Bijlagen bij COM(2015)44 - Wereldwijd partnerschap voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling na 2015

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage.

II. ALGEMENE BEGINSELEN VAN HET WERELDWIJDE PARTNERSCHAP

Het nieuwe wereldwijde partnerschap moet tot een nieuw soort solidariteit en samenwerking leiden. De eigen inbreng van het land en nationaal leiderschap zullen absoluut noodzakelijk zijn en gesteund moeten worden door politiek engagement op het hoogste niveau. De nationale inspanningen moeten worden versterkt door samenwerking op alle niveaus en met alle betrokkenen, voortbouwend op de ervaring die werd opgedaan met de millenniumdoelstellingen voor het wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling en andere internationale partnerschappen. Om succes te boeken, moeten beleidsmaatregelen worden uitgevoerd en middelen worden gemobiliseerd, waarbij de bijdragen van alle landen, volgens eigen vermogen, moeten worden opgevoerd.

Het wereldwijde partnerschap moet steunen op de beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid, wederzijdse verantwoordingsplicht en inachtneming van ieders vermogen. Alle landen moeten zich, ongeacht hun ontwikkelingsstadium, engageren en hun verantwoordelijkheid opnemen.

Daarnaast moet het partnerschap gebaseerd zijn op de beginselen inzake mensenrechten, goed bestuur, de rechtsstaat, ondersteuning van democratische instellingen, inclusiviteit, niet-discriminatie en gelijkheid van vrouwen en mannen.

Het moet de integratie van de drie dimensies van duurzame ontwikkeling op evenwichtige wijze ondersteunen, om "silo-denken" en concurrentie tussen de verschillende doelstellingen te voorkomen. Omdat de klimaatverandering een vergrotend effect heeft op de problemen in verband met zowel armoedebestrijding als duurzame ontwikkeling, moeten klimaatveranderingsvraagstukken actief worden geïntegreerd in de post 2015-agenda en het wereldwijde partnerschap dat eraan ten grondslag ligt.

Het wereldwijde partnerschap moet verder kijken dan de traditionele samenwerkingskanalen en meer doeltreffende en inclusieve vormen van partnerschappen met meerdere belanghebbenden bevorderen. Die partnerschappen moeten op alle niveaus actief zijn, met de deelname van de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld, waaronder de sociale partners, universiteiten, stichtingen, kennisinstellingen en overheden. De agenda heeft slechts kans op succes als het beleid samenhangend is op alle niveaus, zodat het overheidsbeleid daadwerkelijk gericht is op armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. Het wereldwijde partnerschap moet focussen op een duurzaam en doeltreffend gebruik van alle hulpbronnen, waaronder de middelen van het land zelf, internationale overheidsfinanciering, particuliere financiering en innovatieve financiering.

Een toekomstig wereldwijd partnerschap moet gericht zijn op het bereiken van meetbare, concrete en duurzame resultaten die rechtstreeks bijdragen aan overeengekomen doelen en streefcijfers. Het moet tot structurele hervormingen en finaal tot positieve en duurzame gevolgen voor mens en planeet leiden. Transparantie en informatie-uitwisseling met alle belanghebbenden vormen de kern van het wereldwijde partnerschap, waarbij de nadruk ligt op het belang van degelijk toezicht, verantwoordingsplicht en evaluatie op alle niveaus en voor alle burgers en belanghebbenden, en aandacht wordt besteed aan terugkoppelingseffecten en leerprocessen.

Om de post 2015-agenda te kunnen verwezenlijken, dienen alle landen te zorgen voor passende beleidsmaatregelen die hen in staat stellen de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling volgens hun eigen capaciteit te verwezenlijken. Naast het uitwerken van passende beleidsmaatregelen moeten ook toereikende financiële middelen voor de uitvoering ervan worden vrijgemaakt, aangezien deze onderling afhankelijk zijn: een duidelijk en resultaatgericht beleid is een essentiële voorwaarde voor een efficiënt gebruik van de financiële middelen, en de financiële middelen moeten ook actief bijdragen tot het faciliteren en stimuleren van andere uitvoeringswijzen, bijvoorbeeld door middel van flankerend beleid, capaciteitsopbouw, handel, innovatie of particuliere investeringen.

De Europese Commissie zal in nauwe samenwerking met de lidstaten werken aan de uitvoering van de agenda in de EU en de implementatie elders in de wereld ondersteunen door middel van constructieve samenwerking en partnerschappen. Om de post 2015-agenda ten volle uit te voeren, zal een actief engagement nodig zijn van de EU en haar lidstaten en zullen op alle niveaus maatregelen moeten worden genomen. De EU heeft reeds ervaring met de tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen met betrekking tot belangrijke aspecten van de agenda, zoals duurzaamheid, samenwerking en partnerschappen. Deze gaan van de Europa 2020-strategie[10], die gericht is op het creëren van slimme, duurzame en inclusieve groei door middel van een geïntegreerde en samenhangende reeks beleidsmaatregelen, over initiatieven voor samenhang in het ontwikkelingsbeleid[11], tot het 7e milieuactieprogramma[12].

III. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET WERELDWIJDE PARTNERSHAP – UITVOERINGSWIJZEN

De belangrijkste elementen van het wereldwijde partnerschap worden hieronder uiteengezet. Deze omvatten door alle partners uit te voeren regelingen en concrete voorstellen over hoe de EU hieraan kan bijdragen.

3.1. Een gunstig en bevorderlijk beleidsklimaat op alle niveaus

In elk land is een samenhangende mix van doeltreffende beleidsmaatregelen, praktijken, instellingen en hulpmiddelen nodig om een gunstig binnenlands klimaat voor de uitvoering van de post 2015-agenda te scheppen. Goed bestuur op alle niveaus is een essentieel instrument voor de tenuitvoerlegging van de agenda en tevens een belangrijke doelstelling op zich.

Op nationaal niveau moeten alle regeringen, in volwaardig overleg met de burgers, beslissen hoe ze de doelstellingen en streefcijfers willen bereiken, en daarbij alle leden van de samenleving betrekken, met name de meest kwetsbare groepen. De volwaardige deelname van het maatschappelijk middenveld is van essentieel belang. Het nieuwe wereldwijde partnerschap moet ook het ontwikkelingspotentieel van de lokale autoriteiten en de lokale actoren ontsluiten. De coördinatie tussen de verschillende niveaus - mondiaal, nationaal, regionaal en lokaal - moet worden versterkt.

Op nationaal en subnationaal niveau moet elk land over een doeltreffend wet- en regelgevingskader beschikken om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Landen moeten efficiënte en ontvankelijke instellingen, en transparante beleidsmaatregelen en systemen bevorderen, en rekenschap afleggen aan hun burgers door middel van democratische processen, die gebaseerd zijn op de rechtsstaat. Daaronder vallen onder meer eerlijke en voorspelbare wettelijke kaders ter bevordering en bescherming van mensenrechten, fundamentele arbeidsnormen en het milieu, en het waarborgen van een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen. Tevens moet een stabiel klimaat voor de particuliere sector worden gecreëerd, waarbij een gelijk speelveld voor concurrentie en het stimuleren van duurzame investeringen van het grootste belang zijn. De toepassing en handhaving van de wet is van essentieel belang, onder meer door de bestrijding van illegale activiteiten, het opheffen van barrières voor de tenuitvoerlegging, de opbouw van handhavingscapaciteit en de bewustmaking van het grote publiek, zodat de belanghebbenden hun regeringen en autoriteiten ter verantwoording kunnen roepen. De EU is bereid haar eigen regelgevingskader te verbeteren en samen te werken met de partners om hen te helpen eerlijke, doeltreffende en transparante regelgevingskaders uit te werken en te versterken, en de efficiëntie, onafhankelijkheid en kwaliteit van de rechtsstelsels te verhogen, door middel van capaciteitsopbouw en het uitwisselen van kennis.

Goed bestuur vraagt om efficiënte systemen voor de uitvoering van de begroting, financiële toewijzingen en toezicht op de uitgaven. Deze systemen moeten volledig transparant en toegankelijk voor het grote publiek zijn, om participerende besluitvorming aan te moedigen en de particuliere sector te betrekken, en zo corruptie te bestrijden. Een doelmatig macro-economisch beleid is van vitaal belang om ervoor te zorgen dat de nodige middelen worden vrijgemaakt en aan de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling worden besteed.

De regeringen moeten duurzame en inclusieve groei bevorderen, zodat deze ten goede komt aan alle burgers, ook de gemarginaliseerde en uitgesloten burgers. Regelgevingsinstrumenten moeten worden gecombineerd met economische instrumenten, die flexibele en rendabele instrumenten zijn, om zo gecombineerde doelstellingen te kunnen bereiken. Economische instrumenten, zoals fiscale prikkels, terugleveringsvergoedingen en betalingen voor ecosysteemdiensten, kunnen een stimulans zijn voor duurzame groei, met name door een verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar niet-duurzame producten en door de uitgifte van verhandelbare emissievergunningen, naar het voorbeeld van de EU-regeling voor de emissiehandel. Door koolstofbeprijzing kunnen investeringen in schone technologieën en koolstofarme oplossingen in belangrijke mate worden aangezwengeld, vooral in ontwikkelingslanden; alle landen moeten daarom een beroep doen op koolstofbeprijzing om de uitstoot van broeikasgassen aan te pakken.

Via duurzame overheidsopdrachten kunnen regeringen hefboomkracht creëren met overheidsmiddelen om de vraag naar duurzame producten en diensten, die gebaseerd zijn op milieu- en maatschappelijke criteria, aan te zwengelen, zodat het marktaandeel ervan stijgt en bedrijven tastbare stimulansen krijgen.

Beleidssamenhang vormt de kern van een echt bevorderlijk beleidsklimaat. Om het wereldwijde partnerschap te doen slagen, moeten alle beleidsmaatregelen op nationaal en subnationaal niveau op samenhangende wijze bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, zowel nationaal als internationaal.

Vele sectoren, zoals landbouw, energie en gezondheid, spelen een cruciale rol bij het bereiken van een reeks doelstellingen en streefcijfers. Beleidsmaatregelen die bijdragen tot het scheppen en bevorderen van waardige banen en een duurzame en adequate sociale bescherming voor iedereen, alsook maatregelen ter bevordering van investeringen in menselijk kapitaal via onderwijs, scholing en opleiding, zijn van wezenlijk belang. Tevens is het essentieel dat ongelijkheid en sociale uitsluiting worden aangepakt, in het bijzonder bij de meest kwetsbare groepen, zoals vrouwen, kinderen, ouderen en personen met een handicap, onder meer via instrumenten zoals gender- en leeftijdsmarkers. 

Een andere belangrijke stap is de hervorming of afschaffing van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, zoals subsidies voor fossiele brandstoffen, en deze te vervangen door maatregelen die minder schadelijk zijn voor het milieu en die beter bijdragen tot armoedebestrijding. Een samenhangend beleid impliceert ook adequate coördinatiemechanismen voor de dialoog tussen de belanghebbenden en voor de toetsing en evaluatie van beleidsmaatregelen en resultaten.

Het belang van het regionale niveau mag niet over het hoofd worden gezien. De EU wil de regionale ontwikkeling en integratie actief bevorderen, waardoor handel, investeringen en mobiliteit kunnen worden gestimuleerd, wat vrede en stabiliteit kan brengen.

De uitvoering van de post 2015-agenda vereist op mondiaal niveau ook een doeltreffend internationaal bestuurlijk systeem, alsmede stabiele financiële markten en economische samenwerking, inclusief de nodige regelgeving. Mondiale bestuursinstellingen moeten efficiënt en transparant zijn, met systemen voor de beoordeling van en de rapportage over de geboekte vooruitgang ten opzichte van de doelstellingen. De stappen in de richting van een beter bestuur van internationale financiële instellingen moeten worden voortgezet. Bovendien wordt met de agenda’s van de G-7 en G-20 een voorbeeld gesteld van het soort beleidstoezeggingen die een groot verschil kunnen maken.

Op het gebied van de mondiale collectieve goederen is er ook behoefte aan een gecoördineerd internationaal beleid en optreden, en een betere tenuitvoerlegging van de internationale overeenkomsten, die een grote rol spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. Omdat veel problemen van mondiale of grensoverschrijdende aard zijn, zijn specifieke internationale-samenwerkingovereenkomsten nodig om deze aan te pakken. Ook het nationale beleid moet samenhangend en in overeenstemming zijn met de internationale overeenkomsten. De EU is een actief pleitbezorger van en partij bij een aantal internationale overeenkomsten. Zij is bereid om hierbij een leidende rol te spelen en bij te dragen tot de verdere tenuitvoerlegging van acties op een aantal terreinen, bijvoorbeeld wat betreft multilaterale overeenkomsten inzake gezondheid, multilaterale milieuovereenkomsten en internationaal beheer van de oceanen.

In een wereld waarin we steeds sterker onderling verbonden zijn, moeten alle landen systematisch rekening houden met de gevolgen - zowel positieve als negatieve - van hun beleid voor andere landen. Daarom zouden alle ontwikkelde landen, opkomende economieën en hogere-middeninkomenslanden zich ertoe moeten verbinden systemen op te zetten om het effect van nieuwe beleidsmaatregelen op armere landen te beoordelen. Voor de EU houdt PCD (samenhang van het ontwikkelingsbeleid) de juridische verplichting in om rekening te houden met de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking in haar beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden. Dit betekent dat mogelijke negatieve effecten van nationale beleidsmaatregelen op derde landen moeten worden aangepakt en tegelijk synergieën tussen het economische, sociale en milieubeleid moeten worden gestimuleerd.

3.2. Opbouw van capaciteit om de agenda te verwezenlijken

De post 2015-agenda kan slechts slagen indien alle partners over efficiënte instellingen en de nodige menselijke vaardigheden en capaciteiten beschikken om de armoede uit te bannen en duurzame ontwikkeling te bereiken. Daarbij gaat het om capaciteit op het vlak van behoeftenevaluatie, gegevensverzameling, toezicht op de uitvoering en evaluatie van strategieën. Om de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, moet gezorgd worden voor nieuwe en aanvullende capaciteiten en vaardigheden op alle niveaus en in alle landen, ook in de EU.

Capaciteitsopbouw, met inbegrip van institutionele en organisatorische ontwikkeling, zal alleen doeltreffend zijn als deze wordt aangestuurd en gecontroleerd door degenen die hieraan behoefte hebben, op basis van op leren en kennis gebaseerde initiatieven, en door een permanente, eerlijke en constructieve dialoog over het beleid en de ontwikkelingsresultaten. Deze benadering moet gericht zijn op de ontwikkeling van menselijk potentieel en systemen en processen voor planning, beheer en toezicht.

Alle partners bij de internationale samenwerking, ook de internationale organisaties, moeten meer en gerichtere steun bieden voor capaciteitsopbouw, b.v. door het gebruik van netwerken en systemen voor kennisuitwisseling, wederzijds leren en coördinatie met alle ontwikkelingspartners. Dit kan door allerlei soorten samenwerkingspartnerschappen, van Noord-Zuid- of Zuid-Zuid-samenwerking tot driehoekssamenwerking of een regionale aanpak, waarbij de overheid en de particuliere belanghebbenden worden betrokken. Bijzondere inspanningen zijn nodig in de minst ontwikkelde landen (MOL's) en in kwetsbare staten, waar het van het grootste belang is de juiste overgangsvoorwaarden te scheppen en de veerkracht van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te verbeteren.

De EU is vastbesloten de steun voor capaciteitsopbouw in alle samenwerkingssectoren te integreren en te verbeteren, en daarbij de verschillende actoren te betrekken. De EU erkent dat capaciteitsopbouw in de partnerlanden een essentiële factor is om de hulp doeltreffender te maken en faciliteert in dat verband reeds intercollegiale leerprocessen en netwerken via initiatieven op het gebied van technische samenwerking en institutionele ontwikkelingsprogramma’s. De EU zal de capaciteitsopbouw op het gebied van statistiek en toezicht in partnerlanden intensiveren.

3.3. Mobilisatie en efficiënte besteding van binnenlandse overheidsfinanciering

De nationale regeringen dragen de hoofdverantwoordelijkheid voor de uitvoering van een duurzaam economisch beleid. Dit omvat de plicht om openbare middelen efficiënt te mobiliseren en te benutten, met inbegrip van de natuurlijke hulpbronnen.

Bovendien is er behoefte aan een solide beheer van de overheidsfinanciën, het invoeren en versterken van audit- en controlemaatregelen en fraude- en corruptiebestrijdingsmaatregelen, een gezonde belastingadministratie en rapportage per land om de financiële transparantie te verhogen en illegale geldstromen te bestrijden.

Hoewel de binnenlandse inkomsten de afgelopen jaren sterk zijn toegenomen, is de belastingquote in veel landen nog steeds laag. Naast het verstrekken van de budgettaire ruimte voor overheidsuitgaven voor ontwikkelingsprioriteiten, versterken de efficiënte en transparante inning en aanwending van binnenlandse overheidsmiddelen de verantwoordingsplicht van het land en dragen zij bij tot een gezonde relatie tussen regering en burgers. De versterking en verdieping van de binnenlandse-inkomstenbasis en een beter beheer en efficiënt gebruik ervan is in alle landen cruciaal met het oog op de armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling.

Een bestandsopname van het natuurlijk kapitaal kan landen die rijk zijn aan natuurlijke hulpbronnen helpen een beter en transparanter beleid op dit vlak te voeren, hetgeen bijdraagt tot economische groei. De overgang naar een groene economie biedt grote kansen als motor voor duurzame economische groei. De EU is vastbesloten haar inspanningen op dit gebied te versterken, zowel intern als door steunverlening aan de ontwikkelingslanden.

De groeiende vervlechting van de internationale financiële markten en de economische globalisering brengen nieuwe uitdagingen met zich mee voor het vergaren van binnenlandse inkomsten. Derhalve is internationale samenwerking noodzakelijk om een transparant, coöperatief en eerlijk belastingklimaat te creëren, om binnenlandse middelen beter te mobiliseren.

Schuld is een belangrijke factor en moet in de context van de algemene overheidsfinanciën worden beschouwd. Een duurzame schuldfinanciering, geschraagd door efficiënt schuldenbeheer, is een hoeksteen van financiële stabiliteit en een duurzaam begrotingsbeleid.

Alle landen moeten zich ertoe verplichten de binnenlandse overheidsmiddelen efficiënt te mobiliseren en te benutten, zowel voor mondiale collectieve goederen zoals het klimaat en de biodiversiteit, als voor de sectoren die essentieel zijn voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling, zoals landbouw en energie. Alle landen moeten ecologische en sociale beschermingsmaatregelen toepassen en programma’s ter bevordering van de veerkracht stimuleren en uitvoeren, hetgeen op de lange termijn tot kostenbesparingen kan leiden. Het opnemen van klimaatdoelstellingen in het met binnenlandse overheidsmiddelen gefinancierde beleid is van essentieel belang, zowel om middelen vrij te maken voor klimaatbeschermingsmaatregelen als om niet-duurzame investeringen en nadelige kosten op lange termijn tegen te gaan.

Alle landen moeten streven naar een optimaal niveau van overheidsinkomsten, dat bijvoorbeeld door het bruto binnenlands product (bbp) kan worden gemeten. Dit kan onder andere bereikt worden door de versterking van de bevoegde instellingen, de uitbouw van de capaciteit van de belastingdiensten en de hervorming van het nationale belastingstelsel, om de belastinggrondslag waar nodig te verruimen en een eerlijk en rechtvaardig belastingbeleid te bewerkstelligen.

Alle landen moeten er ook voor zorgen dat zij beschikken over systemen voor een efficiënt, duurzaam en transparant beheer van de overheidsmiddelen, met inbegrip van schuld- en kasmiddelenbeheer en het beheer van de inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen. Daarvoor zijn door de regering aangestuurde programma’s nodig voor de hervorming en versterking van de voor begrotingsplanning en -toezicht verantwoordelijke instellingen, waaronder onafhankelijke nationale rekenkamers, de parlementen en het maatschappelijk middenveld. Een beleid inzake open gegevens, met inbegrip van de ontwikkeling van nationale portalen voor open gegevens, dient te worden bevorderd.

De internationale samenwerking ter bestrijding van illegale geldstromen moet worden geïntensiveerd om ervoor te zorgen dat lokale en internationale ondernemingen onder gelijke voorwaarden worden belast. De transparantie en verantwoordingsplicht in de sector van de winningsindustrieën moet worden verbeterd, onder meer door de betalingen door ondernemingen aan overheden publiek te maken.

De internationale samenwerking op belastinggebied moet eveneens worden geïntensiveerd. Alle landen zouden de minimumnormen van goed bestuur op belastinggebied (transparantie, uitwisseling van informatie en eerlijke belastingconcurrentie) moeten naleven en nationale regelgeving vaststellen ter bestrijding van belastingontduiking, belastingontwijking en agressieve belastingplanning, om schadelijke belastingconcurrentie te voorkomen. Alle landen moeten werk maken van de omzetting van de aanbevelingen inzake grondslaguitholling en winstverschuiving.

3.4. Mobilisatie en efficiënte besteding van internationale overheidsfinanciering

De internationale overheidsmiddelen zijn nog steeds een belangrijk, katalyserend onderdeel van de totale financiële middelen die beschikbaar zijn voor ontwikkelingslanden. Om in de komende 15 jaar deze ambitieuze agenda uit te voeren, zullen nog meer middelen nodig zijn. Zoals de secretaris-generaal van de VN het in zijn syntheseverslag stelde, moet de post 2015-agenda gebaseerd zijn op de beginselen van universaliteit, solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid. De Europese Commissie staat dan ook volledig achter de secretaris-generaal van de VN die alle ontwikkelde landen ertoe opriep 0,7 % van hun bni (het VN-streefcijfer) aan officiële ontwikkelingshulp (ODA) te besteden en een concreet tijdschema overeen te komen om te voldoen aan de ODA-verplichtingen.

De ontwikkelingslanden en opkomende economieën zijn de afgelopen tien jaar een stuwende kracht geweest voor de wereldwijde groei. Gezien de aanhoudende verbetering van de economische en financiële toestand in veel ontwikkelingslanden, moet de internationale overheidsfinanciering in de periode na 2015 efficiënter worden ingezet om de veranderingen in een sneller tempo en op duurzamer wijze te laten verlopen. Een toenemend aantal landen die geen lid zijn van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO (DAC), verstrekken al aanzienlijke financieringsmiddelen. Deze partners werken via alternatieve samenwerkingsstrategieën en -regels mee aan de omvorming van het ontwikkelingsfinancieringslandschap, en zouden meer moeten bijdragen om de meest behoeftige landen te steunen. In het syntheserapport van de secretaris-generaal van de VN wordt gesuggereerd dat de hogere-middeninkomenslanden en de opkomende economieën, gezien hun belang, een grotere bijdrage moeten leveren aan de internationale overheidsfinanciering en hieraan specifieke doelstellingen en tijdschema's moeten koppelen.

De EU en haar lidstaten leveren meer dan 50% van alle officiële ontwikkelingshulp, en zullen hun sterk collectief engagement voortzetten. Het tijdschema voor de financiële verbintenissen van de EU moet worden vastgesteld in het kader van het hierboven vermelde algemene engagement, wat ervoor moet zorgen dat alle hoge-inkomenslanden, hogere-middeninkomenslanden en opkomende economieën een billijke bijdrage leveren om de armere landen te helpen de internationaal overeengekomen doelstellingen te bereiken.

De rol en relevantie van de internationale overheidsfinanciering verschilt per land. De middelen moeten worden ingezet waar de nood het hoogst is en waar zij het meeste effect kunnen hebben. In dit opzicht is het belangrijk dat alle gelddonoren een inspanning leveren om de dalende trend op het gebied van bijstand aan de armste landen om te buigen. Zoals de secretaris-generaal van de VN stelde, moeten alle landen met een hoog inkomen de VN-doelstelling van 0,15% van het bni ten behoeve van ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen respecteren, overeenkomstig het actieprogramma van Istanboel[13]. De hogere-middeninkomenslanden en de opkomende economieën zouden zich er bovendien moeten toe verplichten hun bijdrage ten behoeve van de minst ontwikkelde landen te verhogen en daarvoor doelstellingen en tijdschema's vaststellen.

De internationale overheidsfinanciering van alle donoren moet op efficiënte wijze worden verstrekt en ingezet, overeenkomstig de beginselen van eigen inbreng, resultaatgerichtheid, inclusief partnerschap, transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht. Alle gelddonoren moeten concrete inspanningen leveren om de transparantie te verbeteren, de dienstverlening en verantwoordingsplicht te versterken, het meten en aantonen van duurzame resultaten te ondersteunen, de richtsnoeren in conflictsituaties en kwetsbare situaties[14] toe te passen en de versnippering van de internationale hulpstructuren tegen te gaan.

In tijden van economische besparingen moeten de mogelijkheden van overheidsfinanciering ten volle worden benut. Behoorlijk opgestelde en uitgevoerde maatregelen voor officiële ontwikkelingshulp kunnen de inzet van andere instrumenten stimuleren. Zij kunnen zorgen voor een toename van de binnenlandse overheidsfinanciering door het opzetten van een beter belasting- en fiscaal beleid, infrastructuurprojecten stimuleren door blending en publiek-private partnerschappen, en uitwisselingen op het vlak van wetenschap en technologie bevorderen.

Aangezien de post 2015-agenda de klimaatdoelstellingen ten volle moet ondersteunen en uitvoeren, moet er absoluut voor worden gezorgd dat het financiële kader voor de agenda volledig overeenstemt met en afgestemd is op de klimaatfinanciering, zoals benadrukt werd in het syntheserapport van de secretaris-generaal van de VN. Opgemerkt zij in dit verband dat de EU voor de periode 2014-2020 reeds heeft besloten 20% van haar begroting - met inbegrip van de middelen voor externe acties - aan klimaatgerelateerde projecten en beleidsmaatregelen te besteden. De EU blijft ook vastbesloten om haar verplichtingen uit hoofde van internationale verdragen, met name inzake biodiversiteit en andere belangrijke mondiale vraagstukken, na te komen.

3.5. Stimuleren van de handel om armoede uit te bannen en duurzame ontwikkeling te bevorderen

De handel is een belangrijke factor voor inclusieve groei en duurzame ontwikkeling, en is bijgevolg een belangrijk instrument voor de uitvoering van de post 2015-agenda.

De EU erkent het grote belang van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) bij handelskwesties op mondiaal niveau en is van mening dat het op regels gebaseerde multilaterale handelsstelsel een onschatbare rol speelt bij het creëren van een gelijk speelveld voor alle landen, ook de ontwikkelingslanden. De EU blijft zich derhalve ten volle inzetten voor de ontwikkelingsagenda van Doha en de uitvoering van het pakket van Bali, met name de Overeenkomst ter vereenvoudiging van het handelsverkeer en de elementen betreffende de minst ontwikkelde landen (MOL's), die de verdere integratie van deze landen in de internationale markten en mondiale waardeketens zal bevorderen. De EU zal constructief meewerken aan de komende onderhandelingen over het werkprogramma voor de periode na de conferentie van Bali, zodat de onderhandelingsronde vlot kan worden afgerond.

Vele landen, in het bijzonder de opkomende economieën, hebben het potentieel van een open handelssysteem succesvol benut om hun handel te stimuleren en zo een aanhoudende groei van hun bbp gerealiseerd. Terwijl dit ertoe heeft bijgedragen dat honderden miljoenen mensen uit de armoede zijn geraakt, hebben niet alle ontwikkelingslanden hiervan geprofiteerd. Vooral de minst ontwikkelde landen blijven gemarginaliseerd in de wereldhandel.

Ieder land draagt de primaire verantwoordelijkheid om het handelspotentieel maximaal te benutten, met het oog op inclusieve groei en duurzame ontwikkeling door middel van goed bestuur, een solide binnenlands beleid en hervormingen. Dit heeft tot doel een stabiel regelgevingsklimaat te scheppen dat gunstig is voor de particuliere sector en investeringen, en dat bijdraagt tot de integratie van het land in regionale en mondiale waardeketens. Tegelijk moeten de landen de internationaal overeengekomen arbeidsnormen toepassen en zorgen voor passende kwalificaties voor de beroepsbevolking, en tevens de overgang naar een groene economie bevorderen.

De meest kwetsbare landen, met name de minst ontwikkelde landen, kampen evenwel met specifieke belemmeringen die verband houden met een gebrek aan capaciteit, ontoereikende infrastructuur of onvoldoende diversificatie van de productie. Die landen moeten geholpen worden om te integreren in het mondiale handelssysteem, om hieruit zoveel mogelijk economische, sociale en milieuvoordelen te halen. Een betere markttoegang en handelssteun zijn in dit opzicht van wezenlijk belang.

De EU-markt is van alle markten het meest toegankelijk voor ontwikkelingslanden. De EU heeft haar oorsprongsregels vereenvoudigd en de meest behoeftige landen beter geïnformeerd over de toegang tot haar markt. De EU implementeert ook unilaterale instrumenten ter ondersteuning van duurzame ontwikkeling, waaronder het stelsel van algemene preferenties (SAP). Zij kent in het kader van het SAP+ aanvullende handelspreferenties toe aan kwetsbare economieën die zich ertoe verplichten 27 belangrijke internationale verdragen inzake mensen- en arbeidsrechten, milieubescherming en goed bestuur, effectief na te leven. Bovendien wordt in het kader van het "alles behalve wapens"-initiatief  rechten- en contingentvrije toegang verleend voor alle producten uit de minst ontwikkelde landen, met uitzondering van wapens en munitie. Alle ontwikkelde landen en opkomende economieën dienen rechten- en contingentvrije toegang tot hun markten te verlenen voor producten uit de minst ontwikkelde landen.

De EU en haar lidstaten zijn ook de grootste verstrekkers van handelssteun ter wereld, goed voor een derde van het totale mondiale bedrag. Zo wordt onder meer capaciteitsopbouw bevorderd om aan de EU-normen te voldoen en ten volle te kunnen profiteren van de handelsovereenkomsten en de door de EU toegekende unilaterale handelspreferenties. De EU streeft ernaar haar strategie voor handelssteun te actualiseren in het licht van het resultaat van de onderhandelingen over de periode na 2015. Alle ontwikkelde landen en opkomende economieën dienen hun handelssteun ten behoeve van de minst ontwikkelde landen op te voeren, en deze steun overeenkomstig de beginselen van doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking te verstrekken.

Om het volledige handelspotentieel te benutten, moeten alle landen zich in hun handelsbeleid meer met de niet-tarifaire handelsbelemmeringen bezighouden. Daarbij gaat het onder meer om het faciliteren van het handelsverkeer, technische voorschriften en normen, arbeidsvoorwaarden en milieuvoorschriften, investeringen, dienstverlening, intellectuele-eigendomsrechten en overheidsopdrachten. De EU behandelt deze vraagstukken in haar handelsovereenkomsten, ook die met ontwikkelingslanden. Bovendien zouden alle landen de impact van handelsovereenkomsten op de duurzaamheid en op de minst ontwikkelde landen moeten evalueren.

De EU heeft duurzame-ontwikkelingskwesties nog beter geïntegreerd in haar handelsbeleid. Dat betekent dat bepalingen inzake duurzame ontwikkeling, met inbegrip van arbeidsrechten en milieubescherming, systematisch worden opgenomen in al haar handelsovereenkomsten, zowel met ontwikkelde als met ontwikkelingslanden. Om resultaten te boeken, moeten de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld bij de tenuitvoerlegging van deze bepalingen worden betrokken. Alle landen dienen te zorgen voor een betere integratie van duurzame-ontwikkelingskwesties in hun handelsbeleid.

De versterking van de handel en duurzame ontwikkeling kan ook worden bevorderd door het beperken of afschaffen van tarifaire en niet-tarifaire handelsbelemmeringen voor milieuvriendelijke goederen, technologieën, diensten en producten. In dit verband verbindt de EU zich tot de snelle sluiting van een plurilaterale overeenkomst betreffende milieugoederen en -diensten (de "Green Goods Agreement") en nodigt zij meer landen uit om zich aan te sluiten bij de lopende onderhandelingen.

Om de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, moet een transformatieve handelsagenda gericht zijn op het stimuleren van verantwoordelijk gedrag en adequate wetgeving, alsmede op een betere transparantie van alle toeleveringsketens. Natuurlijke hulpbronnen zijn (doordat zij geëxploiteerd en verhandeld worden) een motor voor ontwikkeling, maar er moet meer werk worden gemaakt van een legale, verantwoorde, duurzame en transparante aankoop, verhandeling en gebruik van de natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen. Dit kan onder meer door EU-wetgeving over de rapportage per land en bilaterale overeenkomsten, bijvoorbeeld met houtproducerende landen. De Europese Commissie heeft onlangs ook een voorstel ingediend betreffende het verantwoord beheren van mineralen uit conflict- en hoogrisicogebieden[15].

De internationale maatregelen ter bestrijding van de illegale handel die schadelijk is voor het milieu (b.v. inzake wilde flora en fauna, gevaarlijke stoffen en natuurlijke hulpbronnen) moeten worden aangescherpt. Een goed voorbeeld van mogelijke acties zijn de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten waarover de EU onderhandelt in de context van het initiatief inzake wetshandhaving, goed bestuur en handel in de bosbouw.

De ontwikkeling van internationale richtsnoeren en standaarden, alsook openbare en particuliere duurzaamheidsprogramma’s (zoals programma’s voor eerlijke handel), kunnen ook economische, milieu- en sociale voordelen meebrengen.

3.6. Stimuleren van transformatieve veranderingen door middel van wetenschap, technologie en innovatie

Op wetenschap, technologie en innovatie gebaseerde oplossingen zijn een belangrijke motor voor de verwezenlijking van de visie op de wereld na 2015. Wetenschap, technologie en innovatie, met inbegrip van de digitalisering, kunnen leiden tot ingrijpende veranderingen in een relatief korte periode, maar pakken niet automatisch de sociale en ecologische problemen aan. Alle belanghebbenden moeten de mogelijkheden van wetenschap, technologie en innovatie benutten om tot slimme, duurzame en inclusieve ontwikkeling te komen. Daarom moeten alle partners innovatie-stimulerende maatregelen nemen die ertoe bijdragen de armoede te reduceren, kwalitatief hoogstaande banen te scheppen, complexe systemen en waardeketens te optimaliseren, duurzame consumptie- en productiepatronen te bevorderen, de kwetsbaarheid voor rampen en andere schokken te verminderen en een efficiënt gebruik van de schaarse middelen te stimuleren. Alle landen moeten de verwerving van de noodzakelijke specifieke vaardigheden stimuleren, om wetenschap, technologie en innovatie aan te moedigen en te ondersteunen. In het bijzonder in ontwikkelingslanden moet het potentieel van informatie- en communicatietechnologieën en hun toepassingen ten volle worden benut als motor van inclusieve en duurzame groei, innovatie en ondernemerschap.

Aangezien de meeste van deze technologieën eigendom zijn van bedrijven, kan de overdracht ervan alleen op onderling overeengekomen voorwaarden gebeuren, waarbij eveneens aandacht moet worden besteed aan intellectuele-eigendomsrechten. De regeringen moeten de verspreiding, uitwisseling en overdracht van technologie faciliteren door op nationaal niveau randvoorwaarden en prikkels te scheppen die gericht zijn op duurzaamheid en een adequate bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten volgens de regels van de WTO. Publiek-private partnerschappen en investeringen in onderzoek en ontwikkeling moeten worden bevorderd, waarbij er tegelijk moet voor worden gezorgd dat zij bijdragen tot de duurzame ontwikkeling.

Om de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, moeten alle landen de bilaterale, regionale en multilaterale samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie, innovatie en oplossingsgericht onderzoek intensiveren, ook op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën. Om de ontwikkeling van en de toegang tot essentiële en milieuvriendelijke technologieën te vergemakkelijken, is niet enkel Noord-Zuid-samenwerking maar ook Zuid-Zuid-samenwerking en driehoekssamenwerking vereist, vooral voor de MOL's. Opkomende economieën spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling en overdracht van technologie, de capaciteitsopbouw in de MOL's, en de wetenschappelijke en technologische samenwerking.

De samenwerking op het gebied van technologieoverdracht moet verder gaan dan louter technologische ontwikkeling; zij moet investeringen op langere termijn omvatten die zijn aangepast aan de lokale context, waarbij wordt samengewerkt met gemeenschappen en gebruikers en rekening wordt gehouden met de behoeften van mens en milieu ("human-and eco-centred design").

De VN moeten de toegang tot informatie over bestaande technologieën verder vergemakkelijken en de samenhang en coördinatie tussen technologiemechanismen, met inbegrip van eventuele nieuwe mechanismen, bevorderen. Om toegevoegde waarde te scheppen en overlapping te vermijden, stelt de Commissie voor dat ieder nieuw mechanisme als uitwisselingscentrum zou fungeren voor bestaande initiatieven, om de coördinatie en synergie tussen deze instrumenten te verbeteren, en tegelijk de deelname van alle betrokken partijen te garanderen. De oprichting van een online-platform, dat voortbouwt op bestaande initiatieven en deze aanvult, zoals voorgesteld in het syntheserapport van de secretaris-generaal van de VN, kan daartoe bijdragen.

De EU is vastbesloten wetenschap, technologie en innovatie te bevorderen, zowel binnen de Unie als samen met internationale partnerlanden en -regio’s. In het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie "Horizon 2020", dat open staat voor deelnemers uit de hele wereld, is 60% van het budget gereserveerd voor steun voor duurzame ontwikkeling. De EU streeft naar open toegang tot publicaties en, op proefbasis, tot gegevens, met behulp van met overheidsmiddelen gefinancierd onderzoek in het kader van Horizon 2020. Op deze wijze wil zij de kennisuitwisseling vergemakkelijken en de onderzoeks- en innovatiecapaciteit versterken, ook in de ontwikkelingslanden. In het kader van haar ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de EU capaciteitsopbouw voor innovatie en technologieoverdracht door middel van programma’s voor het hoger onderwijs, met name op het gebied van duurzame landbouw en voedselzekerheid. Zo wil zij de duurzaamheid verbeteren, door de landbouwproductie op het pad van duurzame groei te brengen en onderzoeksresultaten in praktische oplossingen om te zetten. Door haar deelname aan verschillende partnerschappen levert de EU ook een bijdrage tot crisis- en rampenpreventie, crisisparaatheid en crisisreactie.

3.7. Mobiliseren van de binnenlandse en internationale particuliere sector

Bedrijven en consumenten zijn belangrijke actoren voor de overgang naar duurzame ontwikkeling, aangezien de particuliere sector, waartoe zowel kleine ondernemingen als grote multinationals behoren, een belangrijke drijvende kracht is voor innovatie, duurzame groei, werkgelegenheid, handel en armoedebestrijding. De particuliere sector kan bovendien in belangrijke mate investeren in het efficiënt gebruik van hulpbronnen en infrastructuur, b.v. in de vorm van duurzame vervoerssystemen, energienetwerken en digitale infrastructuur, welke onmisbaar zijn voor de economische groei van een land. De uitvoering van de post 2015-agenda vereist daarom een ondernemingsklimaat dat bevorderlijk is voor initiatieven van de particuliere sector, waarbij micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden ondersteund, de rol van de vrouw wordt versterkt en financiële inclusie wordt verbeterd. De consumenten moeten de mogelijkheid krijgen gefundeerde keuzes te maken door middel van betere informatie over de reële duurzaamheid van producten, onder meer door het gebruik van duurzaamheidslabels. Duurzaamheidsnormen en -criteria liggen aan de basis van een reeks maatregelen om de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, zoals fiscale stimulansen, openbare aanbestedingen, rapportage door ondernemingen en de etikettering van producten.

Hoewel bedrijven er steeds beter in slagen hun milieueffecten en maatschappelijke impact te beperken, is er nog een enorm potentieel voor de particuliere sector om meer te doen voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. De bedrijven moeten aan de hand van een levenscyclusanalyse systematisch nagaan wat de maatschappelijke en milieueffecten zijn van de door hen gebruikte en geproduceerde producten. Er bestaan talrijke normen, beginselen en richtsnoeren die door bedrijven gebruikt kunnen worden. De post 2015-agenda biedt een uitstekende kans om een begin te maken met de aanpak van deze kwesties, bijvoorbeeld door het opstellen van richtsnoeren voor verantwoorde agrarische toeleveringsketens.

De regeringen en de particuliere sector moeten samenwerken om tot een gemeenschappelijke visie op duurzame en inclusieve groei te komen, waarbij de regeringen moeten zorgen voor een regelgevingskader, de handhaving ervan en het scheppen van stimulansen, en de particuliere sector meer duurzame investeringen moet verrichten. De komende decennia zal de combinatie van overheidsmiddelen en leningen van internationale financiële instellingen en middelen van de particuliere sector steeds meer ingang vinden, ook voor de financiering van duurzame investeringen in klimaatvriendelijke infrastructuur en ondernemingen en voor een betere financiële inclusie.

Een belangrijke voorwaarde om de particuliere sector te ontwikkelen, is toegang tot financiering, in combinatie met passende wettelijke kaders en gerechtelijke structuren. Eenvoudige, transparante en stabiele regels en instellingen, gesteund door goed functionerende gerechtelijke structuren en geschilbeslechtingssystemen, zijn belangrijke factoren voor een inclusief en gunstig bedrijfsklimaat en de bevordering van duurzame investeringen. Een uitdaging voor de lokale en nationale autoriteiten is het scheppen van voorwaarden voor de geleidelijke formalisering van de informele sector (wat leidt tot betere dienstverlening en meer belastinginkomsten) zonder de dynamiek en innovatie te ontmoedigen.

Innovatieve bedrijfsmodellen die focussen op de integratie van de armsten in de markten, zij het als consument of als producent, moeten worden ondersteund, omdat zij een middel zijn om duurzame en inclusieve groei te bereiken. Ondernemingen moeten worden aangemoedigd om succesvolle initiatieven met het oog op het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en ecologische mogelijkheden voort te zetten, zoals de overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh[16] en het "EU Business and Biodiversity Platform"[17].

De particuliere sector kan de overgang ook vooruit helpen door kwesties als transparantie, arbeidsomstandigheden, gezondheid en veiligheid op het werk, toegang tot sociale bescherming, inspraak en empowerment, vervuiling, afval, efficiënt gebruik van hulpbronnen en milieubescherming aan te pakken. Tevens kan de sector de versterking van de rechtsstaat actief ondersteunen. Een efficiënter gebruik van hulpbronnen, in de richting van een kringloopeconomie, is economisch ook zinvol. De particuliere sector kan, door een grotere bedrijfs- en productverantwoordelijkheid, met name in sectoren met sterke multiplicatoreffecten, zoals landbouw, energievoorziening, digitale technologie, infrastructuur en de groene sector, een enorme impact hebben en tot inclusieve en duurzame groei bijdragen. Dit heeft op zijn beurt een positief terugkoppelingseffect, omdat door het dichten van lacunes, bijvoorbeeld op het vlak van vervoer of energie-infrastructuur, kritieke knelpunten, die de economische groei en de deelname aan mondiale waardeketens in veel van de minst ontwikkelde landen belemmeren, kunnen worden aangepakt.

Om ondernemingsinitiatieven te stimuleren, zijn partnerschappen met meerdere belanghebbenden nodig. Kleine en middelgrote ondernemingen zijn een belangrijke motor voor de werkgelegenheid, maar zij beschikken vaak niet over de schaalvoordelen of capaciteit om te investeren in innovatieve technologieën of om ten volle deel te nemen aan duurzaamheidsprogramma’s. Partnerschappen met grote multinationals, bijvoorbeeld in het kader van het "Global Compact" van de VN[18], kunnen kleine en middelgrote ondernemingen helpen hun potentieel op het gebied van duurzame ontwikkeling en innovatie te realiseren.

De EU doet al veel om de betrokkenheid van de particuliere sector in de ontwikkelingslanden te bevorderen en zal haar inspanningen voortzetten. Via ontwikkelingssamenwerking bevordert de EU het engagement van het bedrijfsleven in de sectoren duurzame energie, duurzame landbouw, visserij, bosbouw, landbouwindustrie, informatie- en communicatietechnologie, duurzame infrastructuur, groene infrastructuur en groene economie. De EU moedigt bedrijven ertoe aan meer en maatschappelijk verantwoord te investeren in de ontwikkelingslanden, met name door een gedifferentieerde en specifieke aanpak in fragiele en door conflicten getroffen landen, die dringend banen en economische kansen nodig hebben om de sociale samenhang, vrede en politieke stabiliteit te herstellen. De EU werkt samen met de regeringen van de partnerlanden om een gunstig ondernemingsklimaat te creëren, onder meer door de steun voor kleine en middelgrote ondernemingen op te voeren, eco-ondernemerschap te bevorderen, de rol van vrouwen als ondernemers en werknemers te versterken en de financiële inclusie te verbeteren.

De EU neemt stappen om maatschappelijk en ecologisch verantwoord handelen van ondernemingen op de markt beter te belonen, goede praktijken te verspreiden, zelf- en coreguleringsprocessen te verbeteren en de bekendmaking van sociale en milieu-informatie door ondernemingen te verbeteren. Zij zal ook een dialoog met de partnerlanden aangaan om verder te werken aan richtsnoeren inzake duurzaamheid, onder meer inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen. De EU wil een zinvol engagement van het bedrijfsleven en het naleven van internationaal erkende beginselen en richtsnoeren actief bevorderen, met inbegrip van de richtsnoeren van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten.

3.8. De positieve gevolgen van migratie benutten

Een van de globale trends die grootschalige en complexe gevolgen voor de post 2015-agenda zullen hebben, is migratie. Dit vraagstuk kan zodanig worden aangepakt dat het positief bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.

Voor individuele personen kan migratie een van de meest efficiënte en directe strategieën zijn om armoede te bestrijden.  Mensen migreren om te ontkomen aan armoede en conflicten, het hoofd te bieden aan klimaatverandering of aan ecologische en economische schokken, bescherming te zoeken tegen vervolging of ernstige gevaren, of het inkomen, de gezondheidszorg en het onderwijs van hun gezin te verbeteren. Hoewel migratie ongetwijfeld heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van vele millenniumontwikkelingsdoelstellingen, kan een gedwongen of slecht beheerde migratie persoonlijk leed veroorzaken, het risico vergroten dat migranten in handen van mensenhandelaars vallen, de capaciteit in de landen van bestemming belasten, en sociale spanningen vergroten. Alle landen moeten inspanningen leveren om migratie doeltreffend te beheren, met de volledige inachtneming van de rechten, de waardigheid en de kwetsbaarheid van migranten. Aangezien migratie in alle richtingen plaatsvindt, vergt een beter migratiebeheer sterkere partnerschappen tussen de landen en andere belanghebbenden.

Het nieuwe wereldwijde partnerschap dient een meer coöperatieve benadering te stimuleren, om de voordelen van internationale migratie voor duurzame ontwikkeling te verhogen en de kwetsbare punten te verminderen. De internationale gemeenschap moet zich ertoe verplichten samen te werken om een globaal kader te scheppen voor de aanpak van zowel legale als illegale migratie in de landen van oorsprong, doorreis en bestemming, dat ook aspecten als gezondheid, onderwijs en werkgelegenheid omvat. Er zijn initiatieven nodig om ervoor te zorgen dat migranten een groter aandeel van wat zij verdienen, kunnen behouden (met name door de overmakingskosten en aanwervingskosten te verlagen), dat zij de opgebouwde sociale voordelen kunnen overdragen en hun potentieel ten volle kunnen benutten door de erkenning van hun vaardigheden en kwalificaties, en dat discriminatie wordt bestreden. De internationale verantwoordelijkheid voor migratiebeheer moet worden gedeeld. De internationale gemeenschap zou ook maatregelen kunnen bevorderen voor de toegang van migranten tot openbare diensten, gezondheidszorg, onderwijs en andere diensten. De EU is met haar externe migratiebeleid - De totaalaanpak van migratie en mobiliteit[19] - een pionier van een evenwichtig en alomvattend migratiebeleid. Dit is een doeltreffend kader gebleken om derde landen en regio’s op wederzijds voordelige wijze bij migratie- en asielvraagstukken te betrekken. Deze aanpak is positief gebleken voor de EU om te zorgen voor samenhang tussen migratiebeleid en ontwikkelingsdoelstellingen. Om een stap verder te zetten, werkt de Europese Commissie thans aan een Europese agenda inzake migratie, met een evenwichtige en alomvattende aanpak voor een betere samenhang tussen het migratiebeleid van de EU en haar externe beleid, met inbegrip van het ontwikkelingsbeleid, waardoor de interne en externe samenwerking wordt bevorderd.

IV. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET WERELDWIJDE PARTNERSCHAP – TOEZICHT, VERANTWOORDINGSPLICHT EN EVALUATIE

Omdat het welslagen van de post 2015-agenda afhangt van het feit of landen samenwerken en hun verplichtingen naleven, is het belangrijk de voortgang op te volgen en te evalueren. Het kader voor toezicht, verantwoordingsplicht en evaluatie moet een integrerend deel van de agenda uitmaken en gebaseerd zijn op de beginselen van transparantie, inclusiviteit en reactievermogen, efficiëntie en doeltreffendheid. Het moet betrekking hebben op alle aspecten van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en alle uitvoeringswijzen, met inbegrip van alle financieringsaspecten. Dit proces moet landen helpen en aanmoedigen maximale vooruitgang te boeken, doeltreffend beleid uit te werken en te evalueren, ervaringen uit te wisselen en beste praktijken toe te passen. Het moet efficiënt en doelmatig zijn, en een meerwaarde toevoegen zonder dat inspanningen of middelen worden gedupliceerd. Het kader moet voortbouwen op reeds bestaande systemen voor toezicht en verantwoordingsplicht, zoals die welke zijn vastgesteld in het kader van internationale overeenkomsten.

Zoals in het syntheserapport van de secretaris-generaal van de VN wordt benadrukt, moet de nieuwe agenda deel gaan uitmaken van een overeenkomst tussen mensen, waaronder het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector, en regeringen. Het kader moet gebaseerd zijn op een getrapte benadering, die op lokaal, nationaal, regionaal en internationaal niveau wordt toegepast met inachtneming van de samenhang tussen deze niveaus, waarbij vertegenwoordigers van alle belangengroepen worden betrokken en hun deelname aan de aspecten toezicht en verantwoordingsplicht wordt aangemoedigd. Er moet aandacht worden besteed aan de behoeften van gediscrimineerde groepen en mensen in kwetsbare situaties. De nationale regeringen moeten rekenschap afleggen, zowel ten aanzien van de binnenlandse belanghebbenden met betrekking tot het boeken van vooruitgang op nationaal niveau, als ten aanzien van de internationale gemeenschap wat betreft hun bijdrage tot mondiale doelstellingen en streefcijfers. Aangemoedigd door de mondiale ambitie moet elke regering de post 2015-agenda omzetten in ambitieuze nationale maatregelen, rekening houdend met de nationale omstandigheden en capaciteit. De nationale planning moet inclusief en transparant zijn. Voortgangsverslagen moeten rekening houden met de standpunten van het maatschappelijk middenveld en moeten openbaar toegankelijk zijn om brede publieke betrokkenheid te stimuleren in het proces na 2015.

Het regionale niveau zou een nuttig forum kunnen vormen voor collegiale toetsing en leerprocessen, om landen te stimuleren ambitieuze doelstellingen vast te stellen en uit te voeren. De werkzaamheden op regionaal niveau zouden ook kunnen helpen vooruitgang te boeken inzake grensoverschrijdende kwesties, zoals het geïntegreerd beheer van stroomgebieden, en inzake gemeenschappelijke doelen, zoals energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en gezonde visbestanden. Op mondiaal niveau dient de vooruitgang bij het verwezenlijken van de mondiale doelstellingen te worden beoordeeld aan de hand van nationale verslagen, aangevuld met andere verslagen over bijvoorbeeld specifieke doelstellingen of thema’s.

Het politieke VN-forum op hoog niveau over duurzame ontwikkeling is het belangrijkste forum in deze context; het heeft een belangrijke toezichtfunctie met het oog op het behoud van het politiek engagement en het faciliteren van de evaluatie van voortgang en beste praktijken, waarbij ook aanbevelingen voor verdere maatregelen op nationaal of internationaal niveau moeten worden gedaan. Het forum kan steunen op de ervaring met het mondiale partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking, die nuttige methoden aanbiedt, zoals de door landen aangestuurde dialoog met verschillende belanghebbenden, gegevensverzameling en toezicht, waaruit blijkt dat een inclusief toezicht het potentieel heeft handelswijzen en ambitieniveaus te veranderen. Opgemerkt zij dat een aantal andere VN-organen belangrijke bijdragen kunnen leveren voor het toezicht op en de evaluatie van de post 2015-agenda; zij houden reeds toezicht op de naleving van bestaande internationale verplichtingen. Het "Global Sustainable Development Report" zou een omvattend overzicht over de geboekte vooruitgang kunnen bieden. De werkzaamheden van het forum voor ontwikkelingssamenwerking moeten eveneens in aanmerking worden genomen en de verschillende VN-organen moeten een bijdrage leveren aan een "gebundelde VN-rapportage".

In het kader van de ruimere inspanningen om te zorgen voor een efficiënte toetsing en evaluatie, zou een gemoderniseerd meetkader binnen de OESO/DAC de post 2015-agenda kunnen vooruithelpen, door te voorzien in de mogelijkheid om de externe financieringsmiddelen voor alle mondiale doelstellingen op samenhangende wijze op te volgen. Dit kader zou bovendien andere financieringsvormen dan subsidies moeten valoriseren en de juiste prikkels bieden voor het verlenen van ontwikkelingsfinanciering. Op de vergadering op hoog niveau van de DAC van december 2014 werd voortuitgang geboekt met de aanpassing aan de huidige methoden voor externe ontwikkelingsfinanciering en het wegnemen van de negatieve prikkels voor het verstrekken van leningen aan de meest behoeftige landen. Verdere vooruitgang is nodig met betrekking tot de resterende werkzaamheden.

Voor een efficiënte toetsing, evaluatie en verantwoording zijn betrouwbare gegevens en informatieve vooruitgangsindicatoren nodig die vergeleken kunnen worden tussen landen en regio’s. Er moet een kernpakket van passende en resultaatgerichte indicatoren worden vastgesteld die verder gaan dan het bbp alleen en zowel de kwantitatieve als kwalitatieve voortgang kunnen meten. De Europese Commissie steunt het voorstel van de secretaris-generaal van de VN om indicatoren te ontwikkelen in het kader van het VN-systeem van technische deskundigen, waaraan de EU bereid is een bijdrage te leveren. De voortgangsverslagen moeten gebaseerd zijn op open, betrouwbare en actuele gegevens, hoofdzakelijk aan de hand van nationale statistische systemen, waar mogelijk uitgesplitst naar niveaus en groepen.

Daarvoor moeten de beschikbaarheid en kwaliteit van gegevens verbeterd worden. De door de technologische vooruitgang geboden mogelijkheden moeten benut worden, in het bijzonder de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, om grote hoeveelheden gegevens ("big data") te verwerken en realtime monitoring en het verzamelen van uitgesplitste gegevens mogelijk te maken. Naast sociaaleconomische gegevens kunnen ook geospatiale gegevens (zoals gegevens uit het EU-programma Copernicus, het Global Earth Observation System of Systems en het mondiale klimaatobservatiesysteem) alsmede toezicht ter plaatse interessant zijn. De wereldwijde trend naar meer open gegevens biedt een mogelijkheid om transparantie, efficiëntie van de overheid, empirisch onderbouwde beleidsvorming en verantwoordingsplicht te verbeteren.

Een "datarevolutie", in de vorm van een nieuwe manier van gegevensverwerking en -gebruik om duurzame ontwikkeling te stimuleren, zou de transparantie en openbaarheid verbeteren, de kwaliteit en vergelijkbaarheid van officiële nationale statistieken vergroten, en onderzoeksresultaten en technologieën bruikbaar maken voor de verzameling en analyse van gegevens. Het volgen van de voortgang moet, ook voor de MOL’s, realiseerbaar zijn, zonder de transformatieve ambities van de agenda in de kiem te smoren. Voor het verzamelen van gegevens in conflictgebieden en fragiele situaties zijn extra inspanningen en een innovatieve aanpak vereist.

De EU blijft zich inzetten voor de totstandbrenging en implementatie van solide en ambitieuze toezicht-, verantwoordings- en evaluatiemechanismen. De lessen uit de Europa 2020-strategie kunnen nuttig zijn voor toezicht en evaluatie, gezien de indicatoren die de EU heeft ingevoerd om de voortgang in de verschillende lidstaten vast te stellen en te vergelijken, en de lidstaten middels richtsnoeren te helpen sneller vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de doelstellingen.

V. VERDERE STAPPEN

Deze mededeling, die gebaseerd is op eerdere conclusies van de Raad over een transformatieve post 2015-agenda, geeft toelichting over de standpunten van de EU in het vooruitzicht van de derde conferentie over ontwikkelingsfinanciering in Addis Abeba in juli 2015 en de top van de Verenigde Naties inzake de post 2015-agenda in New York in september 2015. Zij levert ook een bijdrage tot de voorbereiding van de 21e conferentie van de verdragspartijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering in Parijs in december 2015. De EU en haar lidstaten zullen tijdens de onderhandelingen verder werken om meer gedetailleerde gemeenschappelijke standpunten vast te stellen, zodat de EU met één stem kan spreken[20].

De EU is vastbesloten in 2015 een constructieve rol te spelen in de intergouvernementele onderhandelingen en bij te dragen tot de goedkeuring van een echt transformatieve agenda. De Europese Commissie is bereid, in samenwerking met al haar partners, haar rol te spelen bij de volledige tenuitvoerlegging van deze agenda, zowel binnen de EU als in het kader van haar externe optreden, waar nodig bijgestaan door de Europese dienst voor extern optreden.

[1] A/68/970, "Report of the Open Working Group of the General Assembly on Sustainable Development Goals", 12 augustus 2014.

[2] A/69/315*, "Report of the Intergovernmental Committee of Experts on Sustainable Development Financing", 15 augustus 2014.

[3] A/69/700, "The Road to Dignity by 2030: Ending Poverty, Transforming All Lives and Protecting the Planet", 4 december 2014.

[4] COM(2013)92, "Een waardig leven voor iedereen: Armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst geven", 27 februari 2013.

[5] COM (2013) 531, "Na 2015: naar een alomvattend en geïntegreerd financieringsmodel voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling", 16 juli 2013.

[6] COM(2014)335, "Een waardig leven voor iedereen: van wensbeeld naar collectieve maatregelen", 2 juni 2014.

[7] 11559/13 "De overkoepelende post 2015-agenda", 25 juni 2013.

[8] 17553/13 "Financiering van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling na 2015", 12 december 2013.

[9] 16827/14 "Een transformatieve post 2015-agenda", 16 december 2014.

[10] COM (2010) 2020 "Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei", 3 maart 2010.

[11] Artikel 208, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. "(…) De Unie houdt bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking."

[12] Besluit nr. 1386/2013/EU van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 „Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet”.

[13] A/CONF.219/7, "Report of the Fourth United Nations Conference on the Least Developed Countries", 9-13 mei 2011.

[14] Voorbeelden daarvan zijn de New Deal voor de inzet in fragiele staten (2012) en de beginselen voor goed internationaal engagement in fragile staten en situaties (OESO, 2007).

[15] COM(2014)111, "Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Uniesysteem voor zelfcertificering van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor verantwoordelijke importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden", 5 maart 2014.

[16] Zie http://bangladeshaccord.org/.

[17] Zie http://ec.europa.eu/environment/biodiversity/business/index_en.html.

[18] Zie https://www.unglobalcompact.org/.

[19] COM(2011)743, "De totaalaanpak van migratie en mobiliteit", 18 november 2011, en  Conclusies van de Raad over de totaalaanpak van migratie en mobiliteit, doc. 9417/2012, 3 mei 2012.

[20] Zie doc. 16827/14 "Een transformatieve post 2015-agenda", 16 december 2014.