opgezet kunnen worden om de gecoördineerde toegang tot de verschillende instrumenten te bevorderen, en hoe artikel 54, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 over financiering uit twee verschillende communautaire bronnen voor hetzelfde geheel van subsidiabele uitgaven moet worden toegepast.

12. De Commissie zal in het voorjaar van 2009 verslag uitbrengen over de vorderingen op nationaal en regionaal niveau met betrekking tot het gecoördineerde gebruik van de communautaire instrumenten en over voorbeelden van goede praktijken op nationaal en regionaal niveau.

13. Om aanvullende financiering uit communautaire, nationale en regionale bronnen te vergemakkelijken, zal de Commissie de nationale en regionale autoriteiten regelmatig laten weten welke organisaties op hun grondgebied KP7- en CIP-subsidies hebben ontvangen. Deze informatie zal worden verstrekt via de bestaande beheersstructuren die voor elk van deze instrumenten zijn bepaald.

Als follow-up van de in deze mededeling beschreven acties zal de Commissie regelmatig bijeenkomsten organiseren met betrokken partijen op het gebied van onderzoek, innovatie en regionale ontwikkeling, en met alle diensten van de Commissie die betrokken zijn bij het thema "Concurrerende Europese regio's", om ondersteuning en advies over relevante maatregelen te bieden.

[1] De doelstelling van 60% geldt voor de minst ontwikkelde (convergentie-)regio's en die van 75% voor de andere (concurrentievermogen-)regio's. De doelstellingen zijn verplicht voor de EU-15 en vrijwillig voor de EU-12. De Commissie zal in het najaar van 2007 uitgebreid verslag uitbrengen over de programma's in een mededeling over de uitvoering van de Lissabonagenda in de regio's – innovatie- en cohesiebeleid 2007-2013.

[2] Aangezien het andere instrument van het cohesiebeleid, het Cohesiefonds, niet rechtstreeks met onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (OTOI) te maken heeft, wordt het hier niet besproken.

[3] Op 25 juni 2007 heeft de Raad Concurrentievermogen conclusies aangenomen over "efficiëntere steun voor onderzoek en vernieuwing: Coördinatie van het gebruik van het kaderprogramma voor onderzoek en de structuurfondsen". Hierin wordt onder andere gewezen op het belang van de ontwikkeling van OTOI-strategieën, de versterking van governance en de ontwikkeling van de toonaangevende positie op het gebied van OTOI.

[4] Het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek van de EU (CREST) heeft richtsnoeren goedgekeurd: "How to make better coordinated use of Framework Programme and Structural Funds to support R&D" ; de Europese Adviesraad voor onderzoek (EURAB) heeft advies uitgebracht in het document "Energising Europe’s Knowledge Triangle of Research, Education and Innovation through the Structural Funds" ; en het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) heeft aangedrongen op meer synergie ten aanzien van onderzoeksinfrastructuren. Het ESFRI zal begin 2008 een analyse van de regionale aspecten van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren publiceren. De ITRE-commissie van het Europees Parlement heeft onlangs een studie laten uitvoeren, "Synergies between the EU 7 th Research Framework Programme, the Competitiveness and Innovation Framework Programme and the Structural Funds" , waarin wordt gewezen op de noodzaak van meer synergie tussen het KP7, het CIP en de structuurfondsen, om lacunes en overlappingen te vermijden.