Bijlagen bij COM(2022)417 - Jaarverslag over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten in de EU voor het jaar 2020

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage IX, punt 3, van de richtlijn wordt bepaald welke informatie de jaarverslagen ten minste moet bevatten:

a) het aantal, de leeftijd en de locatie van de installaties;

b) het aantal en type uitgevoerde inspecties en onderzoeken, naast eventuele dwingende maatregelen of veroordelingen;

c) incidenten die zich hebben voorgedaan;

d) grote veranderingen in het offshoreregelgevingskader;

e) prestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten.

De lidstaten hebben tot 1 juni van het jaar volgend op de verslagperiode (bijv. 1 juni 2021 voor 2020) om de vereiste informatie te publiceren en in te dienen.

De lidstaten moeten de informatie indienen aan de hand van de modellen die zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2014 van de Commissie van 13 oktober 2014 3 . De modellen stellen:

I.exploitanten en eigenaars van offshore olie- en gasinstallaties in staat om informatie uit te wisselen inzake grotegevarenindicatoren;

II.lidstaten in staat informatie inzake grotegevarenindicatoren te publiceren.

In een richtsnoer 4 wordt specifieke informatie over de uitvoeringsverordening verstrekt en wordt uitgelegd hoe de rapporteringsmodellen moeten worden gebruikt.

3. METHODE EN ONTVANGEN INFORMATIE 

De lidstaten moeten duidelijk omschreven informatie verstrekken over veiligheidsincidenten in de offshore olie- en gassector, met gebruikmaking van de modellen. De gegevens moeten informatie bevatten over de offshore olie- en gasinstallaties in de EU, zoals aantal, type, locatie en leeftijd. In de verslagen van de lidstaten moet ook informatie worden verstrekt over het aantal: i) offshore-inspecties, -onderzoeken en -handhavingsacties; ii) incidenten per categorie; en iii) letsels.

Voor dit jaarverslag heeft de Commissie gebruikgemaakt van informatie die is verstrekt door Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Nederland, Polen, Roemenië en Spanje. Andere lidstaten waren niet actief in de offshore olie- en gassector of hebben geen relevante informatie ingediend.

Alle lidstaten met offshore olie- en gasactiviteiten verklaarden alle vereiste informatie over alle installaties te hebben ingediend.

4. DE OFFSHORE OLIE- EN GASSECTOR IN DE EUROPESE UNIE

4.1 Installaties en productie

De lidstaten hebben in 2020 melding gemaakt van 363 installaties in EU-wateren (zie tabel 1):

·De meeste offshore-installaties 5 bevinden zich in de Noordzee en de Atlantische Oceaan.

·Ongeveer 42 % bevindt zich in het Nederlandse deel van de Noordzee (bekend als de exclusieve economische zone van Nederland).

·In de Middellandse Zee is Italië het actiefst (38 % van alle installaties in EU-wateren), gevolgd door Kroatië.

·In de Zwarte Zee heeft Roemenië een reeds lang gevestigde offshore olie- en gasindustrie. Bulgarije heeft de exploratie van offshorekoolwaterstoffen voortgezet, hoewel de productie met één installatie nog zeer bescheiden is.

·In de Oostzee beschikt alleen Polen over offshore-installaties.


Tabel 1: Installaties op 1 januari 2020: type installatie, per gebied en lidstaat

GebiedLandType installatie (*)
FMINUIFNPFPITotaal (gebied/land)
Oostzee

11002
Polen31004
Zwarte Zee

63009
Bulgarije01001
Roemenië62008
Middellandse Zee1614702165
Kroatië2180020
Griekenland11002
Italië1212602140
Spanje12003
Noordzee en Atlantische Oceaan5912710187
Denemarken10191030
Duitsland20002
Ierland11002
Nederland4610500151
Totaal (type installatie)8427612363

(*) FMI: Vaste bemande installatie; FNP: Vaste niet-productie-installatie; FPI: Drijvende productie-installatie; NUI: Doorgaans onbemande installatie.


Meer dan de helft van de offshore-installaties is tussen 1980 en 2000 in gebruik genomen; in 2020 zijn geen nieuwe vaste installaties in gebruik genomen. Sinds 2010 is de ontwikkeling van nieuwe productie-installaties merkbaar afgenomen in de Noordzee en de Atlantische Oceaan.

Ongeveer 81 % van de olie- en gasproductie in de EU (18 795 kiloton olie-equivalent) wordt geproduceerd in de Noordzee en de Atlantische Oceaan (zie tabel 2). De grootste producenten in die wateren zijn Nederland en Denemarken. Italië en Kroatië zijn de grootste producenten in de Middellandse Zee. In de Zwarte Zee heeft alleen Roemenië een noemenswaardige olie- en gasproductie.

Tabel 2: Offshore olie- en gasproductie in de EU in kiloton olie-equivalent (ktoe) in 2020

GebiedLandktoe% van EU-totaal
Oostzee2491,3 %
Polen2491,3 %
Zwarte Zee1 1795,9 %
Bulgarije300,1 %
Roemenië1 1495,8 %
Middellandse Zee2 79013,9 %
Kroatië2411,2 %
Griekenland970,5 %
Italië2 42212,1 %
Spanje300,1 %
Noordzee en Atlantische Oceaan157 23378,9 %
Denemarken4 91724,6 %
Duitsland8904,5 %
Ierland900,5 %
Nederland9 82649,2 %
Totaal19 941100 %


Als gevolg van het vertrek van het VK uit de EU is de EU ongeveer 80 % van haar offshore olie- en gasproductie kwijtgeraakt. De productie is lichtjes gestegen in Polen, Bulgarije en Duitsland, maar is in alle andere lidstaten gedaald, met name in Denemarken. Ten opzichte van de productie in de lidstaten in 2019 was er een productieverlies van 18 % (ongeveer 4 317 kiloton olie-equivalent) in 2020.


Van de totale productie in de EU, gemeten in kiloton olie-equivalent (ktoe), bestond 70 % uit gas en slechts 30 % uit olie. Met 3 619 ktoe was Denemarken de belangrijkste olieproducent, gevolgd door Duitsland (867 ktoe), Nederland (451 ktoe) en Italië (440 ktoe).


4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader

De bevoegde autoriteiten in de lidstaten hebben de offshore-installaties in hun rechtsgebied in 2020 regelmatig geïnspecteerd (zie tabel 3) — hoe meer installaties een land had, hoe meer inspecties het gewoonlijk uitvoerde.

Ten opzichte van 2019 6 daalde het aantal inspecties, het aantal mandagen op de installaties om inspecties uit te voeren en het aantal geïnspecteerde installaties. Met name besteedden de inspecteurs veel minder tijd op de installaties dan in 2019.

Tabel 3: Aantal offshore-inspecties per gebied en lidstaat in 2020

GebiedLandInspectiesMandagen op de installatie (reistijd niet inbegrepen)Aantal geïnspecteerde installaties
Oostzee274
Polen274
Zwarte Zee10607
Bulgarije000
Roemenië10607
Middellandse Zee18117580
Kroatië13136
Cyprus000
Griekenland152
Italië16415669
Spanje313
Noordzee en Atlantische Oceaan628950
Denemarken125310
Duitsland232
Ierland2122
Nederland462136
Totaal255331 141


Op grond van artikel 18 van de richtlijn offshoreveiligheid beschikken de bevoegde nationale autoriteiten over rechten en bevoegdheden betreffende activiteiten en installaties in hun rechtsgebied. Deze bevoegdheden omvatten het recht om activiteiten te verbieden en het recht om maatregelen te vragen om zowel de naleving van risicobeheer als de veiligheid van de activiteiten te waarborgen.

In 2020 verrichte Denemarken onderzoek naar één zwaar ongeval en Kroatië verrichte één onderzoek naar aanleiding van door het personeel gemelde veiligheids- en milieugerelateerde problemen. In 2019 voerden Italië en Roemenië elk één onderzoek uit.

In 2020 voerde alleen Denemarken een handhavingsactie uit. De enige handhavingsactie in 2019 (met uitzondering van het VK) werd uitgevoerd door Nederland.

5. INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES 

Exploitanten en eigenaars van installaties en nationale autoriteiten moeten melding maken van een ongeval of een situatie die een ernstig gevaar vormt (een “gebeurtenis” genoemd). Eén gebeurtenis kan echter onder een of meer incidentencategorieën vallen. Voor dezelfde gebeurtenis moet er bijvoorbeeld kennisgeving plaatsvinden in twee incidentencategorieën indien er sprake was van a) een onbedoelde lozing van gas, waardoor b) personeel moest worden geëvacueerd.

De lidstaten meldden 15 gebeurtenissen 7 in 2020, ten opzichte van 30 in 2019 (exclusief het VK):

-Denemarken — 8 gebeurtenissen (6 in 2019), waaronder 1 zwaar ongeval.

-Kroatië — 3 gebeurtenissen (0 in 2019), waaronder 1 zwaar ongeval.

-Nederland – 4 gebeurtenissen maar geen zware ongevallen (18 gebeurtenissen in 2019, waaronder 1 zwaar ongeval).


Onder zware ongevallen vallen incidenten met een potentieel om dodelijke slachtoffers te maken of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken (ook al hebben ze niet tot dit resultaat geleid).


Van de incidenten die zich in 2020 voordeden, behoort 69 % tot de categorie onbedoelde lozingen van gas en/of olie, had 25 % betrekking op defecten van veiligheids- en milieukritische elementen en betrof 6 % het verlies van structurele integriteit. Positief is dat geen melding werd gemaakt van botsingen met vaartuigen of helikopterongevallen en dat geen van de incidenten heeft geleid tot verlies van mensenlevens.

Tabel 4: Incidenten per categorie (zoals uiteengezet in bijlage IX bij de richtlijn offshoreveiligheid, EU-niveau) in 2020

CategorieTotaalPercentage van het totale aantal gebeurtenissen in de categoriePercentage van het totale aantal gebeurtenissen
a)Ongewilde lozingen — totaal11100 %68,75 %
Branden veroorzaakt door ontvlamming van olie/gas19,09 %6,25 %
Explosies veroorzaakt door ontvlamming van olie/gas00 %0 %
Niet-ontvlamd gas545,45 %31,25 %
Niet-ontvlamde olie545,45 %31,25 %
Gevaarlijke stof00 %0 %
b)Verlies van controle over de boorput — totaal00 %0 %
Blow-outs00 %0 %
Activering van BOP-/divertorsysteem00 %0 %
Defect aan boorputbarrière00 %0 %
c)Defect van een veiligheids- en milieukritisch element4100 %25 %
d)Vermindering van structurele integriteit — totaal1100 %6,25 %
Vermindering van structurele integriteit1100 %6,25 %
Vermindering van stabiliteit/drijfvermogen00 %0 %
Minder vaste verankering00 %0 %
e)Botsingen met vaartuigen0
f)Helikopterongevallen0
g)Dodelijke ongevallen(*)0
h)Ernstig letsel bij vijf of meer personen in hetzelfde ongeval0
i)Evacuatie van personeel0
j)Milieuongevallen(**)0
Totaal16100 %
(*) Uitsluitend indien in verband met een zwaar ongeval.

(**) Volgens de lidstaten werden de gerapporteerde zware ongevallen niet als milieuongevallen beschouwd.


Het totale aantal incidenten in de EU daalde van 34 in 2019 (exclusief het VK) tot 16 in 2020 (zie hieronder). Dit is bijna gelijk aan 2016.


Deze afname is grotendeels het gevolg van een daling van het aantal ongewilde lozingen van zowel olie als gas. Incidenten in de categorieën “verlies van controle over de boorput” en “lozingen van gevaarlijke stoffen” zijn in 2020 tot nul gedaald. Het aantal defecten van veiligheids- en milieukritische elementen is tussen 2019 en 2020 echter gestegen van twee naar vier. Net als in 2019 werden twee incidenten aangemerkt als zware ongevallen met een potentieel om dodelijke slachtoffers te maken of ernstig letsel te veroorzaken.


6. CONCLUSIES

In 2020 waren er 363 offshore olie- en gasinstallaties in de EU. De totale olie- en gasproductie is aanzienlijk gedaald van 24 258 kiloton olie-equivalent in 2019 tot 19 941 kiloton olie-equivalent in 2020. Denemarken en Nederland produceerden 74 % van de totale offshore olie- en gasproductie van de EU.

De Commissie heeft de veiligheid van de offshore olie- en gasactiviteiten van de EU beoordeeld op basis van de informatie die de lidstaten overeenkomstig de voorschriften van de uitvoeringsverordening inzake rapportering hebben verstrekt. De nauwkeurigheid van de analyse van de Commissie hangt dan ook af van de nauwkeurigheid van deze informatie.

In 2020 hebben de nationale autoriteiten hun inspanningen voortgezet om een hoog niveau van veiligheid bij offshore olie- en gasactiviteiten te waarborgen met de inspectie van 141 installaties (ten opzichte van 170 in 2019). Denemarken was het enige land dat een handhavingsactie meldde.

In 2020 vonden er, net als in 2019, twee zware ongevallen plaats. Het totale aantal incidenten (zoals gecategoriseerd in tabel 4) daalde van 34 in 2019 tot 16 in 2020, voornamelijk dankzij een daling van het aantal incidenten in Nederland (van 18 naar 4). Net als in 2019 werden er geen dodelijke slachtoffers gemeld, maar er vielen 24 gewonden en 10 zwaargewonden.

Tot besluit kan worden gesteld dat dankzij de verplichte inspecties en de corrigerende maatregelen die zijn genomen overeenkomstig de richtlijn offshoreveiligheid, de werkzaamheden van de autoriteiten van de lidstaten hebben geleid tot een aanzienlijke verbetering van de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten ten opzichte van 2019.

Om dit hoge veiligheidsniveau in stand te houden, zet de Commissie haar nauwe samenwerking met de EU-Groep van autoriteiten voor offshore olie- en gasactiviteiten (EUOAG) voort. Dit houdt in dat in alle lidstaten op het belang van de toepassing van de beste praktijken moet worden gehamerd en dat de in de groep vertegenwoordigde nationale autoriteiten moeten worden bijgestaan.


(1)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66.

(2)

Na het vertrek van het VK uit de EU is het aantal installaties in de Noordzee en de Atlantische Oceaan met 176 gedaald.

(3)

PB L 302 van 22.10.2014, blz. 2.

(4)

https://euoag.jrc.ec.europa.eu/files/attachments/2015_11_25_implementing_regulation_guidance_document_final.pdf

(5)

Mobiele offshorebooreenheden vormen geen onderdeel van de analyse in punt 4.1.

(6)

Om een vergelijking te kunnen maken tussen 2020 en 2019, hebben wij de Britse gegevens van 2019 buiten beschouwing gelaten.

(7)

Bepaalde gebeurtenissen (die bijvoorbeeld geen verband houden met activiteiten) vallen niet onder de rapportageverplichting.