Bijlagen bij COM(2000)283 - Gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van een wijziging van Protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking van de associatieovereenkomst met de Palestijnse Autoriteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREENKOMST

voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds.

Ontwerp

BESLUIT NR. ......VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN .....

tot wijziging van protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking

HET GEMENGD COMITÉ,

Gelet op de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, die op 24 februari 1997 in Brussel is ondertekend, inzonderheid op artikel 37 van protocol nr. 3,

overwegende hetgeen volgt:

(1) overeenkomstig artikel 14 van protocol nr. 3 komen niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap of de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook met ingang van 1 januari 2000 niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook;

(2) de Palestijnse Autoriteit heeft verzocht de schorsing van de inwerkingtreding van artikel 14 van protocol nr. 3 met 6 jaar te verlengen;

(3) dat verzoek is verantwoord in het licht van de economische ontwikkelingsproblemen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook en van de noodzaak om de bestaande inspanningen ter bevordering van de industriële ontwikkeling in die gebieden op te voeren;

(4) de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook mogen geen andere behandeling krijgen dan de omliggende Arabische landen.

BESLUIT:

Artikel 1

Protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking wordt als volgt gewijzigd:

artikel 14, lid 6, wordt vervangen door:

«6. Dit artikel is vanaf 1 januari 2006 van toepassing en kan in onderling overleg worden herzien».

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.

Gedaan te Brussel,

Voor het gemengd comité

De Voorzitter


FINANCIEEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN DE MAATREGEL

Voorstel tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking bij de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de PLO.

2. BETROKKEN BEGROTINGSLIJN(EN)

[hoofdstuk 12, artikel 120]

3. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 133 van het Verdrag

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemene doelstelling

De Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in staat stellen de schorsing van de bepalingen betreffende het verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten te handhaven.

5. FINANCIËLE GEVOLGEN

Wat de Gemeenschap betreft, houdt de handhaving van de schorsing van het verbod op teruggave of vrijstelling van rechten in dat geen douanerechten worden geheven op de materialen uit derde landen die in de Gemeenschap worden gebruikt bij de vervaardiging van afgewerkte producten voor uitvoer naar de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, waar zij een preferentiële behandeling zullen krijgen. (Het omgekeerde geldt eveneens maar heeft geen gevolgen voor de eigen middelen).

Het totale financiële volume van de communautaire uitvoer naar de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bedroeg 67 421 050 ecu voor 1998 en 61 515 750 euros voor 1999.

De belangrijkste uitgevoerde goederen zijn machines van hoofdstuk 84 en voertuigen van hoofdstuk 87, respectievelijk voor 23 187 000 en 19 804 000 ecu in 1998 en 15 226 140 en 25 211 470 euros in 1999.

Volgens de oorsprongsregels voor die twee categorieën producten mogen materialen van derde oorsprong voor ten hoogste 40% van de waarde van het afgewerkte product worden gebruikt.

De rechten die worden geheven op de materialen van derde oorsprong (40%) die bij de fabricage van de onder deze hoofdstukken vallende producten worden gebruikt, bedragen gemiddeld 2% voor hoofdstuk 84 en 6% voor hoofdstuk 87.

De inkomstenderving voor de eigen middelen houdt hoofdzakelijk verband met de producten van de hoofdstukken 84 en 87 en zou als volgt kunnen worden geraamd:

Jaar 1998:

- 185 496 ecu [2% van (40% van 23 187 000)]

- 475 296 ecu [6% van (40% van 19 804 000)]

Jaar 1999 :

- 121 809 euros [2% van (40% van 15 226 140)]

- 605 075 euros [6% van (40% van 25 211 470)]

Er kan worden geconcludeerd dat het verlies aan eigen middelen in elk van de komende 6 jaar ongeveer 1.000.000 euros zal bedragen.