Bijlagen bij COM(2014)689 - Vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het Kyoto-protocol en van de EU 2020-strategie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage, alsmede meer gedetailleerde informatie in het werkdocument van de diensten van de Commissie). De totale opbrengst van de Europese Unie bedroeg 3,6 miljard EUR.

De EU-ETS-richtlijn bepaalt dat ten minste 50 % van de opbrengst uit de veiling of het equivalent daarvan in financiële waarde van deze opbrengsten door de lidstaten moet worden gebruikt voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden. Alle lidstaten hebben gemeld dat zij 50 % of meer van deze opbrengst of het equivalent in financiële waarde van deze opbrengst hebben besteed of van plan zijn te besteden[28] aan klimaat- en energiegerelateerde doeleinden[29] (gemiddeld 87 %, wat ongeveer met 3 miljard euro overeenkomt), voornamelijk om nationale investeringen in klimaat en energie te ondersteunen.

De gerapporteerde bedragen vertegenwoordigen slechts een deel van de totale klimaat- en energiegerelateerde uitgaven in de begrotingen van de lidstaten.

Figuur 9: Gerapporteerde opbrengsten uit de veiling van EU-ETS-emissierechten (in miljoen euro) in 2013 en het aandeel van deze opbrengsten of het equivalent daarvan in financiële waarde dat wordt gebruikt of zal worden gebruikt voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden

* IT, EL: Er werden geen gegevens meegedeeld over de uitsplitsing tussen nationaal en internationaal gebruik. BE: Er werden geen gegevens meegedeeld over het gebruik van opbrengsten uit veilingen.  

** Er werden geen gegevens meegedeeld.

Bron: Europese Commissie

Slechts enkele lidstaten gaven informatie over de uitsplitsing van het gebruik van de opbrengsten per type actie (zie het werkdocumenten van de diensten van de Commissie). Zo besteden Frankrijk, Tsjechië en Litouwen de volledige opbrengsten uit de veiling van emissierechten aan projecten ter verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen. Bulgarije, Portugal en Spanje gebruiken het merendeel van hun opbrengsten voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Polen gebruikt de voor de klimaatverandering bestemde opbrengsten grotendeels ter ondersteuning van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. In Duitsland wordt de volledige opbrengst uit de veiling gebruikt voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden, waarbij het grootste deel van deze opbrengst bestemd is voor een specifiek klimaat- en energiefonds dat een breed scala aan projecten ondersteunt. Finland sluist al zijn veilingopbrengsten door naar activiteiten die onder de officiële ontwikkelingshulp (ODA) vallen, met inbegrip van klimaatfinanciering. Het VK gebruikt ongeveer 15% van de veilingopbrengsten om gezinnen met een laag inkomen te helpen hun energiekosten te betalen.

5.3.1.2.  NER 300

Het NER 300-financieringsprogramma is een mechanisme ter ondersteuning van de ontwikkeling van innovatieve technologie op het gebied van hernieuwbare energie en demonstratieprojecten voor de afvang en opslag van koolstofdioxide (carbon capture and storage of CCS). Het wordt gefinancierd door de veiling van 300 miljoen emissierechten van de EU-ETS-reserve voor nieuwkomers. Onder dit programma werden twee oproepen tot het indienen van projectvoorstellen gepubliceerd.

De tweede oproep, in juli 2014 werd gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van de resterende emissierechten en de niet-gebruikte middelen van de eerste oproep. Achttien hernieuwbare energieprojecten en één CCS-project werden geselecteerd die in totaal 1 miljard EUR zullen ontvangen en die voor een totaalbedrag van bijna 900 miljoen EUR aan particuliere investeringen zullen genereren. In totaal zijn de twee oproepen goed voor 2,1 miljard EUR voor 39 projecten (38op het gebied van hernieuwbare energie en 1 CCS-project).

5.3.2.     Integratie van het klimaatbeleid in de EU-begroting

5.3.2.1.  Meerjarig financieel kader

Wat de integratie van klimaatacties in het EU-beleid betreft, zijn alle instellingen het eens dat minstens 20 % van de hele begroting onder het meerjarig financieel kader (2014-2020) aan klimaat moet worden besteed. De bijdrage aan klimaatgerelateerde uitgaven in 2014 en 2015 vertegenwoordigt bijna 13 % van de EU-begroting voor elk jaar.

Dit percentage zal naar verwachting met ingang van de begroting voor 2016 naar boven worden bijgesteld, wanneer de operationele programma's van de lidstaten uit hoofde van de Europese structuur- en investeringsfondsen worden aangenomen en de nieuwe regeling inzake rechtstreekse betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met inbegrip van de vergroeningsmaatregelen, volledig ten uitvoer wordt is gelegd.

5.3.2.2.  Klimaatonderzoek en innovatie

Klimaatonderzoek was een van de belangrijkste onderzoeksthema’s van het zevende EU-kaderprogramma (2007-2013) en staat centraal in Horizon 2020, het nieuwe EU-programma voor onderzoek en innovatie 2014-2020 met een begroting van 79 miljard EUR. Ten minste 35 % van de Horizon 2020-begroting zal naar verwachting worden geïnvesteerd in klimaatgerelateerde doelstellingen. Dit is een forse stijging ten opzichte van de geraamde 900 miljoen EUR die zijn uitgegeven onder het zevende kaderprogramma.

De Horizon 2020 Societal Challenge "Klimaatactie, milieu, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen" (met een begroting van circa 3 miljard EUR) ondersteunt bijvoorbeeld onderzoeks- en innovatieprojecten ter beperking van de effecten van de klimaatverandering. Deze projecten zijn erop gericht om de druk op het milieu (oceanen, atmosfeer en ecosystemen) te analyseren en te beperken en om een beter inzicht in klimaatverandering te krijgen. Daarnaast zullen onderzoeksactiviteiten gericht zijn op de beoordeling van effecten, kwetsbaarheden en oplossingen voor aanpassing aan de klimaatverandering, de ontwikkeling van strategieën voor de vermindering van het risico op rampen en de bevordering van de overgang naar een koolstofarme maatschappij en economie.

Beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering spelen ook een belangrijke rol bij de programmering van onderzoek en innovatie in het kader van alle andere Societal Challenges, met name in de sectoren vervoer, energie, bio-economie, voeding, landbouw, en de pijler "Industrieel leiderschap".

5.3.2.3.  Ondersteuning van ontwikkelingslanden

Van alle aan de OESO rapporterende donoren, hebben de Europese Unie en haar lidstaten, met een aandeel van 51 % aan officiële ontwikkelingshulp (ODA) voor de klimaatverandering, het meeste bijgedragen aan ODA op het gebied van zowel klimaatmatiging als klimaataanpassing voor de periode 2010-2012.

In het kader van de snellestartfinanciering van 30 miljard USD waartoe de ontwikkelde landen zich hebben verbonden, zijn de EU en haar lidstaten hun belofte nagekomen door 7,34 miljard EUR toe te wijzen aan snellestartfinanciering gedurende die periode. Na afloop van de periode van snelle startfinanciering hebben de Europese Unie en haar lidstaten de klimaatfinanciering ter ondersteuning van ontwikkelingslanden voortgezet omhet doel van de ontwikkelde landen om uiterlijk 2020 gezamenlijk 100 miljard USD per jaar uit zeer uiteenlopende bronnen te mobiliseren, te verwezenlijken.

Tijdens de conferentie over klimaatverandering in Doha kondigden de Europese Unie en een aantal lidstaten vrijwillige bijdragen voor de klimaatfinanciering van ontwikkelingslanden aan. De totale bijdrage zal naar verwachting meer dan 5,5 miljard EUR bedragen. Een eerste evaluatie toont aan dat dit bedrag op koers lag om in 2013 te worden geleverd[30].

In 2013 dienden de lidstaten hun eerste jaarverslagen bij de Commissie in over de financiële en technologische ondersteuning aan ontwikkelingslanden in krachtens artikel 16 van de verordening inzake het bewakings- en meldingsmechanisme met informatie over de jaren 2011 en 2012. De totale door de EU en haar lidstaten aan ontwikkelingslanden beschikbaar gestelde steun voor klimaatfinanciering (2011-2012) wordt per type instrument vermeld in de tabellen van het werkdocument van de diensten van de Commissie.

6. Situatie in de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten van de Unie

6.1.        Kandidaat-lidstaten van de EU (Albanië, IJsland, Turkije, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië)

Albanië is geen in bijlage I opgenomen partij. Volgens de laatste nationale mededeling uit 2009, zijn de emissies van Albanië tussen 1990 en 2000 met 70 % gedaald. 

IJsland is in bijlage I als partij opgenomen en haalde zijn individuele streefcijfer voor de eerste verbintenisperiode[31]. Voor de tweede verbintenisperiode zullen IJsland, de EU en haar lidstaten een gezamenlijke emissiereductieverplichting aangaan (zie hoofdstuk 2.1).

De bkg-emissies van Turkije (exclusief LULUCF) stegen tussen 1990 en 2010 met 133 % en tussen 2011 en 2012 met 3,7 %. Turkije is weliswaar in bijlage I opgenomen als partij, maar er is in het kader van de eerste of tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto geen bkg-streefcijfer voor Turkije vastgesteld.

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) is geen in bijlage I opgenomen partij. In maart 2014 verstrekte het land zijn derde nationale mededeling aan het UNFCCC. Volgens dit document namen de totale bkg-emissies tussen 1990 en 2009 met 22 % af. Montenegro, eveneens een niet in bijlage I bij het verdrag opgenomen partij, is de totale bkg-uitstoot (exclusief LULUCF) tussen 1990 en 2003 met ongeveer 4,9 % toegenomen.

Er is geen recente informatie beschikbaar voor Servië met betrekking tot de inventarissen van bkg-emissies.

6.2.        Potentiële kandidaat-lidstaten van de EU (Bosnië-Herzegovina en Kosovo*)

In november 2013 diende Bosnië-Herzegovina zijn tweede nationale mededeling in. Tussen 1991 en 2001 is de totale uitstoot van Bosnië-Herzegovina met 48 % gedaald.

Er zijn geen gegevens beschikbaar zijn voor Kosovo.

[1]               De bkg-emissies tot en met 2012 volgens de inventarisatie van 2014. Tenzij anders is vermeld zijn alle bkg-emissiegegevens gebaseerd op de herziene IPCC-richtsnoeren van 1996, berekend op basis van de GWP-waarde van het tweede IPCC- beoordelingsverslag.

[2]               Voor de meeste lidstaten omvatten deze prognoses de verwachte effecten van de energie-efficiëntierichtlijn nog niet en gaan ze niet uit van een volledige tenuitvoerlegging van het klimaat- en energiepakket.

[3]               De ruwe emissiegegevens voor 2013 zijn door het EMA in de ruwe EU-bkg-inventaris voor 2013 gecompileerde schattingen.

[4]               LU heeft onlangs zelf ramingen gepubliceerd waaruit blijkt dat de ESD-emissies in 2013 1,61% onder het ESD-streefcijfer voor 2013 lagen.

[5]               Zie de analyse door het Europees Milieuagentschap, paragraaf 4.3 hieronder

[6]               Het toepassingsgebied van het pakket verschilt van het toepassingsgebied van het Protocol van Kyoto. Het omvat de internationale luchtvaart, maar LULUCF en emissies van stikstoftrifluoride (NF3) zijn niet inbegrepen.

[7]               Voor de meeste lidstaten geldt dat dit de prognoses zijn die voor 2013 zijn ingediend. De volgende lidstaten dienden in 2014 op vrijwillige basis geactualiseerde prognoses in: CY, IE, LT, LU, PL en RO. De kwaliteit van de ingediende gegevens van de lidstaten werd gecontroleerd en indien nodig werden ontbrekende gegevens aangevuld of werden gegevens aangepast door de EMA. Voor een paar lidstaten moest het aandeel van de niet-ETS-uitstoot worden geraamd. Voor het aanvullen van ontbrekende gegevens en het ramen van het onderscheid tussen ETS- en niet-ETS-gegevens, werden gegevens gebruikt van het EU-klimaatbeleid voor 2013 "met voorgenomen goedgekeurde maatregelen" op basis van de PRIMES- en GAINS-modellen. Deze prognose is ook gebruikt als gevoeligheidsanalyse in het eerste tweejaarlijkse verslag van de EU [SWD(2014)1].

[8]               De ruwe emissiegegevens voor 2013 zijn door het EMA in de ruwe EU-bkg-inventaris voor 2013 gecompileerde schattingen gebaseerd op door de lidstaten vóór 31 juli 2014 ingediende gegevens. Definitieve emissiegegevens zullen in 2015 met behulp van de nieuwe 2006 IPCC-methode voor inventarisatie beschikbaar zijn.

[9]               Gegevens berekend met de GWP-waarde van het vierde IPCC-beoordelingsverslag

[10]             ESD-emissies voor het referentiejaar zijn zodanig vastgesteld voor elke lidstaat dat ze in overeenstemming zijn met zowel de relatieve als absolute ESD-streefcijfers voor 2020.

[11]             MT en CY hebben geen streefcijfer in het kader van de eerste verbintenisperiode.

[12]             EMA 2014 - Why did GHG emissions decrease in the EU between 1990 and 2012? http://www.eea.europa.eu/publications/why-are-greenhouse-gases-decreasing

[13]             primair energieverbruik per eenheid bbp

[14]             CO2 per primaire energie uit fossiele brandstoffen

[15]             Vertegenwoordigd door de decompositiefactor "bbp per hoofd" in figuur 8.

[16]             http://www.pa.op.dlr.de/quantify/

[17]             Zevende KP-project "Reducing Emissions from Aviation by Changing Trajectories for the benefit of Climate" (2010-2014)

[18]             COM(2014) 15.

[19]             COM(2014) 520

[20]             COM(2014) 330

[21]             Zie de conclusies van de Europese Raad (http://www.european-council.europa.eu/council-meetings/conclusions).

[22]             Zie punt 5.3.1.2.

[23]             COM(2013) 479

[24]             Verordening (EG) nr. 443/2009

[25]             Verordening (EG) nr. 510/2011

[26]             Verordening (EG) nr. 517/2014

[27]             Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad

[28]             Bepaalde lidstaten zijn voornemens om ten minste 50 % van de opbrengsten uit de veiling van emissierechten te besteden aan klimaatgerelateerde doeleinden. De opbrengsten uit 2013 zijn echter nog niet toegewezen en zullen pas de komende jaren worden gebruikt (bijvoorbeeld FI, LV en SK).

[29]             Volgens hun ingediende gegevens, zijn de opbrengsten uit de veiling van emissierechten van AT, IE, NL en DK niet in hun nationale begroting opgenomen en derhalve is het niet mogelijk om deze opbrengsten rechtstreeks aan specifieke doeleinden te koppelen. De gerapporteerde gegevens zijn voorbeelden die slechts betrekking hebben op een klein deel van de totale klimaatgerelateerde uitgaven.

[30]             zie http://ec.europa.eu/clima/policies/finance/documentation_en.htm. De lidstaten verstrekken in september 2014 gedetailleerde informatie over het jaar 2013.

[31]             IJsland moet de toename van emissies beperken tot minder dan 10 % gemiddeld gedurende de eerste verbintenisperiode. De emissies daalden met gemiddeld 2 % in deze periode.

* Deze aanduiding laat de standpunten over de status onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

Tabel 1: Gerapporteerde opbrengsten uit de veiling van EU-ETS-emissierechten (in miljoen euro) in 2013 en het aandeel van deze opbrengsten of het equivalent daarvan in financiële waarde dat gebruikt of bestemd is voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden

Land || De totale gerapporteerde opbrengsten uit de veiling van emissierechten (in miljoen euro) || Gebruikt of bestemd voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden (binnenlands en internationaal) || Aandeel gebruikt of bestemd voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden

DE || 790,3 || 790,3 || 100 %

UK (*) || 485,4 || 485,4 || 100 %

IT || 385,9 || 192,9 || 50 %

ES || 346,1 || 346,1 || 100 %

PL || 244,0 || 128,7 || 50 %

FR || 219,2 || 219,2 || 100 %

EL || 147,6 || 147,6 || 100 %

NL || 134,2 || 134,2 || 100 %

RO || 122,7 || 91,2 || 74 %

BE || 115,0 || geen gegevens gerapporteerd || geen gegevens gerapporteerd

CZ || 80,7 || 73,2 || 91 %

PT || 72,8 || 70,4 || 100 %

FI (**) || 67,0 || 33,5 || 50 %

SK (***) || 61,7 || 61,7 || 100 %

DK || 56,0 || 28,0 || 50 %

AT || 55,8 || 29,9 || 66 %

BG || 52,6 || 51,3 || 97 %

IE || 41,7 || 41,7 || 100 %

SE || 35,7 || 17,9 || 50 %

HU || 34,6 || 17,3 || 50 %

LT || 20,0 || 20,0 || 100 %

EE || 18,1 || 9,0 || 50 %

SI || 17,7 || 8,9 || 50 %

LV (***) || 10,8 || 10,8 || 100 %

LU || 5,0 || 2,5 || 50 %

MT || 4,5 || 2,9 || 64 %

HR || 0 || 0 ||

CY || geen gegevens gerapporteerd || ||

Totaal (***) || 3635,1 (****) || 3052,1 || 87 % (*****)

(*) De gegevens van het VK omvatten de ETS-fase III-emissierechten uit de veiling in 2012.

(**) Finland sluist momenteel alle opbrengsten uit de veiling van emissierechten door naar activiteiten in het kader van officiële ontwikkelingshulp, met inbegrip van klimaatfinanciering, die goed is voor 50 % van deze opbrengsten. Gedurende het rapportagejaar wees Finland ongeveer 7 miljoen EUR van de opbrengsten toe, waarvan 2 miljoen EUR werd gebruikt voor internationale doeleinden in verband met het klimaat en energie. Over het gebruik van het resterende deel van de fondsen zal de volgende jaren verslag worden uitgebracht.

(***) omvat de opbrengsten die Letland en Slowakije van plan zijn te gebruiken voor klimaatgerelateerde doeleinden via een nieuw financieel instrument dat rechtstreeks zal worden gefinancierd uit de opbrengsten van de veiling van emissierechten.

(****) zonder Cyprus (Cyprus heeft geen gegevens gerapporteerd).

(*****) zonder België (België heeft gegevens gerapporteerd over het aandeel van de opbrengsten dat voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden wordt gebruikt) en Cyprus.

Bron: Europese Commissie