Bijlagen bij COM(2005)426 - Ondertekening van Verdrag nr. 198 van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en terrorismefinanciering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE 1

Verklaring van de Commissie

[voor de notulen van de vergadering van de Raad waarop een beslissing wordt genomen over de ondertekening]

De Commissie constateert dat sommige algemene en institutionele bepalingen van dit verdrag – met name de bepalingen uit artikel 54, leden 1 tot en met 3, en artikel 50, lid 1, die betrekking hebben op het aannemen van amendementen en het aanvaarden van nieuwe partijen bij het verdrag – de Gemeenschap niet toestaan haar externe bevoegdheid volledig uit te oefenen op dezelfde manier als de andere partijen, hoewel de Gemeenschap aan alle verplichtingen van het verdrag is onderworpen.

De Commissie is van oordeel dat deze oplossing zeer verontrustend is, rekening houdend met haar rol als hoedster van de verdragen en gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie.

Bijgevolg mogen de algemene bepalingen en de slotbepalingen van het verdrag in geen geval als een precedent voor andere verdragen worden beschouwd.

Voorts legt de Commissie de nadruk op de noodzaak om het verdrag toe te passen op een manier die coherent is met de 40 aanbevelingen van de Financial action task force (FATF), die in 2003 voor het laatst zijn bijgewerkt, en met het acquis op dat gebied. Het gaat meer in het bijzonder om aanbeveling 36 c), betreffende wederzijdse rechtshulp en uitlevering, op grond waarvan de uitvoering van een verzoek om wederzijdse rechtshulp niet mag worden geweigerd om de enkele reden dat het misdrijf ook beschouwd wordt als betrekking hebbend op fiscale kwesties.

[1] PB L 166 van 28.6.1991, blz. 77.

[2] PB L 344 van 28.12.2001, blz. 76.

[3] PB L 271 van 24.1.2000, blz. 4.

[4] PB C […] van […], blz. […].