Bijlagen bij COM(2021)291 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake een verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I klimaatcoëfficiënten vastgesteld.

·De bepalingen inzake partnerschap worden versterkt door de mogelijkheid een passend percentage van de middelen uit de fondsen toe te wijzen aan capaciteitsopbouw van de sociale partners en de betrokken maatschappelijke organisaties, en door de rol van de gedragscode inzake partnerschap (Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014) in alle stadia van de programmering en uitvoering te ondersteunen. De Raad heeft, zoals gevraagd door het Parlement, ermee ingestemd het artikel over horizontale beginselen toe te voegen, geheel in overeenstemming met de formulering in het Verdrag. Bij de doelstellingen van de fondsen moet onder meer rekening worden gehouden met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”.

·De partnerschapsovereenkomst blijft het belangrijkste document waarin de strategische oriëntatie voor de programmering en de regelingen voor de uitvoering van de fondsen uiteen worden gezet. Het AMIF, het ISF en het BMVI zijn uitgesloten van de partnerschapsovereenkomst. De partnerschapsovereenkomst heeft echter nog steeds betrekking op de coördinatie tussen de acht fondsen die onder de GB-verordening vallen, waaronder het AMIF, het ISF en het BMVI, alsook op de complementariteit met andere instrumenten van de Unie. De partnerschapsovereenkomst kan slechts eenmaal worden gewijzigd, en wel na de tussentijdse evaluatie.

·Meer flexibiliteit bij de overdracht van middelen is mogelijk, bijvoorbeeld als volgt:

·De maxima voor bijdragen aan InvestEU uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA zijn in twee fasen gedifferentieerd (tot 2 % van elk fonds aan het begin van de programmeringsperiode en vervolgens tot 3 % na 1 januari 2023);

·Invoering van een bepaling inzake terugnames, in geval van ongebruikte middelen, voor overdrachten tussen de fondsen die onder de GB-verordening vallen – tot 5 % (uitgezonderd overdrachten tussen de drie fondsen van het cohesiebeleid – zie hieronder) en voor overdrachten van fondsen die onder de GB-verordening vallen naar een instrument in direct of indirect beheer – tot 5 %;

·De maxima voor overdrachten tussen de fondsen van het cohesiebeleid zijn verhoogd tot 20 % (25 % voor Tsjechië);

·Overdrachten van het EFRO en het ESF+ naar het JTF zijn vrijwillig geworden;

·De mogelijkheid om middelen over te dragen tussen regiocategorieën is aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de lidstaten (5 %, tot 15 % voor landen waarvan het bni per inwoner (in KKS voor 2015‑2017) minder dan 90 % van het EU-gemiddelde bedraagt).

·Wat de randvoorwaarden betreft, mogen de lidstaten betalingsaanvragen indienen voor specifieke doelstellingen waarvoor de voorwaarden niet zijn vervuld. De Commissie verricht geen betalingen voordat deze worden vervuld.

·Prestatiekader en tussentijdse evaluatie van de cohesiebeleidsprogramma’s – er is een flexibiliteitsbedrag ingevoerd dat overeenkomt met 50 % van de toewijzingen voor de laatste twee jaar van de programmeringsperiode en dat pas na de tussentijdse evaluatie in 2025 definitief in de programma’s zal worden toegewezen.

·De periode waarin de Commissie tijdelijke maatregelen kan voorstellen als reactie op uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden, is beperkt tot 18 maanden. De nieuwe bepalingen over de gestructureerde dialoog riepen bezorgdheid op en de Commissie heeft dienovereenkomstig een verklaring afgelegd.

·Er zijn enkele beperkingen ingevoerd voor de duur en de reikwijdte van maatregelen in verband met behoorlijk economisch bestuur en er zijn enkele wijzigingen aangebracht in de desbetreffende procedure (macro-economische conditionaliteit). Alle ESF+-programma’s zijn uitgesloten van de toepassing van deze bepalingen.

·De mogelijkheid om beleidsdoelstelling 5 uit te voeren is afhankelijk gesteld van het gebruik van een van de drie soorten territoriale instrumenten: geïntegreerde territoriale investeringen, vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling (CLLD) en andere territoriale instrumenten. De rol van de hoofdfondsoptie is in het geval van CLLD verduidelijkt, met een mogelijke betrokkenheid van steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO).

·De mogelijkheid om technische bijstand te programmeren is ingevoerd als alternatief voor een benadering met een vast percentage, met uitzondering van de fondsen van DG HOME en Interreg, met gebruikmaking van de verschillende percentages die voor elk van de fondsen zijn vastgesteld.

Monitoring, evaluatie, communicatie en zichtbaarheid

·De stemrechten van elk lid van de toezichtcomités zijn bevestigd.

·De rol van het toezichtcomité in het kader van het EFMZVA is beperkt tot overleg over de goedkeuring van programmawijzigingen.

·Het jaarlijkse prestatieverslag is niet langer vereist voor het EFMZVA.

·De frequentie van de elektronische indiening van financiële gegevens is teruggebracht van zes tot vijf keer per jaar en voor indicatorgegevens tot tweemaal per jaar, wat nog steeds hoger is dan de huidige frequentie van twee- tot driemaal per jaar voor de fondsen van het cohesiebeleid en eenmaal per jaar voor het AMIF, het ISF en het BMVI (de in te dienen gegevens zijn vastgesteld in bijlage VII).

·In plaats van eenmaal per drie maanden, zoals voorgesteld, moeten de geactualiseerde lijsten van geselecteerde concrete acties nu eenmaal per vier maanden worden gepubliceerd – vaker dan nu het geval is.

·De verplichtingen voor natuurlijke personen en eindontvangers om bekendheid te geven aan EU-steun worden gehandhaafd en zijn nader uitgewerkt. Daarnaast is het niveau van de financiële correctie verlaagd van 5 % naar 3 % in gevallen waarin begunstigden niet hebben voldaan aan de verplichting om bekendheid te geven aan de ontvangen EU-steun.

·Er is een nieuwe bepaling ingevoerd die de lidstaten verplicht informatie bekend te maken, behalve indien die bekendmaking door het Unierecht of door het nationale recht wordt uitgesloten om redenen van veiligheid, openbare orde, strafrechtelijk onderzoek of bescherming van persoonsgegevens.

Financiële steun uit de fondsen, met inbegrip van de bepalingen voor financieringsinstrumenten en subsidiabiliteitsregels

·Er zijn bepalingen inzake subsidies onder voorwaarden ingevoerd, met aanvullende waarborgen met betrekking tot het hergebruik van de terugbetaalde bedragen ten opzichte van 2014‑2020.

·Er is rechtstreekse gunning van het beheer van financieringsinstrumenten aan de EIB, internationale financiële instellingen en staatsbanken ingevoerd.

·Met het oog op de juridische duidelijkheid zijn aanvullende bepalingen ingevoerd met betrekking tot financieringsinstrumenten die in opeenvolgende programmeringsperioden worden uitgevoerd.

·Er is voorzien in de mogelijkheid btw in aanmerking te laten komen voor concrete acties waarvan de totale kosten ten minste 5 000 000 EUR (inclusief btw) bedragen, indien deze niet volgens de nationale btw-wetgeving terugvorderbaar zijn. Er zijn ook specifieke regels opgenomen voor gevallen waarin concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten worden gecombineerd met een vorm van subsidie.

·De beheerskosten en -vergoedingen in het kader van financieringsinstrumenten die rechtstreeks worden gegund, zijn verhoogd en gedifferentieerd, met respectievelijk 5 % en 7 % voor het holdingfonds en 7 % en 15 % voor specifieke fondsen.

Beheers- en controlesysteem

·De maatregelen die de lidstaten nodig hebben om onregelmatigheden, waaronder fraude, te voorkomen, op te sporen, te corrigeren en te melden, zijn uitgebreid tot het verzamelen van informatie over de uiteindelijke begunstigden van de ontvangers van financiering overeenkomstig de nieuwe bijlage XVII. Ondanks het Interinstitutioneel Akkoord blijft het gebruik van één datamininginstrument vrijwillig. De Commissie heeft dienovereenkomstig een verklaring afgelegd.

·Aangezien de lidstaten ervoor moeten zorgen dat alle uitwisselingen van informatie tussen de begunstigden en de programma-autoriteiten plaatsvinden via elektronische systemen voor gegevensuitwisseling (vanaf 1 januari 2023 vereist voor de fondsen van DG HOME en het EFMZVA), is een uitzondering ingevoerd waardoor de beheersautoriteit, op uitdrukkelijk verzoek van een begunstigde, bij uitzondering een uitwisseling van informatie op papier kan aanvaarden.

·Het model voor het melden van onregelmatigheden door de lidstaten overeenkomstig de criteria aan de hand waarvan wordt bepaald welke onregelmatigheden moeten worden gemeld, is opgenomen in een nieuwe bijlage XII, in plaats van de oorspronkelijk voorgestelde uitvoeringshandeling.

·Bepaalde regels voor de selectie van concrete acties zijn verduidelijkt, met name wat betreft de koppeling met strategieën voor slimme specialisatie voor een aantal specifieke doelstellingen in het kader van beleidsdoelstelling 1 en de rol van de Commissie wat betreft de regels voor de selectie van concrete acties (geen raadpleging, slechts ter informatie, 15 dagen vóór het toezichtcomité).

·Voor betalingen door de beheersautoriteit is een termijn van tachtig dagen vanaf de datum van indiening van de betalingsaanvraag door de begunstigde ingevoerd (de Commissie had negentig dagen voorgesteld).

·Wat beheersverificaties betreft, is de vereiste risicobeheersstrategie vervangen door een eenvoudigere schriftelijke beschrijving van de risico’s. Voorts is voorzien in de mogelijkheid dat het AMIF, het ISF en het BMVI specifieke regels voor beheersverificaties vaststellen, indien de begunstigde een internationale organisatie is.

Financieel beheer

·Het inhoudingspercentage voor aanvragen voor tussentijdse betaling is verlaagd van 10 % naar 5 %, wat aanleiding gaf tot bezorgdheid; de Commissie heeft dienovereenkomstig een verklaring afgelegd.

·Het aantal per jaar verzonden betalingsaanvragen is verhoogd van de voorgestelde vier naar zes.

·Er is een mogelijkheid ingevoerd om voorschotten die aan begunstigden van staatssteun zijn betaald, in betalingsaanvragen op te nemen.

·Het bedrag dat in de eerste betaling voor financieringsinstrumenten mag worden opgenomen, is verhoogd van 25 % tot 30 %.

·Regels voor vrijmaking: de N+3-regel is ingevoerd voor 2021‑2026, waarbij de einddatum voor subsidiabiliteit eind 2029 blijft.

·Voorfinancieringsregels: voor 2021 en 2022 (het eerste boekjaar eindigt op 30 juni 2022) is jaarlijkse verrekening van de voorfinanciering ingevoerd, waarbij verrekening voor de andere jaren in het laatste boekjaar wordt gehandhaafd. Voor de AMIF-, ISF- en BMVI-fondsen is een afwijking opgenomen voor de in de fondsspecifieke verordeningen vast te stellen voorfinancieringspercentages en moet de verrekening uiterlijk in het laatste boekjaar plaatsvinden. Het beperkte gebruik van de jaarlijkse verrekening gaf aanleiding tot bezorgdheid en de Commissie heeft dienovereenkomstig een verklaring afgelegd.

Financieel kader, met inbegrip van bepalingen inzake middelen, medefinancieringspercentages (alleen cohesiebeleid)

·De omvang en de verdeling van de middelen zijn licht aangepast in overeenstemming met het MFK.

·De verwijzing naar de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (“regio’s van NUTS-niveau 2”) is geactualiseerd met een verwijzing naar Verordening (EU) 2016/2066 van de Commissie. De berekeningsgrondslag voor de toewijzingen is geactualiseerd op basis van de gegevens van de Unie voor de periode 2015‑2017.

·De medefinancieringspercentages zijn verhoogd en verder gedifferentieerd: 85 % voor minder ontwikkelde regio’s, 60 % voor overgangsregio’s, 40 % voor meer ontwikkelde regio’s, 70 % voor overgangsregio’s die in de programmeringsperiode 2014‑2020 onder de minder ontwikkelde regio’s waren ingedeeld; 50 % voor meer ontwikkelde regio’s die in de periode 2014‑2020 overgangsregio’s waren of een bbp per inwoner van minder dan 100 % hadden; 85 % voor het Cohesiefonds; 80 % voor Interreg; 85 % voor ultraperifere gebieden. Voor het JTF zullen de percentages hoger zijn voor overgangsregio’s en meer ontwikkelde regio’s: a) 85 % voor minder ontwikkelde regio’s; b) 70 % voor overgangsregio’s; c) 50 % voor de meer ontwikkelde regio’s.

·De overdracht van 10 miljard EUR uit het Cohesiefonds naar de CEF is bevestigd, evenals de verdeling van 70 %/30 % voor de nationale toewijzing tot en met 1 januari 2024 en concurrerende oproepen tot het indienen van voorstellen. Er zijn echter specifieke regels vastgesteld voor de lidstaten met een bruto nationaal inkomen (bni) per inwoner (gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2015‑2017) dat minder dan 60 % bedraagt van het gemiddelde bni per inwoner van de EU‑27 – in hun geval wordt 70 % van 70 % van het bedrag dat zij naar de CEF hebben overgedragen, tot en met 1 januari 2025 gegarandeerd.

Onderwerp/definities: delegatie van bevoegdheid, uitvoerings-, overgangs- en slotbepalingen

·Verwerking en bescherming van persoonsgegevens – er is een nieuw artikel ingevoegd met een rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens in de vorm van een verplichting wanneer het gaat om het gebruik van persoonsgegevens door de programma-autoriteiten.

·Er zijn herziene of nieuwe definities van economisch subject, begunstigde, randvoorwaarde, EFMZVA-prioriteit en resterende foutenpercentages vastgesteld.

·Er is een nieuwe bepaling ingevoegd om te bevestigen dat de GB-verordening uiterlijk op 31 december 2027 door het Parlement en de Raad zal worden geëvalueerd, overeenkomstig artikel 177 VWEU.

4. Conclusie

De Commissie staat achter de resultaten van de interinstitutionele onderhandelingen en aanvaardt daarom het standpunt van de Raad.

Anderzijds heeft de Commissie met betrekking tot enkele als problematisch beschouwde wijzigingen vier verklaringen afgelegd over de volgende kwesties:

1) “Verrekening van voorfinanciering”;

2) “Gestructureerde dialoog in het kader van tijdelijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen in reactie op uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden”;

3) “Verdere maatregelen om de middelen uit de EU-begroting en Next Generation EU (NGEU) te beschermen tegen fraude en onregelmatigheden door het gebruik van één door de Commissie ter beschikking gesteld datamininginstrument verplicht te stellen”; en

4) “Bescherming van de EU-begroting door toepassing van een procentuele inhouding van betalingen op programma’s onder gedeeld beheer”.

De verklaringen worden bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

1. Verrekening van voorfinanciering

Verklaring van de Commissie over de verrekening van voorfinanciering

Bij de maxima voor betalingen in de MFK-verordening is rekening gehouden met de veronderstelling dat alle voorfinanciering jaarlijks zou worden verrekend. De Commissie is van mening dat het door de medewetgevers bereikte akkoord over de GB-verordening ertoe kan leiden dat de toepasselijke MFK-maxima voor betalingskredieten worden overschreden, rekening houdend met de verwachte betalingsprofielen. Dit kan leiden tot een betalingsachterstand in de tweede helft van de volgende periode.

2. Gestructureerde dialoog in het kader van tijdelijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen in reactie op uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden.

Verklaring van de Commissie over de gestructureerde dialoog in het kader van tijdelijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen in reactie op uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden

Op grond van de door de medewetgevers aangenomen bepalingen moet de Commissie het Parlement en de Raad onmiddellijk op de hoogte stellen van de beoordeling van de situatie met betrekking tot de uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden. De medewetgevers verplichten de Commissie tevens hen onmiddellijk in kennis te stellen van de beoogde follow-up door middel van tijdelijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen en naar behoren rekening te houden met de standpunten die zijn ingenomen en de meningen die zijn geuit in de gestructureerde dialoog waarvoor de Commissie door het Parlement of de Raad kan worden uitgenodigd.

Deze vereisten zijn niet in overeenstemming met artikel 291, leden 2 en 3, VWEU en met Verordening (EU) nr. 182/2011 (de comitologieverordening), die niet voorzien in enige betrokkenheid van het Parlement en de Raad bij de controle op de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie. Zij kunnen leiden tot situaties waarin de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie zouden worden beperkt. De Commissie kan derhalve alleen aan deze vereisten voldoen voor zover zij geen afbreuk doen aan haar uitvoeringsbevoegdheden, die in artikel 291 VWEU en Verordening (EU) nr. 182/2011 zijn geregeld.

Deze bepalingen kunnen in geen geval worden overgenomen in een ander rechtskader waarin niet in uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden is voorzien.


3. Verdere maatregelen om de middelen uit de EU-begroting en Next Generation EU (NGEU) te beschermen tegen fraude en onregelmatigheden door het gebruik van één door de Commissie ter beschikking gesteld datamininginstrument verplicht te stellen

Verklaring van de Commissie over verdere maatregelen om de EU-begroting en de Next Generation EU te beschermen tegen fraude en onregelmatigheden door het gebruik van één door de Commissie ter beschikking gesteld datamininginstrument verplicht te stellen

Krachtens de punten 30 tot en met 33 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen, moet de Commissie een geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem beschikbaar maken, met inbegrip van een centraal datamining- en risicoscore-instrument, om toegang te hebben tot de vereiste gegevens en die gegevens te analyseren met het oog op een veralgemeende toepassing door de lidstaten. Bovendien zijn de drie instellingen overeengekomen bij de wetgevingsprocedure met betrekking tot de betreffende basishandelingen loyaal samen te werken met het oog op de follow-up van de conclusies van de Europese Raad van juli 2020 over deze kwestie.

De Commissie is van mening dat het door de medewetgevers in het kader van artikel 69, lid 2, (verantwoordelijkheden van de lidstaten) bereikte akkoord over het verplichte gebruik van een centraal datamininginstrument en het verzamelen en analyseren van gegevens over de uiteindelijke begunstigden van de ontvangers van financiering niet volstaat om de begroting van de Unie en Next Generation EU beter tegen fraude en onregelmatigheden te beschermen en voor efficiënte controles op belangenconflicten, onregelmatigheden, gevallen van dubbele financiering en crimineel misbruik van de middelen te zorgen. Daarom weerspiegelt de door de medewetgevers in de GB-verordening overeengekomen aanpak niet op passende wijze de gewenste ambitie en geest van het Interinstitutioneel Akkoord.

4. Bescherming van de EU-begroting door toepassing van een procentuele inhouding van betalingen op programma’s onder gedeeld beheer

Verklaring van de Commissie over de bescherming van de EU-begroting door toepassing van een procentuele inhouding van betalingen op programma’s onder gedeeld beheer

De Commissie is van mening dat het akkoord van de medewetgevers om het inhoudingspercentage voor betalingen onder gedeeld beheer te verlagen van 10 % naar 5 % een hoger risico met zich meebrengt dat de EU-begroting bedragen betaalt waarbij sprake was van onregelmatigheden.

Om dit risico tot een minimum te beperken, zal de Commissie op passende wijze gebruikmaken van onderbrekingen en schorsingen van betalingen aan programma’s wanneer zij van oordeel is dat het inhoudingspercentage van 5 % ontoereikend is om het bedrag van eventuele onregelmatigheden te dekken.