Bijlagen bij COM(2020)669 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake een richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage II bij de richtlijn door middel van gedelegeerde handelingen te wijzigen, zoals oorspronkelijk was voorgesteld en momenteel is voorzien in de bestaande drinkwaterrichtlijn.

Daarnaast betreurt de Commissie de invoering van de “geen-adviesclausule” in het artikel over uitvoeringshandelingen, wat een afwijking is van de basisregel en naar behoren moet worden gemotiveerd, aangezien het de mogelijkheid van de Commissie beperkt om wanneer het comité geen advies uitbrengt, uitvoeringshandelingen vast te stellen.

5. Conclusie

De Commissie aanvaardt het standpunt van de Raad maar geeft de volgende twee verklaringen af:

VERKLARING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE GEDELEGEERDE HANDELINGEN IN DE DRINKWATERRICHTLIJN

De Commissie betreurt het besluit van de medewetgevers om haar bevoegdheid om de bijlagen van de herziene drinkwaterrichtlijn te wijzigen te beperken tot bijlage III, terwijl de Commissie in haar oorspronkelijke voorstel om machtiging had gevraagd om de bijlagen I tot en met IV te wijzigen 1 .

De Commissie betreurt met name dat de medewetgevers niet akkoord gaan met een machtiging tot wijziging van bijlage II, die gezien de noodzaak om de in bijlage II bij de wetenschappelijke en technische vooruitgang opgenomen bewakingsvoorschriften bij te werken, bijzonder belangrijk is.


VERKLARING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE PROCEDURE VOOR HET VASTSTELLEN VAN UITVOERINGSHANDELINGEN

De Commissie benadrukt dat het tegen de letter en de geest van Verordening (EU) nr. 182/2011 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13) indruist om zonder deugdelijke motivering gebruik te maken van artikel 5, lid 4, tweede alinea, onder b). Op deze bepaling kan alleen een beroep worden gedaan als er een specifieke behoefte bestaat om af te wijken van het basisbeginsel, te weten dat de Commissie een ontwerpuitvoeringshandeling kan aannemen indien geen advies is uitgebracht. Aangezien het om een uitzondering op de algemene regel van artikel 5, lid 4, gaat, kan het niet eenvoudig als een “discretionaire bevoegdheid” van de wetgever worden beschouwd, maar moet het op restrictieve wijze worden uitgelegd en dus worden gemotiveerd.


(1) COM(2017)0753