Bijlagen bij COM(2020)777 - In hoger tempo naar een klimaatneutraal Europa in 2050 Voortgangsverslag 2020 over klimaatactie in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij dit document.

(V)

De verhouding dient ter illustratie, statistisch onnauwkeurig omdat het bbp (nationale boekhouding) en emissies (grondgebied) een verschillende werkingssfeer hebben.

(VI)

Vanwege het gebruik van verschillende werkingssferen bij de kwantificering van de scenario’s “basislijn” en “netto nul” (waarbij het internationale luchtverkeer niet onder de werkingssfeer valt, SWD(2020) 176), zijn de twee hier als “basislijn” en “netto nul” voorgestelde tijdreeksen op de werkingssfeer van de huidige EU-doelstelling afgestemd door gebruik te maken van de historische emissies inclusief het internationale luchtverkeer in 2019. Voorts zijn de reductiedoelstellingen voor 2020 en 2030 voor de EU (uitgedrukt in procenten) omgezet in geschatte emissiegrenswaarden voor de EU‑27.

(VII)

IEA (2020), Sustainable Recovery, IEA, Parijs. https://www.iea.org/reports/sustainable-recovery

(VIII)

Carbon Monitor: gegevensupdate 20 augustus 2020. https://carbonmonitor.org/  

(IX)

 Richtlijn 2008/101/EG, overweging 19, https://eur‑lex.europa.eu/legal‑content/NL/TXT/?uri=celex%3A32008L0101

(X)

1 074,3 miljard EUR uit het meerjarig financieel kader van de EU voor 2021‑2027 en 750 miljard EUR uit Next Generation EU, het belangrijkste instrument voor de uitvoering van het herstelpakket.

(XI)

SWD(2020) 205 final

(XII)

Als gevolg van veranderingen in de werkingssfeer van het ETS zijn de tijdreeksen vóór 2013 niet consistent. De figuur omvat alle landen die in de genoemde jaren aan het EU-ETS deelnemen. Plafond fase 4 op basis van bestaande doelstelling van 40 %. Luchtvaart maakt deel uit van het plafond voor 2012‑2019.

(XIII)

C(2020) 2835 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2020_2835_en.pdf  

(XIV)

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 322 van 7.12.2017, blz. 3).

(XV)

Veiling voor het VK, tijdelijk opgeschort in 2019, hervat in 2020.

(XVI)

Volgens het terugtrekkingsakkoord blijft het VK belangrijke bepalingen van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen (ESD) toepassen.

(XVII)

Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen.

(XVIII)

Als gevolg van de brexit worden de in de ESD en de ESR opgenomen reductiedoelstellingen op EU-niveau, uitgedrukt in procenten, niet meer precies gehaald door het totaal van de streefcijfers (jaarlijkse emissieruimten) van de 27 lidstaten. Het verschil voor 2030 bedraagt ongeveer 1 procentpunt.

(XIX)

 Een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030, COM(2020) 562 final.

(XX)

In 2019 en 2020 hebben de lidstaten prognoses ingediend in het kader van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en Verordening (EU) nr. 525/2013 betreffende het bewakingssysteem (MMR), als onderdeel van de wetgeving inzake de verdeling van de inspanningen. De geaggregeerde prognoses “bij bestaande maatregelen” voor sectoren die een inspanning moeten leveren zijn gebaseerd op de prognoses inzake broeikasgassen die zijn ingediend in het kader van Verordening (EU) nr. 525/2013 betreffende het bewakingssysteem (MMR) of de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, afhankelijk van wat het meest recent is. In 2020 hebben 13 lidstaten geactualiseerde broeikasgasprognoses gerapporteerd (AT, BE, CY, DK, EE, EL, HU, IE, LV, LT, LU, PL en SI). De geaggregeerde geplande maatregelen zijn gebaseerd op de broeikasgasprognoses voor 2030 “bij aanvullende maatregelen” voor in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen opgenomen sectoren die een inspanning moeten leveren. Indien de lidstaten in maart 2020 in het kader van de MMR prognoses hebben ingediend die waren afgestemd op recentere inventarisgegevens, werden deze gebruikt. Voor de lidstaten waarvoor geen prognoses van geplande maatregelen voor de sectoren die een inspanning moeten leveren beschikbaar zijn (DK, NL, PT, RO, SE, SK), zijn de volgende middelen gebruikt om lacunes op te vullen: ESR-streefcijfers voor DK, NL en RO, aangezien de streefcijfers in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen vereisen dat de ESR-streefcijfers in eigen land worden gehaald, nationale binnenlandse ESR-streefcijfers (SK), in het kader van de MMR in 2019 ingediende prognoses bij aanvullende maatregelen (PT). Voor SE worden in maart 2019 ingediende prognoses bij bestaande maatregelen gepresenteerd; daarna zijn bepaalde maatregelen uitgevoerd of gepland om het binnenlandse streefcijfer voor ESR-sectoren van een reductie met ten minste 50 % te halen, wat pas in maart 2021 in geactualiseerde prognoses tot uitdrukking zal komen. Voor Bulgarije wordt opgemerkt dat de verwachte emissies bij bestaande maatregelen lager zijn dan bij aanvullende maatregelen. Een van de redenen hiervoor is dat zij voortvloeien uit verschillende modelberekeningen: de prognoses bij bestaande maatregelen uit prognoses die in 2019 zijn ingediend in het kader van het MMR en die bij aanvullende maatregelen uit het definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan. Er is gebruikgemaakt van de waarden voor het referentiejaar 2005, zoals gebruikt in het kader van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen en gepubliceerd in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, bv. in SWD(2018) 453, tenzij aan de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen door de lidstaten bijgewerkte waarden kunnen worden ontleend die gebaseerd zijn op recentere inventarissen.

(XXI)

Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, Estland, Finland, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Polen.

(XXII)

Streefcijfers voor 2021‑2024, te berekenen tijdens de wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen.

(XXIII)

COM(2020) 662 final.

(XXIV)

Werkgelegenheids- en sociale ontwikkelingen in Europa 2019, hoofdstuk 5.

(XXV)

Verordening (EG) nr. 1005/2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen. De evaluatie: https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ozone/docs/swd_2019_406_en.pdf  

(XXVI)

  https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12310-Ozone-layer-protection-revision-of-EU-rules  

(XXVII)

Verordening (EU) nr. 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen.

(XXVIII)

Verslag inzake F-gassen 2020, EEA, nog niet gepubliceerd.

(XXIX)

  https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12479-Review-of-EU-rules-on-fluorinated-greenhouse-gases  

(XXX)

  https://ec.europa.eu/clima/news/more-climate-friendly-alternatives-harmful-greenhouse-gases-used-air-conditioning-and_nl  

(XXXI)

De trend in de gerapporteerde emissies en verwijderingen voor de EU wijkt af van de boekhouding als gevolg van een sterke daling van de nettoverwijderingen met 65 Mt CO2‑eq. door bosbeheer in Roemenië in 2018. Dit wordt als fout aangemerkt in het nationaal inventarisatierapport 2020 van de EU (tabel 11.6, blz. 896). In de boekhouding is aan de bosbeheerkredieten in Roemenië een bovengrens gesteld van 3,5 % van de emissies in het referentiejaar.

(XXXII)

Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië, Portugal en Spanje hebben ervoor gekozen om akkerlandbeheer in hun boekhouding op te nemen; Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië en Portugal hebben ook voor graslandbeheer gekozen; Roemenië heeft gekozen voor heraanplanting.

(XXXIII)

De gerapporteerde emissies en verwijderingen in verband met LULUCF in het kader van het Protocol van Kyoto, zoals weergegeven in figuur 8, zijn gebaseerd op specifieke activiteiten en zijn niet gelijk aan de gerapporteerde emissies en verwijderingen op het land in verband met LULUCF in het kader van de inventarisatie krachtens het UNFCCC zoals weergegeven in figuur 1.

(XXXIV)

Verordening (EU) 2018/841 inzake de opname van broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030.

(XXXV)

Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.

(XXXVI)

Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s).

(XXXVII)

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU.

(XXXVIII)

Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking).

(XXXIX)

De Europese Commissie heeft de Europese Innovatieraad ingesteld als vlaggenschipinitiatief dat Europese innovatoren moet ondersteunen bij het uitbreiden van grensverleggende, baanbrekende innovatie. In het voorstel voor Horizon Europa is 10 miljard EUR gereserveerd voor de Europese Innovatieraad.

(XL)

Tsjechië, Kroatië, Litouwen, Roemenië, Slowakije.

(XLI)

  https://ec.europa.eu/clima/policies/budget/modernisation-fund_en

(XLII)

Als gevolg van de nationale overdrachten wijken deze aandelen af van de aandelen die zijn opgenomen in bijlage II ter bij de ETS-richtlijn.

(XLIII)

Toewijzing op basis van conclusies van de Europese Raad.

(XLIV)

  https://ec.europa.eu/jrc/en/peseta-iv

(XLV)

  https://ec.europa.eu/clima/policies/adaptation/what_nl

(XLVI)

  https://ec.europa.eu/echo/sites/echo-site/files/swd_2017_176_overview_of_risks_2.pdf . Volgend verslag verwacht in november 2020.

(XLVII)

  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32018D2027  

(XLVIII)

  https://www.icao.int/Meetings/a40/Documents/10132_en.pdf (zie blz. 79).

(XLIX)

IMO-doelstellingen: de totale jaarlijkse broeikasgasemissies van de internationale scheepvaart tegen 2050 verminderen met ten minste 50 % ten opzichte van 2008 (te evalueren in 2023) en zo snel mogelijk volledige decarbonisatie vóór het einde van de eeuw, naast een verbetering van de koolstofintensiteit met 40 % tegen 2030.

(L)

Wat de luchtkwaliteit betreft, heeft de IMO in 2016 de inwerkingtreding op 1 januari 2020 van de strengere wereldwijde zwavelgrenswaarde van 0,5 % (een daling ten opzichte van 3,5 %) voor scheepsbrandstoffen bevestigd.

(LI)

  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1598194010804&uri=CELEX:52019PC0038  

(LII)

Jaarverslag 2019 van de Europese Commissie over CO2-emissies afkomstig van zeevervoer, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/transport/shipping/docs/swd_2020_82_en.pdf  

(LIII)

  https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/transport/shipping/docs/swd_2020_82_en.pdf