Bijlagen bij COM(2013)333 - Rol EU in de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO): nieuwe catalogus van bevoegdheden en afstemming tussen Raad en Commissie over uitoefening rechten lidstaten in de FAO

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage 1, die, in overeenstemming met artikel 221 VWEU, aan de FAO moet worden voorgelegd door de EU-delegatie in Rome, ter vervanging van de bevoegdheidsverklaring van 1994;

· de Raad en de Commissie overeenstemming bereiken over de regelingen in bijlage 2 die van toepassing zijn vanaf de datum dat de regelingen betreffende de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten in de FAO worden goedgekeurd.

Bijlage 1

Bevoegdheidsverklaring van de Europese Unie betreffende aangelegenheden waarop het Statuut van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) van toepassing is

(Overeenkomstig de algemene regels van de FAO)

Als lid van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) dient de Europese Unie (EU), overeenkomstig artikel II, lid 7, van het Statuut van de FAO, de volgende bevoegdheidsverklaring in, waarin de categorieën en beleidsdomeinen worden vermeld waarvoor de lidstaten van de EU bevoegdheden hebben verleend aan de EU op gebieden die onder de FAO vallen.

Deze bevoegdheidsverklaring is van toepassing op alle organen en overeenkomsten van de FAO, behalve indien een specifieke bevoegdheidsverklaring van toepassing is[10]. Zij vervangt de verklaring die in 1994 aan de FAO werd voorgelegd[11].

1. algemene principes

De FAO is al ingelicht[12] over het feit dat de EU, vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, de Europese Gemeenschap vervangt en opvolgt, en dat vanaf die datum de bij de FAO geaccrediteerde delegatie van de Europese Gemeenschap de delegatie van de EU wordt. Krachtens artikel 1, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is de EU gegrond op het VEU en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De bevoegdheidsgebieden van de EU worden vermeld in de artikelen 2 tot en met 6 VWEU. In de gevallen waarin de EU de bevoegdheid deelt met de lidstaten en voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend of besloten heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen, oefenen de lidstaten hun bevoegdheid uit. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de EU worden toegekend, zijn bevoegdheden van de lidstaten.

Op basis van deze verklaring en in overeenstemming met artikel II, lid 8, van het Statuut en Regel XLII van de algemene regels van de FAO, zal de EU bij de FAO, indien nodig, vóór de vergadering van een FAO-orgaan, een informatieve nota indienen met betrekking tot de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten door ofwel de EU, ofwel haar lidstaten, met betrekking tot de onderwerpen die tijdens die vergadering zullen worden behandeld[13].

In overeenstemming met artikel II, lid 10, van het Statuut van de FAO, oefent de EU de aan het lidmaatschap verbonden rechten uit voor beleidsgebieden waarop de EU bevoegd is, zoals hieronder uiteengezet. Voor beleidsgebieden waarop zowel de EU als de lidstaten bevoegd zijn om in de FAO op te treden, oefenen ofwel de EU ofwel haar lidstaten de aan het lidmaatschap verbonden rechten uit van zowel de EU als haar lidstaten.

De verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten zoals zij hieronder wordt beschreven, kan steeds worden aangepast. Als deze lijst moet worden aangepast, behoudt de EU zich het recht voor om de verklaring dienovereenkomstig te wijzigen, zonder dat dit een essentiële voorwaarde is om de bevoegdheid uit te oefenen op gebieden waarvoor de FAO bevoegd is.

2. Bevoegdheden van de EU

2.1.        Alleen de EU is bevoegd om in de FAO op te treden op de beleidsgebieden die zijn opgesomd in artikel 3, lid 1, VWEU, namelijk de douane-unie, de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt nodig zijn; het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben; de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de gemeenschappelijke handelspolitiek.

2.2.        Bovendien mag de EU, op bepaalde beleidsgebieden die met name in artikel 4, lid 2, VWEU, worden opgesomd, alleen in de FAO optreden voor zover de EU gezamenlijke regels heeft vastgesteld waarvoor acties van de FAO gevolgen kunnen hebben of waarvoor extern optreden van de EU vereist is om de EU in staat te stellen haar interne bevoegdheden uit te oefenen. Deze beleidsgebieden zijn in het bijzonder:

– de interne markt, met inbegrip van maatregelen die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren (artikel 26, lid 1, VWEU), de aanpassing van de wetgeving (artikelen 114 tot en met 118 VWEU) en het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal (artikelen 28 tot en met 37 en 45 tot en met 66 VWEU);

– landbouw en plattelandsontwikkeling, met name acties om:

· de landbouwproductiviteit duurzaam te vergroten, in overeenstemming met het optreden van de Unie op het vlak van milieubeleid, klimaatverandering, bosbouw en energie;

· de markten te stabiliseren, prijsschommelingen onder controle te houden, de voorziening veilig te stellen en voedselzekerheid te waarborgen;

· de doelstellingen na te streven van de gemeenschappelijke handelspolitiek met betrekking tot landbouwproducten;

· de landbouwers een redelijke levensstandaard te verzekeren;

· redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren;

· de economische ontwikkeling van landbouwgebieden en plattelandsgebieden te verzekeren.

– visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, en aquacultuur;

– milieu, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens artikel 192 VWEU om de doelstellingen van het EU-beleid te bereiken als bepaald in artikel 191 VWEU, namelijk behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, waaronder bossen, en bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering;

– energie, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens de artikelen 170, 192 en 194, lid 2, VWEU, om de doelstellingen van het EU-beleid te bereiken als bepaald in artikel 194 VWEU in het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, namelijk om de werking van de energiemarkt te waarborgen, de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen, energie-efficiënte, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren en de interconnectie van energienetwerken te bevorderen;

– maatregelen die moeten worden genomen krachtens artikel 168, lid 4, VWEU, in verband met gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, met inbegrip van maatregelen waarbij hoge kwaliteits- en veiligheidseisen worden gesteld aan organen en stoffen van menselijke oorsprong en aan geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, en maatregelen in verband met voedsel en voeder, op veterinair en fytosanitair gebied.

3. Bevoegdheden van de EU en van haar lidstaten

3.1.        Op bepaalde gebieden zijn zowel de EU als haar lidstaten bevoegd om op te treden in de FAO, met name inzake:

– onderzoek en ontwikkeling en ruimtevaart, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens artikel 180 VWEU om activiteiten uit te voeren betreffende de omschrijving en tenuitvoerlegging van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, waarbij de samenwerking en de verspreiding van resultaten wordt bevorderd;

– ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens artikel 209 VWEU om de doelstellingen van het EU-beleid te bereiken als bepaald in artikel 208 VWEU, namelijk de terugdringing en uitbanning van armoede, en voedselzekerheid en voeding;

– humanitaire hulp, met inbegrip van activiteiten die de EU uitvoert, en wetgevende en beleidsmaatregelen die zij goedkeurt om de doelstellingen van het beleid inzake humanitaire hulp te bereiken als bepaald in artikel 214, lid 1, VWEU, namelijk aan de bevolking van derde landen die het slachtoffer is van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, specifieke bijstand en hulp te bieden en haar te beschermen om de uit die situaties voortvloeiende humanitaire noden te lenigen;

– bescherming en verbetering van de volksgezondheid;

– industrie, met inbegrip van maatregelen ter bevordering van een gunstig klimaat voor het concurrentievermogen van de industrie en in het bijzonder van kleine en middelgrote ondernemingen;

– toerisme, met inbegrip van de bevordering van een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van de toeristische sector.

3.2.        Als leden van de FAO hebben zowel de EU als haar lidstaten bevoegdheden om op te treden in de FAO met betrekking tot organisatorische en procedurele zaken, met inbegrip van juridische en begrotingsaangelegenheden, verkiezing van voorzitters, goedkeuring van de agenda en van verslagen.

Bijlage 2

Regelingen tussen de Raad en de Commissie betreffende de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de Europese Unie en haar lidstaten in de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO)

1. Toepassingsbereik en algemene beginselen

Deze regelingen zijn van toepassing op de vaststelling en de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de Europese Unie (EU) en haar lidstaten in alle organen en overeenkomsten van de FAO, ook de redactiecomités. Zij zijn niet van toepassing op organen en overeenkomsten waarvan alleen de EU lid is of waarvan alleen de EU-lidstaten lid zijn, of op organen waarvoor specifieke regelingen gelden[14]. Deze regelingen vervangen de regelingen die in 1991 werden gesloten (document 10478/91, bijlage IIa) en werden bijgewerkt in 1992 (document 9050/92, bijlage IIb) en in 1995 (document 8460/95, bijlage IIc.).

Deze regelingen moeten worden uitgevoerd met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking als bepaald in de artikelen 4, lid 3, en 13, lid 2, VEU, zodat een coherente, alomvattende en uniforme externe vertegenwoordiging van de EU kan worden gerealiseerd.

Deze regelingen doen geen afbreuk aan de verdeling van bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten, noch aan de bevoegdheidsverdeling tussen de instellingen krachtens de Verdragen. Zij doen evenmin afbreuk aan de besluitvormingsprocedures voor de goedkeuring van EU-standpunten door de Raad zoals die zijn vastgelegd in de Verdragen. Deze regelingen lopen niet vooruit op toekomstige soortgelijke regelingen voor andere internationale organisaties.

Voor het doel van deze regelingen en in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie[15], wordt over een kwestie een EU-standpunt bepaald ofwel als de kwestie valt onder EU-wetgeving of op een andere wijze bepaald EU-beleid (algemene richtsnoeren, conclusies van de Raad, EU-strategieën of gecoördineerde acties) ofwel als een dergelijk standpunt wordt opgesteld met het oog op de relevante FAO-vergadering.

2. de voorbereiding van FAO-vergaderingen

2.1.        Fora voor coördinatie

Alle kwesties met betrekking tot de vaststelling en de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten in de FAO worden voorgelegd aan de bevoegde voorbereidende instanties van de Raad (b.v. de Groep coördinatie (FAO), de Groepen visserij, bosbouw of fytosanitaire maatregelen) in Brussel.

De nodige inspanningen worden geleverd om binnen deze groepen in een sfeer van loyale samenwerking tot een overeenkomst te komen. Als er binnen de groepen geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt de kwestie tijdig vóór de betreffende FAO-vergadering voorgelegd aan het Coreper en, indien nodig, aan de Raad.

Indien nodig kunnen lokale coördinatievergaderingen plaatsvinden in Rome of elders (afhankelijk van de plaats waar de FAO-vergaderingen plaatsvinden). Deze vergaderingen worden voorbereid en voorgezeten door de bij de FAO geaccrediteerd EU-delegatie of, wanneer de FAO-vergaderingen buiten Rome plaatsvinden en de bij de FAO geaccrediteerd EU-delegatie deze taak niet kan vervullen, door de EU-delegatie in het land waar de vergadering plaatsvindt of, door de Vertegenwoordiging van een lidstaat in dat land of de Commissie, in samenwerking met de EU-delegatie bij de FAO. Deze lokale coördinatievergaderingen zijn bedoeld om onvoorziene problemen te bespreken. Zij kunnen niet leiden tot grote wijzigingen van de EU-standpunten, gemeenschappelijke standpunten, gekozen aanpak of verklaringen die in overeenstemming met punt 2.3. zijn bepaald.

2.2.        "Informatienota" over de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten

Indien vereist op basis van regel XLII, tweede alinea, van de algemene regels van de FAO betreffende de ontvangst van de agenda's van de FAO, dient de Commissie bij het secretariaat-generaal van de Raad een ontwerp in van de voorlopige "informatienota" betreffende de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten (hierna de "voorlopige informatienota" genoemd).

De voorlopige informatienota bevat de voorlopige taakverdeling en waar nodig de uit te brengen stemmen in de FAO-organen.

Als een lidstaat het niet eens is met het ontwerp van voorlopige informatienota van de Commissie geeft zij hiervoor schriftelijk haar redenen op, ten laatste twee werkdagen vóór de vergadering van de groep.

De Commissie zendt de voorlopige informatienota naar de EU-delegatie geaccrediteerd bij de FAO in Rome voor verdere toezending aan de FAO.

De toezending van de voorlopige informatienota doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om later nog wijzigingen door te geven aan de FAO. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als EU-standpunten of gemeenschappelijke standpunten (in de vorm van te volgen richtsnoeren of verklaringen) pas worden opgesteld nadat de voorlopige informatienota is verzonden of doordat de achtergronddocumentatie van de FAO te laat werd ontvangen.

2.3.        Voorbereiding en goedkeuring van te volgen richtsnoeren en van stemintenties

2.3.1.     De standpunten die de EU of de EU en haar lidstaten in de FAO innemen, hebben in principe de vorm van te volgen richtsnoeren, waarbij de externe actoren voldoende flexibiliteit behouden om de belangen van de EU en/of haar lidstaten zo efficiënt mogelijk te vertegenwoordigen. Alleen indien dit nodig wordt geacht, worden de standpunten volledig uiteengezet in verklaringen. De bevoegdheid om te handelen op basis van te volgen richtsnoeren of om verklaringen af te leggen, betreft ook het uitbrengen van stemmen.

2.3.2.     Betreffende agendapunten waarvoor er al EU-standpunten bestaan[16], licht de Commissie de Raad in over een ontwerp van te volgen richtsnoeren die de reeds bestaande EU-standpunten weerspiegelen. In overeenstemming met het beginsel van loyale samenwerking en om de Commissie de mogelijkheid te bieden een beroep te doen op alle beschikbare deskundigheid, kunnen de lidstaten opmerkingen indienen waarmee de Commissie rekening zal houden bij de definitieve versie van de te volgen richtsnoeren.

2.3.3.     Voor agendapunten waarover nog geen EU-standpunten bestaan[17] maar waarvoor het nodig of nuttig wordt geacht een EU-standpunt op te stellen, dient de Commissie bij de Raad ter goedkeuring een ontwerp van EU-standpunt in (in de vorm van te volgen richtsnoeren of verklaringen, zie punt 2.3.1.).

Dezelfde principes gelden als bestaande EU-standpunten ingrijpend moeten worden gewijzigd om een standpunt te kunnen innemen bij de FAO.

Bij de voorbereiding van haar ontwerpen doet de Commissie waar nodig een beroep op deskundigheid uit de lidstaten.

2.3.4.     Gemeenschappelijke te volgen richtsnoeren van de EU en haar lidstaten worden opgesteld voor agendapunten die:

2.3.4.1.  betrekking hebben op beleidsgebieden van samenwerking met derde landen en humanitaire hulp (vijfde deel, titel III, VWEU) en waarvoor het opportuun wordt geacht dat de EU en haar lidstaten gezamenlijke standpunten opstellen over hun respectieve acties op die gebieden; of

2.3.4.2.  gedeeltelijk onder een EU-standpunt vallen maar tegelijk intrinsiek verbonden zijn met zaken waarvoor de goedkeuring van een EU-standpunt uitgesloten is; of

2.3.4.3.  betrekking hebben op organisatorische en procedurele zaken, zoals de verkiezing van voorzitters en de goedkeuring van agenda's en verslagen.

De ontwerpen voor deze gemeenschappelijke te volgen richtsnoeren moeten door de Commissie worden voorgelegd voor de gevallen bedoeld in punten 2.3.4.1. en 2.3.4.2., en door de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad beheert voor de gevallen bedoeld in punt 2.3.4.3.

2.3.5.     Voor agendapunten waar geen EU- of gemeenschappelijke standpunten over bestaan, lichten de lidstaten elkaar, de EU-delegatie en de Commissie in over hun ontwerpstandpunt en hun stemintenties.

2.3.6.     Ontwerpen worden indien mogelijk vijf werkdagen vóór de vergadering van de relevante voorbereidende instantie van de Raad ingediend.

3. Afleggen van verklaringen en uitbrengen van stemmen in FAO-organen

3.1.        De EU-delegatie en/of de Commissie baseren zich op te volgen EU-lijnen of delen EU-standpunten mee "namens de EU" (en stemmen indien nodig in die zin).

3.2.        De EU-delegatie en/of de Commissie baseren zich op te volgen gemeenschappelijke lijnen of delen EU-standpunten mee "namens de EU en haar lidstaten" (en stemmen indien nodig in die zin).

3.3.        In de volgende gevallen baseert een daartoe gemachtigde lidstaat zich op te volgen gemeenschappelijke lijnen of deelt zij EU-standpunten mee "namens de EU en haar lidstaten" (en stemt zij indien nodig in die zin):

– in de gevallen bedoeld in 2.3.4.2., waar het gemeenschappelijke standpunt voornamelijk elementen bevat waarover geen EU-standpunt bestaat. De taken worden verdeeld op basis van de voornaamste verwachte gevolgen van het binnen de FAO gevoerde beleid voor de EU of voor haar lidstaten.

– voor organisatorische en procedurele zaken, zoals de verkiezing van voorzitters en de goedkeuring van agenda's en verslagen.

3.4.        Lidstaten leggen namens zichzelf verklaringen af (en stemmen indien nodig in die zin).

3.5.        Met betrekking tot de drie FAO-comités met beperkt aantal leden (Finance Committee, Programme Committee and Committee on Constitutional and Legal Matters) die voorlopig geen betrekking hebben op de EU, zijn de aangewezen leden (één of meer) van de EU-lidstaten die lid zijn van deze comités gemachtigd om EU-standpunten of gemeenschappelijke standpunten mee te delen en te stemmen, mocht dat nodig zijn.

4. Praktische aspecten

4.1.        EU-verklaringen of gemeenschappelijke verklaringen worden afgelegd vanachter het "EU"-naambordje. EU-verklaringen worden afgelegd "namens de EU". Gemeenschappelijke verklaringen worden afgelegd "namens de EU en haar lidstaten".

4.2.        Om gebruik te kunnen maken van de beschikbare deskundigheid en waar nodig de middelen uit te breiden, kunnen de EU-delegatie en/of de Commissie besluiten om voor bepaalde vergaderingen van de FAO een beroep te doen op deskundigen uit de lidstaten, die dan achter het "EU"-naambordje de verklaringen nader toelichten.

4.3.        Vragenlijsten: de Commissie beantwoordt de vragenlijsten die de FAO aan de EU stuurt. De Commissie legt de ingevulde vragenlijsten voor aan de Raad voor aanmerkingen, alvorens deze aan de FAO terug te sturen. Lidstaten hebben tien dagen de tijd om te reageren.

[1]               Wereldvoedselprogramma (WFP) en Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling (IFAD).

[2]               P7_TA-PROV(2011)0229.

[3]               Brief van de voorzitter van de Raad van de Europese Unie van 4 oktober 1994 (8406).

[4]               De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; de Commissie Codex Alimentarius en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

[5]               Document van de Raad 10478/91 van 18.12.1991.

[6]               Document van de Raad 9050/92 van 7 oktober 1992.

[7]               Document van de Raad 8460/95 van 26 juni 1995.

[8]               Zaak C-25/94 van 19.3.1996.

[9]               FAO-Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen; Overeenkomst van 2009 inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan; Commissie Codex Alimentarius en de Europese Commissie voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

[10]               De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; de Commissie Codex Alimentarius en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

[11]               Brief van de voorzitter van de Raad van de Europese Unie van 4 oktober 1994 (8406).

[12]               Verbale nota van 27 november 2009.

[13]               Volgens de EU is het systematisch indienen van een dergelijke informatienota niet nodig voor vergaderingen of specifieke agendapunten wanneer er niet zal worden gestemd of wanneer de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten duidelijk blijkt uit onderhavige bevoegdheidsverklaring.

[14]             FAO-Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen; Overeenkomst van 2009 inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan; Commissie Codex Alimentarius; Europese Commissie voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

[15]             Zaak C-246/07, Commissie/Spanje, Jurispr. 2010, blz. I-3317.

[16]             Met inbegrip van agendapunten die ook kleinere elementen bevatten waarover geen EU-standpunt bestaat.

[17]             Met inbegrip van agendapunten die ook kleinere elementen bevatten waarover een EU-standpunt bestaat.