Bijlagen bij COM(2016)618 - Verslag met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid van de Unie en IJsland uit hoofde van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I bij Besluit 2/CMP.8 bij het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC), samen met dit verslag, ingediend als een afzonderlijk document.

3. Vaststelling van de referentiejaren voor de tweede verbintenisperiode

In de gezamenlijke inventaris worden de referentiejaren gebruikt die door de lidstaten en IJsland zijn gekozen in hun nationale inventarissen. Hieronder volgt een overzicht:


Tabel 1     Door de EU-lidstaten en IJsland gekozen referentiejaren voor verschillende broeikasgassen voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto

LidstaatReferentiejaar voor CO2, CH4 en N2OReferentiejaar voor HFK’s, PFK’s en SF6Referentiejaar voor NF3
Oostenrijk199019902000
België199019951995
Bulgarije198819951995
Kroatië199019902000
Cyprus199019951995
Tsjechië199019951995
Denemarken199019951995
Estland199019951995
Finland199019951995
Frankrijk199019901995
Duitsland199019951995
Griekenland199019952000
Hongarije1985-198719951995
Ierland199019951995
Italië199019901995
Letland199019951995
Litouwen199019951995
Luxemburg199019951995
Malta199019901995
Nederland199019951995
Polen198819952000
Portugal199019952000
Roemenië198919892000
Slowakije199019902000
Slovenië198619951995
Spanje199019951995
Zweden199019951995
Verenigd Koninkrijk199019951995
IJsland199019901995

4. Voorwaarden van de gezamenlijke nakoming overeenkomstig artikel 4 van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode

De EU, haar lidstaten en IJsland zijn overeengekomen gezamenlijk te voldoen aan hun gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie uit hoofde van artikel 3 van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 4. De Unie, haar lidstaten en IJsland zijn een gekwantificeerde reductieverplichting overeengekomen die hun gemiddelde jaarlijkse broeikasgasemissies tijdens de tweede verbintenisperiode beperkt tot 80 % van de som van hun emissies in het referentiejaar. Dit komt tot uiting in de wijziging van Doha.

Overeenkomstig artikel 4 van het Protocol van Kyoto moeten de partijen die hun verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het Protocol van Kyoto gezamenlijk nakomen in de desbetreffende overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming de respectieve emissieniveaus bepalen die aan elk van de partijen zijn toegekend. In Besluit (EU) 2015/1339 van de Raad worden de bepalingen van de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming vastgesteld, evenals de respectieve emissieniveaus van elke partij bij die overeenkomst. De Overeenkomst tussen de Europese Unie, haar lidstaten, en IJsland, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto stelt de voorwaarden voor die deelname vast 2 . De emissieniveaus bepalen de toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode. Deze emissies zijn vastgesteld op basis van de bestaande Unie-wetgeving voor de periode 20132020 in kader van het klimaat- en energiepakket 3 .

5. Berekening van de toegewezen hoeveelheden op grond van artikel 3, leden 7 bis, 8 en 8 bis

De gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto is gelijk aan achtmaal het voor de Unie, haar lidstaten en IJsland in de derde kolom van bijlage B van het Protocol van Kyoto, zoals vervangen door de wijziging van Doha, vastgestelde percentage (80 %) van de referentiejaaremissies. De uit deze berekening voortvloeiende gezamenlijke toegewezen hoeveelheid is 37 625 402 324 ton CO2eq.

Deze toegewezen hoeveelheid van de EU wordt bepaald in overeenstemming met de voorwaarden van de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming en bedraagt 15 834 334 860 ton CO2eq.

De toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en IJsland worden ook bepaald in overeenstemming met de voorwaarden van de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming en zijn te zien in tabel 2.

Tabel 2    Toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en IJsland (rekening houdend met artikel 3, lid 7 bis, van het Protocol van Kyoto)

Lidstaatt CO2 eq.
Oostenrijk405 712 317
België584 228 513
Bulgarije222 945 983
Kroatië162 271 086
Cyprus47 450 128
Tsjechië520 515 203
Denemarken269 363 657
Estland51 056 976
Finland240 544 599
Frankrijk3 014 714 832
Duitsland3 592 699 888
Griekenland480 791 166
Hongarije434 486 280
Ierland343 520 594
Italië2 410 291 421
Letland76 633 439
Litouwen113 600 821
Luxemburg72 191 526
Malta9 299 769
Nederland924 777 902
Polen1 583 938 824
Portugal429 581 969
Roemenië656 059 490
Slowakije202 268 939
Slovenië99 425 782
Spanje1 766 877 232
Zweden315 554 578
Verenigd Koninkrijk2 744 937 332
IJsland15 327 217


6. Berekening van de reserve voor de verbintenisperiode overeenkomstig Besluit 11/CMP.1

Met het oog op de gezamenlijke nakoming, is de reserve voor de verbintenisperiode afzonderlijk van toepassing op de EU, haar lidstaten en IJsland. Tabel 3 bevat de reserves voor de verbintenisperiode voor de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland.

Tabel 3    Reserve voor de verbintenisperiode voor de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland

LandReserve voor de verbintenisperiode

[t CO2-eq.]
Europese Unie21 777 272 968
Oostenrijk365 141 085
België525 805 662
Bulgarije200 651 385
Kroatië146 043 977
Cyprus42 705 115
Tsjechië468 463 683
Denemarken242 427 291
Estland45 951 278
Finland216 490 139
Frankrijk2 713 243 349
Duitsland3 233 429 899
Griekenland432 712 049
Hongarije391 037 652
Ierland309 168 535
Italië2 169 262 279
Letland68 970 095
Litouwen102 240 739
Luxemburg64 972 374
Malta8 369 792
Nederland832 300 112
Polen1 425 544 942
Portugal386 623 772
Roemenië590 453 541
Slowakije182 042 045
Slovenië89 483 204
Spanje1 590 189 509
Zweden283 999 120
Verenigd Koninkrijk2 470 443 599
IJsland13 794 495

7. Vaststelling van de minimumwaarden voor percentage kroonsluiting, perceeloppervlakte en boomhoogte ten behoeve van de boekhouding in het kader van artikel 3, leden 3 en 4

De lidstaten hebben voor de eerste verbintenisperiode drempelwaarden vastgesteld voor de definitie van "bos" ten behoeve van de rapportage van hun activiteiten op het gebied van bebossing, herbebossing en ontbossing in het kader van artikel 3, lid 3, en bosbeheer, indien gekozen, in het kader van artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto. Omdat de EU de informatie van de lidstaten dient te bundelen, hebben de lidstaten met betrekking tot de vereiste minimumwaarden voor percentage kroonsluiting, perceeloppervlakte en boomhoogte drempelwaarden vastgesteld overeenkomstig de voor rapportage aan de FAO gehanteerde definitie van "bos".

Tabel 4 - Door de lidstaten en IJsland gekozen drempelwaarden voor de definitie van "bos" met het oog op rapportage overeenkomstig artikel 3, leden 3 en 4

LidstaatMinimumpercentage kroonsluitingMinimale boomhoogteMinimumoppervlakte bospercelen
Oostenrijk30 %2 m0,05 ha
België20 %5 m0,5 ha
Bulgarije10 %5 m0,1 ha
Kroatië10 %2 m0,1 ha
Cyprus10 %5 m0,3 ha
Tsjechië30 %2 m0,05 ha
Denemarken10 %5 m0,5 ha
Estland30 %2 m0,5 ha
Finland10 %5 m0,5 ha
Frankrijk10 %5 m0,5 ha
Duitsland10 %5 m0,1 ha
Griekenland25 %2 m0,3 ha
Hongarije30 %5 m0,5 ha
Ierland20 %5 m0,1 ha
Italië10 %5 m0,5 ha
Letland20 %5 m0,1 ha
Litouwen30 %5 m0,1 ha
Luxemburg10 %5 m0,5 ha
Malta30 %5 m1 ha
Nederland20 %5 m0,5 ha
Polen10 %2 m0,1 ha
Portugal10 %5 m1 ha
Roemenië10 %5 m0,25 ha
Slowakije20 %5 m0,3 ha
Slovenië30 %2 m0,25 ha
Spanje20 %3 m1 ha
Zweden10 %5 m0,5 ha
Verenigd Koninkrijk20 %2 m0,1 ha
IJsland10 %2 m0,5 ha

8. Aanwijzing van de activiteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 4, in aanmerking worden genomen in de boekhouding over de tweede verbintenisperiode

Tabel 5 geeft een overzicht van de door de lidstaten en IJsland overeenkomstig artikel 3, lid 4, aangewezen activiteiten zoals vermeld in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid voor de tweede verbintenisperiode.

Tabel 5     Overzicht van de door de lidstaten en IJsland gekozen LULUCF-activiteiten overeenkomstig artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto

LidstaatAkkerlandbeheerGraslandbeheerHerbegroeiingDraineren en opnieuw bevochtigen van waterrijke gebieden
OostenrijkNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
BelgiëNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
BulgarijeNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
KroatiëNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
CyprusNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
TsjechiëNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
DenemarkenGekozenGekozenNiet gekozenNiet gekozen
EstlandNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
FinlandNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
FrankrijkNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
DuitslandGekozenGekozenNiet gekozenNiet gekozen
GriekenlandNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
HongarijeNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
IerlandGekozenGekozenNiet gekozenNiet gekozen
ItaliëGekozenGekozenNiet gekozenNiet gekozen
LetlandNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
LitouwenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
LuxemburgNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
MaltaNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
NederlandNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
PolenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
PortugalGekozenGekozenNiet gekozenNiet gekozen
RoemeniëNiet gekozenNiet gekozenGekozenNiet gekozen
SlowakijeNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
SloveniëNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
SpanjeGekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
ZwedenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozenNiet gekozen
Verenigd KoninkrijkGekozenGekozenNiet gekozenGekozen
IJslandNiet gekozenNiet gekozenGekozenNiet gekozen


9. Vaststelling van de frequentie waarmee een balans wordt opgemaakt voor de onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteiten

De lidstaten en IJsland vermelden in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid met welke frequentie een balans wordt opgemaakt voor de diverse onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteiten. Alle lidstaten hebben ervoor gekozen om aan het eind van de verbintenisperiode een balans op te maken, behalve Denemarken en Hongarije, die ervoor hebben gekozen om dit jaarlijks te doen.

10. Referentieniveaus voor bosbeheer als opgenomen in het aanhangsel bij de bijlage bij Besluit 2/CMP.7

Krachtens lid 1, onder i), van bijlage I bij Besluit 2/CMP.8 dient verslag te worden uitgebracht van het bosbeheer en eventuele technische correcties in het inventarisatieverslag. De lidstaten van de EU en IJsland hebben deze informatie gerapporteerd in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid en in hun meest recente broeikasgasinventarissen.

11. Informatie over de manier waarop de emissies uit geoogste houtproducten die afkomstig zijn uit bossen vóór het begin van de tweede verbintenisperiode zijn berekend voor het referentieniveau, in overeenstemming met besluit 2/CMP.7, bijlage, lid 16

Informatie over de manier waarop de emissies uit geoogste houtproducten die afkomstig zijn uit bossen vóór het begin van de tweede verbintenisperiode zijn berekend voor het referentieniveau, in overeenstemming met Besluit 2/CMP.7, bijlage, lid 16, is opgenomen in de verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid die zijn ingediend door de EU-lidstaten en IJsland en in de meest recente inventarissen die zij hebben ingediend.

12. Boekhoudkundige behandeling van natuurlijke verstoringen

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de beslissingen van de lidstaten over hun voorgenomen gebruik van de bepalingen om emissies die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen, uit te sluiten.

Tabel 6     Informatie over het gebruik van de bepaling om emissies die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen, uit te sluiten

LandenBebossing/herbebossing

Bosbeheer
OostenrijkNeeJa
BelgiëNeeJa
BulgarijeJaJa
KroatiëJaJa
CyprusNeeJa
TsjechiëNeeNee
DenemarkenNeeNee
EstlandNeeJa
FinlandNeeJa
FrankrijkJaJa
DuitslandNeeNee
GriekenlandJaJa
HongarijeNeeNee
IerlandJaJa
ItaliëJaJa
LetlandNeeNee
LitouwenNeeNee
LuxemburgJaJa
MaltaJaJa
NederlandJaJa
PolenNeeNee
PortugalJaJa
RoemeniëJaJa
SlowakijeNeeNee
SloveniëNeeNee
SpanjeJaJa
ZwedenJaJa
Verenigd KoninkrijkJaJa
IJslandJaJa

13. Beschrijving van het nationale systeem

De Europese Unie had in de eerste verbintenisperiode reeds een gekwantificeerde doelstelling inzake emissiebeperking en -reductie en heeft in het verslag voor de berekening van de toegewezen hoeveelheid voor de eerste verbintenisperiode een beschrijving van haar nationale systeem opgenomen. Hierna zijn alle wijzigingen die zich hebben voorgedaan in het nationale systeem van de EU gerapporteerd als onderdeel van de aanvullende jaarlijkse informatie uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto en opgenomen in het nationale inventarisatieverslag.

De instellingen die gedurende de eerste verbintenisperiode deel uitmaakten van het inventarisatiesysteem van de EU en verantwoordelijk waren voor het opstellen van de inventarissen, zijn aan het begin van de tweede verbintenisperiode onveranderd. Het directoraat-generaal Klimaat (DG CLIMA) van de Europese Commissie draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de inventaris van de EU. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het opstellen van zijn eigen inventaris, die als basis dient voor de inventaris van de EU. DG CLIMA wordt bij het opstellen van de inventaris geassisteerd door de volgende instellingen: het Europees Milieuagentschap (EMA) en het Europees thematisch centrum voor lucht- en klimaatverandering (ETC/ACM) alsook de volgende andere DG’s van de Europese Commissie: Eurostat en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO).

14. Beschrijving van het nationale register

Met het oog op de naleving van hun verplichtingen als partijen bij het Protocol van Kyoto en op grond van artikel 10 van Verordening (EU) nr. 525/2013 4 ("verordening betreffende het bewakingssysteem") houden alle lidstaten en de EU voor het Protocol van Kyoto een nationaal register bij. In overeenstemming met Besluiten 13/CMP.l en 24/CP.8 mogen de lidstaten en de Unie hun nationale registers in een geconsolideerde vorm bijhouden.


(1) Besluit (EU) 2015/1339 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen, PB L 207 van 4.8.2015, blz. 114.
(2) PB L 207 van 4.8.2015, blz. 17.
(3) Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden en Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen, PB L 140 van 5.6.2009.
(4) Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG; PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13.