Bijlagen bij COM(1995)739 - Tussentijdse herziening van Besluit 91/482/EEG betreffende de Associatie van de landen en gebieden overzee met de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage II bis.".

Lid 3, eerste streepje, wordt vervangen door de volgende tekst:

"- op landbouwprodukten van bijlage II van het Verdrag noch op produkten die vallen onder Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen ().

".

De leden 4 en 5 worden geschrapt.

Artikel 108 (Artikel 176 Lomé)

27. In artikel 108 wordt lid 2 vervangen door de volgende tekst:

"2. Alle wijzigingen van de bijlagen II en III worden vastgesteld volgens de procedure die is opgenomen in artikel 249 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek ().

".

Lid 3 wordt geschrapt.

28. Hoofdstuk 2 wordt geschrapt.

TITEL II

SAMENWERKING OP HET GEBIED

VAN GRONDSTOFFEN

Hoofdstuk 1

Stabilisatie van de exportopbrengsten

van landbouwgrondstoffen (Stabex)

Artikel 115 (Artikel 187 Lomé)

29. In artikel 115, lid 1, wordt punt 24 vervangen door de volgende tekst:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


en wordt het volgende punt 50 ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Artikel 121 (Artikel 194 Lomé)

30. Aan artikel 121 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

"5. Na de verlaging bedoeld in lid 2 kan de transfergrondslag naar aanleiding van een tekort aan uit hoofde van het systeem beschikbare middelen niet verder worden verlaagd indien voor de minst ontwikkelde LGO de transfergrondslag door verlaging op grond van lid 2 lager is dan 1 miljoen ecu.".

Artikel 129 (Artikel 203 Lomé)

31. Artikel 129 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 129

1. Indien het onderzoek van:

a) de op de markt gebrachte produktie in het toepassingsjaar in verhouding tot de referentieperiode, of

b) het aandeel van de totale uitvoer in de op de markt gebrachte produktie, voor dezelfde periode, of

c) het aandeel van de uitvoer naar de Gemeenschap in de totale uitvoer, voor dezelfde periode, of

d) de som van de onder b) en c) genoemde getallen

een aanzienlijke vermindering aan het licht brengt, wordt tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van die LGO overlegd om uit te maken of de transfergrondslag gehandhaafd dan wel verlaagd moet worden en zo ja, in welke mate.

2. Voor de toepassing van lid 1 wordt een vermindering als aanzienlijk beschouwd indien deze minstens 20 % bedraagt.".

TITEL III

SAMENWERKING INZAKE

ONTWIKKELINGSFINANCIERING

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Afdeling 4

Werkingssfeer

Artikel 147 (Artikel 224 Lomé)

32. In artikel 147 wordt letter g) vervangen door de volgende tekst:

"g) de menselijke en materiële middelen ter aanvulling van die welke door de LGO worden bekostigd en die in de strikte zin van het woord noodzakelijk zijn voor efficiënt en doelmatig beheer van en toezicht op de projecten en programma's die worden gefinancierd door het Fonds;".

Afdeling 6

Begunstigden

Artikel 153 (Artikel 230 Lomé)

33. In artikel 153, lid 2, wordt letter g) vervangen door de volgende tekst:

"g) gedecentraliseerde instanties van de LGO en de Gemeenschap, teneinde deze in staat te stellen in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma's in de LGO op te zetten.".

Hoofdstuk 2

Financiële samenwerking

Afdeling 1

Financiële middelen

34. Het volgende artikel 154 bis wordt toegevoegd:

"Artikel 154 bis

1. Voor de in hoofdstuk 1 van deze titel vermelde doeleinden beloopt het totale bedrag van de financiële steun van de Gemeenschap over een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 1 maart 1995, 200 miljoen ecu.

Dit totale bedrag omvat:

a) 165 miljoen ecu uit hoofde van het Fonds, als volgt verdeeld:

i) voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: 126,5 miljoen ecu in de vorm van subsidies;

ii) voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: 30 miljoen ecu in de vorm van risicodragend kapitaal;

iii) voor de in de artikelen 114 tot en met 136 genoemde doeleinden: 5,5 miljoen ecu in de vorm van transfers ter stabilisatie van de exportopbrengsten uit hoofde van Stabex;

iv) voor de in de artikelen 137 tot en met 142 genoemde doeleinden: 2,5 miljoen ecu in de vorm van subsidies uit hoofde van Sysmin;

b) voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: tot 35 miljoen ecu in de vorm van leningen van de Bank uit eigen middelen overeenkomstig de in haar statuten neergelegde voorwaarden. Voor deze leningen gelden de voorwaarden van artikel 157 inzake rentesubsidies.

2. De Bank beheert de uit eigen middelen verstrekte leningen, met inbegrip van de rentesubsidies, alsmede het risicodragend kapitaal. Alle andere financieringsmiddelen uit hoofde van dit besluit worden door de Commissie beheerd.

3. In het kader van het in lid 1, letter a), onder i) bedoelde bedrag worden de volgende bedragen toegewezen:

a) 105 miljoen ecu voor de financiering van projecten en programma's, die als volgt zijn verdeeld:

i) Britse LGO: 19,2 miljoen ecu;

ii) Franse LGO: 50,3 miljoen ecu;

iii) Nederlandse LGO: 35,5 miljoen ecu;

b) 10 miljoen ecu voor de financiering van regionale projecten en programma's van de LGO, met inbegrip van regionale programma's ter bevordering van de handel en diensten zoals bedoeld in artikel 85 en de financiering van het in de artikelen 234 en 235 bedoelde partnerschap;

c) 8,5 miljoen ecu voor de financiering van de in artikel 157 genoemde rentesubsidies;

d) een speciale toewijzing van 3,5 miljoen ecu, waarvan:

i) 3 miljoen ecu voor de in artikel 164 bedoelde spoedhulp en

ii) 0,5 miljoen ecu voor de in artikel 165 bedoelde hulp aan vluchtelingen, repatrianten en overige ontheemden;

iii) in het geval van uitputting van de in een van voornoemde artikelen bedoelde speciale toewijzing vóór het verstrijken van dit besluit, kunnen overmakingen worden gedaan uit de kredieten van een van de andere artikelen;

iv) bij het verstrijken van dit besluit worden de niet voor spoedhulp en hulp aan vluchtelingen, repatrianten en ontheemden vastgelegde kredieten teruggestort in het Fonds ter financiering van andere acties die onder de samenwerking op het gebied van de ontwikkelingsfinanciering vallen, behoudens een andersluidend besluit van de Raad, vastgesteld met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie;

v) in het geval van uitputting van de gehele speciale toewijzing vóór het verstrijken van dit besluit stelt de Raad, met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie, de passende maatregelen vast om de in de artikelen 164 en 165 bedoelde situaties te verhelpen.".

Afdeling 2

Financieringswijzen en -voorwaarden

Artikel 155 (Artikel 233 Lomé)

35. In artikel 155 wordt lid 4 vervangen door de volgende tekst:

"4. Wanneer de financiële steun aan de uiteindelijke ontvanger via een bemiddelende instantie of aan een uiteindelijke begunstigde uit de particuliere sector rechtstreeks wordt verstrekt:

a) worden de voorwaarden waaronder de gelden via bemiddeling aan de uiteindelijke ontvanger of rechtstreeks aan de uiteindelijke begunstigde worden verstrekt, vastgelegd in de financierings- of leningsovereenkomsten;

b) wordt een eventueel uit de doorleentransactie voor de bemiddelende instantie of uit de rechtstreekse kredietverlening aan de uiteindelijke begunstigde in de particuliere sector voortvloeiende financiële marge, na aftrek van de administratiekosten, de financiële en wisselkoersrisico's en de kosten van de aan de uiteindelijke ontvanger verstrekte technische bijstand, aangewend voor ontwikkelingsdoeleinden op de in de financierings- of leningsovereenkomst vastgestelde voorwaarden.".

Artikel 155 bis

36. Het volgende artikel 155 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 155 bis

De resterende bedragen van de toegewezen bijzondere leningen uit hoofde van het Vijfde en het Zesde Fonds, per LGO of per regio, waarvoor op de datum van dit besluit geen financieringsovereenkomsten zijn gesloten en die zijn vrijgekomen als gevolg van sluitingen, worden in subsidies omgezet.

De hoofdordonnateur van het Fonds is belast met de uitvoering van deze omzetting.".

Artikel 156 (Artikel 234 Lomé)

37. In artikel 156

- wordt het inleidende gedeelte vervangen door de volgende tekst:

"1. Risicodragend kapitaal kan de vorm aannemen van leningen, deelnemingen of andere bijdragen in semi-kapitaal.";

- wordt in lid 1 de volgende letter b bis) ingevoegd:

"b bis) De bijdragen in semi-kapitaal kunnen bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties, leningen met recht op winstdeling of andere soortgelijke regelingen.";

- wordt lid 1, onder c), vervangen door de volgende tekst:

"c) De voorwaarden voor transacties met risicodragend kapitaal zijn afhankelijk van de kenmerken van elk project of programma en zijn in de regel gunstiger dan die voor leningen met rentesubsidie. De rentevoet voor leningen aan ACS-Staten of bemiddelende instanties mag in geen geval hoger zijn dan 3 %.";

- worden aan lid 1 de volgende letters d) en e) toegevoegd:

"d) Risicodragend kapitaal kan worden aangewend voor het bevorderen van investeringen, zoals het financieren van studies ter voorbereiding van investeringen, zoals bedoeld in artikel 175, lid 1, onder g). De leningen worden in dergelijke gevallen slechts ingelost indien de investering heeft plaatsgevonden.

e) De participaties of andere bijdragen in semi-kapitaal worden vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project of programma en de behaalde winst wordt door de Gemeenschap en de bij het project of programma betrokken partijen gedeeld.";

- wordt in lid 2 letter b) vervangen door de volgende tekst:

"b) in geval van financiering met behulp van risicodragend kapitaal ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) wordt het wisselkoersrisico verdeeld over enerzijds de Gemeenschap en anderzijds de andere betrokken partijen. Doorgaans wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk verdeeld.".

Artikel 157 (Artikel 235 Lomé)

38. In artikel 157 wordt de volgende letter b bis) ingevoegd:

"b bis) in het geval van directe financiering door de privésector voor projecten van strikt commerciële aard, wordt de onder b) bedoelde rentesubsidie niet toegepast.".

Artikel 158 (Artikel 236 Lomé)

39. In artikel 158 wordt letter a) vervangen door de volgende tekst:

"a) draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de LGO op nationale en regionale schaal; daartoe financiert zij met voorrang rendabele projecten en programma's of andere investeringen voor het stimuleren van de particuliere sector, in de sectoren industrie, landbouwindustrie, toerisme, mijnbouw, energie, alsmede vervoer en telecommunicatie ten behoeve van die sectoren. Naast deze prioriteitssectoren kan de Bank in andere sectoren, met name de teelt van industriegewassen, uit eigen middelen rendabele projecten en programma's financieren.".

40. In titel III, hoofdstuk 3, wordt de volgende afdeling 3 bis ingevoegd:

"Afdeling 3 bis

Gedecentraliseerde samenwerking

Artikel 161 A (Artikel 251 A Lomé)

1. Om de basis voor de lange-termijn-ontwikkeling van de LGO te versterken en te diversifiëren en om alle instanties van de LGO en de Gemeenschap die een bijdrage kunnen leveren aan de autonome ontwikkeling van de LGO aan te moedigen initiatieven te ontplooien, steunt de samenwerking, binnen de door de autoriteiten te bepalen grenzen, dergelijke ontwikkelingsactiviteiten in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking, met name door bundeling van de krachten en middelen van gelijksoortige organisaties in de LGO en de Gemeenschap. Met deze vorm van samenwerking wordt in het bijzonder beoogd de vaardigheden, de creatieve aanpak en het potentieel van de actoren van de gedecentraliseerde samenwerking in dienst te stellen van de ontwikkeling van de LGO.

2. De in dit artikel bedoelde actoren zijn de gedecentraliseerde plaatselijke overheden, plattelands- en dorpsgemeenschappen, cooeperaties, vakbonden, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkeling, en andere verenigingen, groepen en instanties die op eigen initiatief kunnen en willen bijdragen aan de ontwikkeling van de LGO, op voorwaarde dat deze instanties en/of activiteiten geen winst beogen.

Artikel 161 B (Artikel 251 B Lomé)

1. In het kader van de samenwerking wordt bijzondere inspanning besteed aan het aanmoedigen en ondersteunen van de initiatieven van de LGO-instanties en met name het versterken van hun vaardigheden. In dit verband steunt de samenwerking de activiteiten die de LGO-instanties ondernemen, alleen of samen met partners uit de Gemeenschap die hun kennis en ervaring, hun technologische en organisatorische capaciteiten of hun financiële middelen aan hun LGO-collega's ter beschikking stellen.

2. De samenwerking moedigt de instanties van de LGO en van de Gemeenschap aan extra financiële en technische middelen bij te dragen als aanvulling op het ontwikkelingswerk, en om partnerschappen aan te gaan. Zij kan de gedecentraliseerde activiteiten financieel en/of technisch steunen uit de middelen van het besluit, op de voorwaarden die in de artikelen 161 C, 161 D en 161 E zijn vastgesteld.

3. Bij het organiseren van deze vorm van samenwerking worden de rol en de prerogatieven van de overheden van de LGO geëerbiedigd.

Artikel 161 C (Artikel 251 C Lomé)

1. De maatregelen van gedecentraliseerde samenwerking kunnen worden gesteund met de financiële middelen van het indicatieve programma of met tegenwaardefondsen. Deze steun wordt verstrekt voor zover nodig voor de geslaagde uitvoering van de voorgestelde acties, mits overeenkomstig de bepalingen betreffende samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering is vastgesteld dat deze levensvatbaar zijn.

2. De projecten of programma's die onder deze vorm van samenwerking vallen, kunnen al dan niet gekoppeld zijn aan programma's in de concentratiesectoren van de indicatieve programma's, maar kunnen ook een manier zijn om specifieke doelstellingen van het indicatieve programma of van initiatieven van gedecentraliseerde instanties te verwezenlijken.

Artikel 161 D (Artikel 251 D Lomé)

1. De projecten en programma's die in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking worden ondernomen, moeten ter goedkeuring aan de autoriteiten van de betrokken LGO worden voorgelegd. Deze projecten en programma's worden gefinancierd met bijdragen van:

a) het Fonds, in welk geval de bijdrage normaliter niet meer mag bedragen dan driekwart van de totale kosten van het project of programma en in elk geval niet meer dan 300 000 ecu. De bijdrage van het Fonds wordt afgeboekt van de subsidies uit hoofde van het nationale of regionale indicatieve programma;

b) de uitvoerders van de gedecentraliseerde samenwerking, mits de door hen ingebrachte financiële, technische, materiële en andere middelen als regel niet minder bedragen dan 25 % van de geraamde kosten van het project of programma, en,

c) bij uitzondering, de overheid van de betrokken LGO, hetzij in de vorm van een financiële bijdrage, hetzij door de beschikbaarstelling van openbare uitrusting of de verlening van diensten.

2. De procedures die gelden voor in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking gefinancierde projecten en programma's zijn die welke zijn vastgesteld in titel III "Samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering", met name in artikel 196.

Artikel 161 E (Artikel 251 E Lomé)

Naast de mogelijkheden die aan de uitvoerders van de gedecentraliseerde samenwerking worden geboden in deze afdeling, in de artikelen 162 en 163 over microprojecten en in artikel 184, lid 2, onder c), betreffende noodhulp, kunnen de bevoegde autoriteiten verzoeken om of instemmen met de deelneming van uitvoerders van de gedecentraliseerde samenwerking aan de tenuitvoerlegging van andere projecten en programma's van het Fonds, met name contracten die in eigen beheer worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 205 en de andere toepasselijke bepalingen van het besluit.".

Hoofdstuk 5

Uitvoeringsprocedures

Afdeling 1

Programmatie

Artikel 187 (Artikel 281 Lomé)

41. In artikel 187, lid 1, worden de woorden "Bij de aanvang van de toepassingsperiode van het onderhavige besluit" vervangen door de woorden: "Bij de aanvang van de tweede periode van vijf jaar waarin dit besluit van toepassing is".

Lid 3 wordt vervangen door de volgende tekst:

"3. Zodra de financiële toewijzingen voor elk LGO bekend zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de LGO op basis van de ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten van het betrokken LGO een ontwerp indicatief programma op en dienen dat bij de Gemeenschap in; in dit ontwerp indicatief programma worden vermeld:

a) de prioritaire ontwikkelingsdoeleinden van het betrokken LGO op lokaal en regionaal niveau

b) de concentratiesector of -sectoren waarop de steun moet worden toegespitst, waarbij de nadruk moet liggen op armoedeverlichting en duurzame ontwikkeling, en de daarvoor in te zetten middelen;

c) de maatregelen en acties die het meest geschikt zijn om de doelstellingen in de geïdentificeerde concentratiesector(en) te bereiken;

d) waar mogelijk, specifieke projecten en actieprogramma's die duidelijk zijn geïdentificeerd, met name die welke de voortzetting zijn van reeds lopende projecten en actieprogramma's;

e) in voorkomend geval de voor gebruik door het CIO of voor de oprichting van een EICC gereserveerde bedragen, zoals bepaald in artikel 48;

f) alle mogelijke voorstellen voor regionale projecten en programma's;

g) een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van het indicatieve programma, inclusief de vastleggingen en betalingen;

h) de bedragen die zijn uitgetrokken voor het dekken van eventuele reclamaties en van onverwachte stijgingen van kosten en uitgaven.

Artikel 188 (Artikel 282 Lomé)

42. Artikel 188 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 188

1. Over het ontwerp voor een indicatief programma wordt van gedachten gewisseld door de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO en de Gemeenschap, die naar behoren rekening houdt met de lokale behoeften van het LGO, en vervolgens wordt het indicatieve programma in gemeenschappelijk overleg tussen de Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO vastgesteld op basis van het door deze autoriteiten ingediende ontwerp voor een indicatief programma.

2. Het programma vermeldt met name alle in artikel 187, lid 3, genoemde elementen en, voor de LGO waar dat in verband met de hoogte van het bedrag mogelijk is, een bedrag ter hoogte van 70 % van het indicatieve programma.

3. In het indicatieve programma wordt de nodige soepelheid ingebouwd om ervoor te zorgen dat de activiteiten voortdurend beantwoorden aan de doelstellingen en om rekening te houden met eventuele veranderingen in de economische situatie, de prioriteiten en de doelstellingen van het betrokken LGO. Het kan op verzoek van de overheid van het betrokken LGO worden herzien.

Voor de in lid 2 bedoelde LGO wordt het programma herzien wanneer hun vastleggingen in het kader van de uitvoering van het programma een hoog peil hebben bereikt, en in elk geval uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de tweede vijfjarige toepassingsperiode van dit besluit.

4. Na de in lid 3, tweede alinea, bedoelde herziening kunnen de voor de uitvoering van het indicatieve programma vereiste middelen worden toegewezen met inachtneming van de volgende elementen:

a) de indicatieve toewijzing;

b) de vorderingen met de uitvoering van de in artikel 187, lid 3, genoemde elementen en het overeengekomen tijdschema van vastleggingen en betalingen, in het licht van de jaarlijkse verslagen van het hoofd van de delegatie en de ordonnateur van de LGO, zoals bedoeld in artikel 190, lid 3;

c) de staat van voorbereiding van de activiteiten die de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO in het kader van de tweede fase van het indicatieve programma denkt te ondernemen;

d) de specifieke situatie van het betreffende LGO.

5. Na het in de leden 3 en 4 genoemde onderzoek en uiterlijk aan het eind van de in artikel 154 vastgestelde periode kan het eventuele saldo van de programmeerbare middelen worden gebruikt voor het financieren van maatregelen in het kader van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met name in verband met de programmeerbare steun.".

Artikel 189 (Artikel 283 Lomé)

43. Artikel 189 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 189

De Gemeenschap en de overheden van de LGO nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om te verzekeren dat het indicatieve programma zo spoedig mogelijk wordt aangenomen en wel, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, in het jaar volgende op de inwerkingtreding van dit gewijzigde besluit.".

Afdeling 2

Identificatie, voorbereiding en onderzoek van de projecten

Artikel 193 (Artikel 287 Lomé)

44. Aan artikel 193, lid 2, wordt de volgende letter i) toegevoegd:

"i) de verenigbaarheid met de handelspolitiek en met de programma's voor de ontwikkeling van de handel van de LGO en de gevolgen voor hun concurrentievermogen op de binnenlandse, regionale, internationale en communautaire markt.".

Afdeling 3

Financieringsvoorstel en -besluit

Artikel 196 (Artikel 290 Lomé)

45. Artikel 196 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 196

1. Ter bespoediging van de procedures en in afwijking van de artikelen 194 en 195 kunnen financieringsbesluiten betrekking hebben op meerjarenprogramma's wanneer het gaat om de financiering van:

a) opleiding;

b) gedecentraliseerde samenwerking;

c) microprojecten;

d) afzetbevordering en ontwikkeling van de handel;

e) een maatregelenpakket van beperkte omvang voor een bepaalde sector;

f) steun voor het beheer van projecten en programma's;

g) technische samenwerking;

h) gebruikmaking van de diensten van het CIO en/of de oprichting van een EICC;

i) tenuitvoerlegging van het "partnerschap Commissie/Lid-Staat/LGO."

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO het hoofd van de delegatie een meerjarenprogramma voorleggen met de hoofdlijnen, het soort geplande activiteiten en het voorgestelde bedrag:

a) het financieringsbesluit voor elk meerjarenprogramma wordt genomen door de hoofdordonnateur. De brief van de hoofdordonnateur aan de LGO-ordonnateur waarin dit besluit wordt medegedeeld, is de financieringsovereenkomst in de zin van artikel 197;

b) in het kader van de aldus goedgekeurde meerjarenprogramma's voert de LGO-ordonnateur of, in voorkomend geval, de uitvoerder van de gedecentraliseerde samenwerking aan wie hiertoe bevoegdheden zijn overgedragen, of in passende gevallen nog andere in aanmerking komende begunstigden, iedere maatregel uit overeenkomstig de bepalingen van het besluit en van de onder a) bedoelde financieringsovereenkomst. Wanneer de maatregel wordt uitgevoerd door instanties van de gedecentraliseerde samenwerking of andere in aanmerking komende begunstigden, behouden de LGO-ordonnateur en het hoofd van de delegatie hun financiële verantwoordelijkheid en houden zij geregeld toezicht op de activiteiten om in staat te zijn onder meer hun verplichtingen overeenkomstig lid 3 na te komen.

3. Aan het eind van elk jaar zendt de LGO-ordonnateur, na overleg met het hoofd van de delegatie, de Commissie een verslag toe over de uitvoering van de programma's.".

TITEL IV

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE MINST ONTWIKKELDE LGO

Artikel 230 (Artikel 330 Lomé)

46. Aan artikel 230, lid 1, wordt de volgende tekst toegevoegd:

"- Saint-Pierre-et-Miquelon.".

Artikel 231 (Artikel 331 Lomé)

In artikel 231 wordt het volgende punt 7 bis ingevoegd:

"7 bis. Stabex.

Artikel 121, lid 5.".

E. VIERDE DEEL

DE VOOR VESTIGING EN DIENSTVERLENING GELDENDE REGELING

Artikel 232

47. Artikel 232 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 232

Wat de regeling voor vestiging en dienstverlening betreft, geldt overeenkomstig artikel 132, lid 5, van het Verdrag en onder voorbehoud van de onderstaande punten 1 en 2:

- dat de Lid-Staten de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit de LGO niet discrimineren,

- dat de bevoegde autoriteiten van de LGO de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit de Lid-Staten niet discrimineren.

1. De bevoegde autoriteiten van een LGO kunnen evenwel, ten behoeve van hun inwoners en de lokale activiteiten, regelingen vaststellen die afwijken van de gewoonlijk voor de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit alle Lid-Staten geldende bepalingen, voor zover zulke afwijkingen worden beperkt tot gevoelige sectoren van de economie van het betrokken LGO en beogen de lokale werkgelegenheid te bevorderen of te steunen.

a) Deze afwijkingen kunnen, op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO, door de Commissie worden toegestaan na overleg in het kader van de in de artikelen 234 tot en met 236 bedoelde partnerschapsprocedure.

b) Dit verzoek moet met redenen omkleed zijn, waarbij met name de betrokken sectoren, alsmede de duur en de overige overwogen bijzonderheden worden vermeld. Het wordt ingediend bij de Commissie, die de Lid-Staten ervan in kennis stelt en binnen een termijn van drie maanden een besluit neemt. Heeft de Commissie zich binnen deze termijn niet uitgesproken, dan wordt de afwijking geacht te zijn goedgekeurd.

c) Deze afwijkingen worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Indien een Lid-Staat evenwel niet krachtens het Gemeenschapsrecht, of bij ontstentenis daarvan het nationale recht, gehouden is voor een bepaalde activiteit een niet-discriminerende behandeling te verlenen aan inwoners van een LGO die onderdanen zijn van een Lid-Staat of de rechtspositie van een LGO-onderdaan hebben, of aan de in een LGO gevestigde vennootschappen of ondernemingen zoals omschreven in artikel 233, zijn de autoriteiten van dat LGO niet verplicht een dergelijke behandeling toe te kennen.".

Artikel 233 bis

48. Het volgende artikel 233 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 233 bis

1. De verbintenissen die de Gemeenschap en de Lid-Staten overeenkomstig de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) op grond van de meestbegunstigingsclausule zijn aangegaan, gelden ook ten aanzien van de LGO.

2. In het kader van de regeling die van toepassing is op de handel in diensten kennen de LGO de vennootschappen, onderdanen en ondernemingen uit de Lid-Staten een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de behandeling die zij verlenen aan vennootschappen, onderdanen en ondernemingen van een derde land.".

Artikel 233 ter

49. Het volgende artikel 233 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 233 ter

1. Om mettertijd te bereiken dat de in de LGO verworven beroepskwalificaties worden erkend, zal de Commissie met de betrokken Lid-Staten voorbereidende werkzaamheden aanvangen om, in voorkomend geval, een lijst op te stellen van in de LGO door LGO- en Gemeenschapsonderdanen verworven beroepskwalificaties die in aanmerking zouden kunnen komen voor erkenning in de Lid-Staten, voor zover deze kwalificaties beantwoorden aan het door de Gemeenschap vastgestelde minimale opleidingsniveau.

De beroepskwalificaties waar het om gaat betreffen uitsluitend de beroepen van arts, tandarts, verloskundige, verpleegkundige voor algemene medische zorg, apotheker en dierenarts.

2. De in lid 1 genoemde lijst van beroepskwalificaties zal op voorstel van de Commissie door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld in het kader van een toekomstig besluit tot associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap.".

F. VIERDE DEEL BIS

GEMEENSCHAPSPROGRAMMA'S

VOOR INDIVIDUELE PERSONEN

Artikel 233 quater

50. Het volgende artikel 233 quater wordt ingevoegd:

"Artikel 233 quater

De volgende programma's staan ter beschikking van de onderdanen van de LGO:

1. De programma's onderwijs-scholing:

a) Leonardo, ingesteld bij Besluit 94/819/EG van de Raad ();

b) Socrates, ingesteld bij Besluit 95/819/EG van het Europees Parlement en de Raad ();

c) Jeugd voor Europa III, ingesteld bij Besluit 95/818/EG van het Europees Parlement en de Raad ().

2. De programma's werkgelegenheid-sociale zaken:

a) ILE (plaatselijke initiatieven voor tewerkstelling van vrouwen), ingesteld bij Aanbeveling 84/635/EEG () en de resolutie van 21 mei 1991 van de Raad ();

b) LEDA (Local Employment Development Action Programme), ingesteld bij de resolutie van de Raad van 7 juni 1984 ();

c) ERGO II (communautair actieprogramma voor langdurig werklozen), ingesteld bij de resolutie van de Raad van 29 mei 1990 betreffende maatregelen voor bijstand aan langdurig werklozen ();

d) HELIOS II (Handicapped people in the European Community living independently in an open society), ingesteld bij Besluit 93/136/EEG van de Raad ().

3. De programma's voor het bedrijfsleven:

a) Interprise, ingesteld bij Besluit 89/490/EEG van de Raad () en Besluit 93/379/EEG van de Raad ();

b) Europartenariat, ingesteld bij besluit van de Raad van 18 december 1989;

c) BC-Net (Business Cooperation Network), BRE (Bureau voor toenadering tussen bedrijven), Artisanat, Euromanagement, Seed Capital, ingesteld bij Besluit 93/379/EEG.

4. De programma's onderzoek-ontwikkeling-vernieuwing:

a) Impact II (Information Market Policy Action), ingesteld bij Besluit 91/691/EEG) van de Raad ();

b) telematische toepassingen, ingesteld bij Beschikking 94/801/EG van de Raad van 23 november 1994 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie, op het gebied van telematicatoepassingen van algemeen belang (1994-1998) (), met name het subprogramma TIDE (Technology Initiative for disabled and elderly people);

c) Innovation, ingesteld bij Beschikking 94/917/EG van de Raad ().

5. De programma's cultuur-audiovisuele media:

a) Media, ingesteld bij Besluit 90/685/EEG van de Raad ();

b) Kaleidoscope;

c) Festivals van films, ingesteld na een oproep tot het indienen van voorstellen ().

6. De programma's HRTP Japan (Human Resources Training Programme in Japan) en Topical Missions, ingesteld bij Besluit 92/278/EEG van de Raad ().

".

G. VIJFDE DEEL

HET PARTNERSCHAP COMMISSIE/

LID-STAAT/LGO

Artikel 234

51. Artikel 234 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 234

De communautaire actie steunt op nauw overleg tussen de Commissie, de Lid-Staat waaronder een LGO ressorteert en de bevoegde lokale autoriteiten van het LGO. Dit overleg wordt hierna "partnerschap" genoemd.".

Artikel 235

52. Artikel 235 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 235

1. Het partnerschap bestrijkt de programmering, voorbereiding, financiering, supervisie en evaluatie van de door de Gemeenschap in het kader van het onderhavige besluit gevoerde acties en voorts elk vraagstuk dat zich in de betrekkingen tussen de LGO en de Gemeenschap voordoet.

2. Hiertoe worden LGO-associatiewerkgroepen opgericht, bestaande uit de drie in artikel 234 genoemde partners, die, met name op verzoek van de bevoegde instanties van de betrokken LGO, hetzij per geografisch gebied van de LGO, hetzij per groep van onder een zelfde Lid-Staat ressorterende LGO werken. Deze werkgroepen worden gevormd:

- hetzij op ad-hoc-basis voor het behandelen van specifieke problemen,

- hetzij op permanente basis voor de in het kader van het associatiebesluit nog resterende periode.

3. Het voorzitterschap van de werkgroep berust bij de Commissie. Een vertegenwoordiger van de Bank neemt aan de vergaderingen deel, wanneer kwesties op het terrein van de Bank op de agenda staan.

Op verzoek van de bevoegde instanties van het of de betrokken LGO kan het Fonds in het kader van de al naar gelang van het geval territoriale of regionale indicatieve programma's een financiële bijdrage verstrekken voor de uit de partnerschapsvergaderingen voortvloeiende lasten voor de LGO, overeenkomstig de in titel III "Samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering" vastgestelde procedures.".

H. BIJLAGE II

betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking

Artikel 3

53. In bijlage II, artikel 3, wordt

- lid 2, onder d), vervangen door de volgende tekst:

"d) Onder "douanewaarde" wordt verstaan de waarde zoals bepaald overeenkomstig de overeenkomst van 1994 betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (WTO, overeenkomst inzake de douanewaarde).";

- lid 3 vervangen door de volgende tekst:

"3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de volgende bewerkingen of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om het karakter van produkt van oorsprong te verlenen, ongeacht of er verandering van post plaatsvindt:

a) behandeling om de bewaring in ongewijzigde staat van goederen tijdens het vervoer en de opslag te verzekeren (luchten, uitleggen, drogen, koelen, leggen in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, roken, verwijdering van beschadigde gedeelten en soortgelijke handelingen);

b) eenvoudige handelingen bestaande in stofvrij maken, pellen, geheel of gedeeltelijk bleken, polijsten, glanzen (van graan en rijst), zeven, het vormen van suikerklontjes, kleuren, uitzoeken, rangschikken, sorteren (met inbegrip van het samenvoegen van goederensets), wassen, verven en snijden;

c) i) veranderingen in de verpakking en verdeling en samenvoeging van colli;

ii) eenvoudig bottelen, verpakken in zakken, in omhulsels, in blikken, bevestigen op plankjes, enz. en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;

d) het aanbrengen op de produkten zelf of op hun verpakkingen van merken, etiketten of andere soortgelijke onderscheidingstekens;

e) het eenvoudig mengen van produkten, zelfs van verschillende soorten, wanneer een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de in deze bijlage gestelde voorwaarden om als produkten van oorsprong uit een ACS-Staat, de Gemeenschap, of een LGO te kunnen worden beschouwd;

f) het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen om een geheel artikel te vormen;

g) twee of meer van de onder a) tot en met f) genoemde handelingen te zamen;

h) het slachten van dieren.".

54. In artikel 5 wordt "10 %" vervangen door "15 %".

55. Artikel 6 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 6

Cumulatie en aanwijzing van oorsprong

1. Voor de toepassing van deze titel worden de LGO als één enkel grondgebied beschouwd.

2. Wanneer geheel en al in de Gemeenschap of in de ACS-Staten verkregen produkten in de LGO worden be- of verwerkt, worden zij geacht geheel en al in de LGO te zijn verkregen.

3. De in de Gemeenschap of in de ACS-Staten verrichte be- of verwerkingen worden geacht in de LGO te hebben plaatsgevonden wanneer de verkregen materialen later be- of verwerkingen in de LGO ondergaan.

4. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op de in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerde systeem genoemde produkten die

- van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en waarvoor bij uitvoer financiële voordelen zijn toegekend;

- van oorsprong zijn uit de ACS-Staten.

5. Onverminderd lid 4 zijn de leden 2 en 3 van toepassing op elke be- of verwerking die plaatsvindt in de LGO, met inbegrip van de in artikel 3, lid 3, genoemde handelingen. De produkten van oorsprong die bestaan uit materialen die geheel en al verkregen, dan wel toereikend verwerkt zijn in twee of meer LGO, of in een of meer ACS-Staten en in een of meer LGO, worden evenwel beschouwd als produkten van oorsprong uit het LGO of de ACS-Staat waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, mits deze be- of verwerking meer omvat dan de in artikel 3, lid 3, genoemde ontoereikende handelingen of dan de combinatie van verscheidene van die handelingen.".

56. Artikel 7 wordt geschrapt.

Artikel 13

A posteriori afgegeven certificaat EUR.1

57. Aan artikel 13, lid 3, wordt de volgende tekst toegevoegd:

"ANNETTU JAELKIKAETEEN", "UTFAERDAT I EFTERHAND".

Artikel 14

Afgifte van een duplicaat van het certificaat EUR.1

58. Aan artikel 14 wordt het volgende woord toegevoegd:

"KAKSOISKAPPALE".

Artikel 21

Formulier EUR.2

59. In artikel 21, lid 1, laatste regel, wordt het bedrag van "2 820 ecu" vervangen door "3 140 ecu".

60. In artikel 21, lid 2, eerste regel, wordt de datum "30 april 1991" vervangen door "30 april 1997".

61. In artikel 21, lid 2, derde regel, wordt de datum "1 oktober 1988" vervangen door "1 oktober 1994".

Artikel 22

Vrijstellingen van bewijs van oorsprong

62. In lid 2, tweede alinea, worden de bedragen van "200 ecu" en "565 ecu" vervangen door respectievelijk "230 ecu" en "630 ecu".

Artikel 30

Afwijkingen

63. Artikel 30, lid 1, derde alinea, wordt vervangen door de volgende tekst:

"De Gemeenschap willigt alle verzoeken in die naar behoren gerechtvaardigd zijn in de zin van dit artikel, met name wanneer een ingrijpende be- of verwerking in het verzoekende LGO is verricht die geen ernstige schade kan berokkenen aan een gevestigde industrie of een landbouwsector in de Gemeenschap.".

64. Artikel 30, lid 2, laatste alinea, wordt vervangen door de volgende tekst:

"Het formulier kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 249, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.".

65. Artikel 30, lid 6, wordt vervangen door de volgende tekst:

"6. Bij het onderzoek, dat voor ieder geval afzonderlijk plaatsvindt, wordt in het bijzonder rekening gehouden met de mogelijkheid om het oorsprongskarakter te verlenen aan produkten bij de samenstelling waarvan produkten zijn verwerkt die van oorsprong zijn uit

- ACS-Staten die zijn uitgesloten van de cumulatieprocedure uit hoofde van artikel 6, of

- naburige ontwikkelingslanden of landen die behoren tot de minst ontwikkelde landen, mits er een bevredigende administratieve samenwerking tot stand kan worden gebracht.".

66. Artikel 30, lid 8, onder a), wordt vervangen door de volgende tekst:

"8. a) De Raad en de Commissie treffen alle nodige maatregelen opdat er zo spoedig mogelijk een besluit wordt genomen en in ieder geval uiterlijk 60 werkdagen na de ontvangst van het verzoek door de voorzitter van het Comité douanewetboek - afdeling oorsprong. Te dien einde is Besluit 90/523/EEG mutatis mutandis ook op de LGO van toepassing.".

67. Artikel 30, lid 10, wordt vervangen door de volgende tekst:

"10. Indien een afwijking ernstige verstoringen zou veroorzaken in sommige takken van bedrijvigheid in bepaalde gebieden van de Gemeenschap, wordt zij volgens de procedure van artikel 249 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 opnieuw onderzocht, onverminderd de noodmaatregelen die de Commissie mag treffen.

Na dat onderzoek kan het genomen besluit worden gewijzigd of ingetrokken.".

Artikel 33

68. Artikel 33 wordt geschrapt.

Titel IV

CEUTA EN MELILLA

69. In titel IV "Canarische eilanden, Ceuta en Melilla" en in artikel 31, waaruit deze titel bestaat, worden de woorden "Canarische eilanden" geschrapt.

Bijlagen bij bijlage II

70. - Aan bijlage 1 bij bijlage II wordt aantekening 8 toegevoegd.

- De in bijlage 2 bij bijlage II opgenomen lijst wordt vervangen door de hierna volgende lijst.

71. Aan bijlage 3 bij bijlage II wordt de term "Eritrea" toegevoegd.

72. Punt 4 van bijlage 4 bij bijlage II wordt geschrapt.

73. Bijlage 8 bij bijlage II wordt geschrapt.

74. Bijlage 9 bij bijlage II wordt "Bijlage 8 bij bijlage II".

I. BIJLAGE II bis

75. De volgende bijlage II bis wordt toegevoegd:

"Bijlage II bis

tot vaststelling van de bijzondere modaliteiten ter uitvoering van het systeem van minimuminvoerprijzen

Artikel 1

Voor produkten waarvoor in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid institutionele prijzen gelden, kan de Commissie, om gevaren voor verstoring van de markten af te wenden, na overleg met de betrokken autoriteiten in het kader van de in artikel 235 bedoelde partnerschapsprocedure, een minimuminvoerprijs vaststellen.

De minimumprijs wordt vastgesteld op een peil dat niet hoger is dan strikt noodzakelijk om de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag te bereiken en wel zo, dat produkten van oorsprong uit de LGO tegen gunstigere voorwaarden in de Gemeenschap kunnen worden ingevoerd dan dezelfde produkten uit een derde land dat in het handelsverkeer met de Gemeenschap een preferentiële behandeling geniet.

Beginselen en begripsomschrijvingen

Artikel 2

1. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de prijs bij invoer geacht te bestaan uit:

a) de fob-prijs in het LGO van oorsprong;

b) de werkelijke kosten van vervoer en verzekering tot de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.

2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "fob-prijs" verstaan de betaalde of te betalen prijs van de hoeveelheid goederen waaruit de partij bestaat, met inbegrip van de kosten van het laden in een vervoermiddel op de plaats van lading in het LGO van oorsprong en van andere in dit LGO gemaakte kosten. De fob-prijs omvat niet de kosten van diensten waarvoor de verkoper betaalt nadat de goederen aan boord van het vervoermiddel zijn gebracht.

3. Indien wordt geconstateerd dat de prijzen bij wederverkoop, hetzij rechtstreeks, hetzij via commerciële tussenpersonen, na aftrek van de werkelijk betaalde invoerrechten, voor meer dan 15 % van een ingevoerde partij lager zijn dan de minimumprijs, dan wordt het gewogen gemiddelde van deze gecorrigeerde prijzen als de invoerprijs beschouwd.

Artikel 3

De waarde van de ecu in nationale valuta voor de toepassing van het bepaalde in deze bijlage wordt eenmaal per maand vastgesteld. De voor deze omrekening toe te passen wisselkoersen zijn die welke op de voorlaatste werkdag van de maand in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt. Deze wisselkoersen zijn de gehele daaropvolgende maand van toepassing.

Indien de aan het begin van de maand toe te passen koers evenwel meer dan 5 % afwijkt van de koersen die worden gepubliceerd op de voorlaatste werkdag die aan de 15e van de betrokken maand voorafgaat, dan is deze laatste koers vanaf de 15e tot het einde van die maand van toepassing.

Controles en heffingen bij invoer

Artikel 4

Bij de aanvaarding van een aangifte voor het vrije verkeer vergelijken de bevoegde nationale autoriteiten de aangegeven invoerprijs met de minimuminvoerprijs die op de datum van aanvaarding van de aangifte op de betrokken goederen van toepassing is.

Indien de betalingstermijn voor het op de factuur vermelde bedrag meer dan drie maanden is, wordt dit bedrag met 1 % verlaagd voor elke maand waarmee de betalingstermijn deze periode van drie maanden overschrijdt.

Artikel 5

Is de invoerprijs lager dan de voor de betrokken goederen geldende minimuminvoerprijs, dan heffen de bevoegde nationale autoriteiten een compenserend recht dat gelijk is aan het verschil tussen deze twee prijzen.

Bijzondere controleprocedure

Artikel 6

1. Wanneer de douaneautoriteiten gegronde twijfel hebben dat de op de aangifte voor het vrije verkeer vermelde prijs met de werkelijke invoerprijs overeenstemt, dan dient de aangever de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek () bedoelde zekerheid te stellen, vermeerderd met een interest die overeenstemt met de in de tweede alinea vermelde termijn van zes maanden. De toe te passen interestvoet is die waarin het nationale recht voor dergelijke invorderingen voorziet.

De importeur heeft gedurende zes maanden de tijd om aan te tonen dat het produkt werd afgezet onder voorwaarden die de toepassing van de minimuminvoerprijs garanderen. Bij niet-nakoming van de termijn van zes maanden wordt de zekerheid ingevorderd, onverminderd de toepassing van lid 2.

2. De in lid 1 bedoelde termijn kan op met redenen omkleed verzoek van de aangever met ten hoogste drie maanden worden verlengd, mits de zekerheid dienovereenkomstig wordt aangepast.

Artikel 7

1. De minimuminvoerprijs wordt geacht te zijn toegepast indien de aangever voor ten minste 95 % van de ingevoerde zending het bewijs levert dat het produkt in alle handelsstadia, tot en met het stadium van de eindgebruiker, werd verkocht tegen een prijs die minstens gelijk is aan de minimuminvoerprijs, na aftrek van de werkelijk betaalde douanerechten, bij invoer. Indien het produkt, nadat het in het vrije verkeer is gebracht en voordat het aan de eindgebruiker wordt verkocht, een be- of verwerking ondergaat, dan dienen de kosten van deze be- of verwerking te worden verrekend in de prijs bij verkoop aan de eindgebruiker zoals omschreven in lid 4.

2. Wanneer ondanks de inspanningen van de importeur geen bewijsmateriaal van de eindgebruiker kan worden verkregen, dan kunnen de bevoegde autoriteiten ander bewijsmateriaal aanvaarden indien daaruit blijkt dat het produkt werd verkocht onder voorwaarde waaruit kan worden afgeleid dat de minimumprijs werd toegepast.

3. De toepassing van de bijzondere controleprocedure doet geen afbreuk aan de in de artikelen 8, 9 en 10 bedoelde controle achteraf.

4. In deze bijlage wordt onder de eindgebruiker verstaan, hetzij een fabrikant die het betrokken produkt een be- of verwerking, andere dan verpakking, doet ondergaan waardoor het onder een andere code van de gecombineerde nomenclatuur valt dan die welke in de aangifte voor het vrije verkeer was vermeld, hetzij een detailhandelaar die uitsluitend aan consumenten verkoopt.

Controles achteraf

Artikel 8

De aangever houdt de bewijzen van betaling aan de verkoper evenals alle handelsbescheiden, zoals facturen, contracten en correspondentie betreffende de aankoop en de verkoop van de betrokken produkten, gedurende een periode van ten minste drie jaar na het jaar waarin de aangifte voor het vrije verkeer werd aanvaard ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

Artikel 9

De bevoegde autoriteiten controleren een en ander door middel van steekproeven.

Artikel 10

Indien de bevoegde autoriteiten bij een dergelijke controle constateren dat de minimuminvoerprijs niet werd toegepast, vorderen zij de overeenkomstig artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 verschuldigde rechten in. Bij de vaststelling van het bedrag van de in te vorderen of nog in te vorderen rechten wordt een interestpercentage toegepast voor de periode die ingaat op de datum waarop de goederen in het vrije verkeer werden gebracht en die eindigt op de datum van invordering van de rechten. De interestvoet is die waarin het nationale recht voor dergelijke invorderingen voorziet.

Administratieve samenwerking

Artikel 11

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap en van de LGO verlenen elkaar via hun respectieve douanediensten wederzijdse bijstand voor het uitvoeren van de controles die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het bepaalde in deze bijlage en van de autonome bepalingen die eventueel door de LGO met betrekking tot deze bijlage worden vastgesteld.

Procedure voor het vaststellen van de prijzen

Artikel 12

Voor elk verkoopseizoen wordt de minimuminvoerprijs twee maanden vóór het begin van het seizoen vastgesteld. Deze prijs kan in voorkomend geval, als de situatie op de markt dit noodzakelijk maakt, worden herzien na overleg met de betrokken autoriteiten in het kader van de in artikel 235 bedoelde partnerschapsprocedure. Een en ander geschiedt volgens de procedure bedoeld in:

a) artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (), of,

b) het overeenkomstige artikel van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten.

".

J. BIJLAGE V

betreffende rum

78 Bijlage V wordt geschrapt.


Artikel 2


Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, met uitzondering van de financiële verbintenissen ter uitvoering van artikel 154 bis.

Deze verbintenissen zijn van toepassing met ingang van de datum van de ratificatie van het Intern Akkoord.


Artikel 3


Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


() PB nr. L 30 van 6. 2. 1993, blz. 1.

() PB nr. L 263 van 19. 9. 1991, blz. 1.

() PB nr. L ... (Document SEC(95) 1177 def. van 19 juli 1995).

() Document COM(94) 538 def. van 21 december 1994.

() PB nr. L 318 van 20. 12. 1993, blz. 18.

() PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

() PB nr. L 340 van 29. 12. 1994, blz. 8.

() PB nr. L 87 van 20. 4. 1995, blz. 10.

() PB nr. L 87 van 20. 4. 1995, blz. 1.

() PB nr. L 331 van 19. 12. 1984, blz. 34.

() PB nr. C 142 van 31. 5. 1991, blz. 1.

() PB nr. C 161 van 21. 6. 1984, blz. 1.

() PB nr. C 157 van 27. 6. 1990, blz. 4.

() PB nr. L 56 van 9. 3. 1993, blz. 30.

() PB nr. L 239 van 16. 8. 1989, blz. 33.

() PB nr. L 161 van 2. 7. 1993, blz. 68.

() PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 41.

() PB nr. L 334 van 22. 12. 1994, blz. 1.

() PB nr. L 361 van 31. 12. 1994, blz. 101.

() PB nr. L 380 van 31. 12. 1990, blz. 37.

() PB nr. C 258 van 15. 9. 1994, blz. 25.

() PB nr. L 144 van 26. 5. 1992, blz. 19.

() PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.

() PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 1.


BIJLAGE I

AANTEKENINGEN

"Aantekening 8

8.1. Aanhangsel I

Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

a) vacuuemdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (),

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren.

8.2. Aanhangsel II

Wat de posten 2710 tot en met 2712 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

a) vacuuemdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (),

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren,

k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde produkten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T),

l) uitsluitend voor de produkten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,

m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 5/8 C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bij voorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt,

n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze produkten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 5/8 C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,

o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.

8.3. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van produkten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen."

() Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.


Bijlage 2 bij bijlage II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>