Overwegingen bij COM(2023)528 - Belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In de Unie bestaat er momenteel geen gemeenschappelijke aanpak voor de berekening van de belastinggrondslag voor bedrijven. Bedrijven in de Unie zijn daarom verplicht om te voldoen aan de regels van verschillende vennootschapsbelastingstelsels, afhankelijk van de lidstaat waarin zij actief zijn.

(2) Het naast elkaar bestaan en de interactie van 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels in de Unie leidt tot complexiteit bij de belastingnaleving en tot een ongelijk speelveld voor bedrijven. Deze situatie heeft meer impact op kmo’s dan op grotere belastingbetalers en is sterker onder de aandacht gekomen doordat mondialisering en digitalisering van de economie het beeld van grenzen en bedrijfsmodellen aanzienlijk hebben veranderd. De pogingen van de regeringen om zich aan deze nieuwe realiteit aan te passen, hebben tot een gefragmenteerde respons van de lidstaten geleid, wat in verdere verstoringen van de interne markt heeft geresulteerd. Bovendien leiden de verschillende rechtskaders onvermijdelijk tot uiteenlopende praktijken van de belastingdiensten in de lidstaten. Dit leidt vaak tot langdurige procedures die gekenmerkt worden door onvoorspelbaarheid en inconsistentie, in combinatie met hoge nalevingskosten.

(3) De verscheidenheid aan manieren om zaken te doen op de interne markt, vraagt om verschillende oplossingen voor verschillende bedrijven als het gaat om het aanpakken van de huidige uitdagingen die hun grensoverschrijdende activiteiten met zich meebrengen. Voor kleinere bedrijven die geen deel uitmaken van een groep, is het moeilijker om over de grenzen heen uit te breiden dan voor grotere bedrijven. Het is voor deze kleinere bedrijven dan ook lastiger om met complexe procedures en hoge nalevingskosten om te gaan. Het is daarom duidelijk dat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de beginfase van hun uitbreiding behoefte hebben aan een oplossing zoals een vereenvoudigd mechanisme voor de berekening van hun belastbare resultaat wanneer zij uitsluitend via vaste inrichtingen over de grens actief zijn.

(4) Om een antwoord te bieden op de fiscale onzekerheid en de moeilijkheid om te voldoen aan de regels van een onbekend belastingstelsel wanneer zij in een andere lidstaat/andere lidstaten actief zijn (wat een van de belangrijkste belemmerende factoren is voor kmo’s om naar het buitenland uit te breiden), moet het belastbare resultaat van vaste inrichtingen worden berekend op basis van de regels van de lidstaat waar het hoofdkantoor (hoofdzetel van de kmo) zijn fiscale woonplaats heeft. Dit betekent ook dat de beginselen voor de toerekening van inkomsten aan een vaste inrichting, zoals bepaald in het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen de lidstaat van de vaste inrichting en de lidstaat van het hoofdkantoor, toepassing blijven vinden. Om ervoor te zorgen dat nieuwe regels een bron van vereenvoudiging voor kmo’s vormen, moet de toepassing ervan facultatief zijn en de belastingbetaler dus een keuzemogelijkheid krijgen.

(5) Om fiscale misbruikpraktijken te voorkomen, zijn specifieke fiscale antimisbruikbepalingen ontworpen, bijvoorbeeld om de risico’s van belastingontwijking aan te pakken die gepaard gaan met de verplaatsing van de fiscale woonplaats van een kmo, en zo te voorkomen dat de locatie van het hoofdkantoor wordt bepaald op basis van fiscale motieven. Dienovereenkomstig is het noodzakelijk de ontwikkeling van de aan de vaste inrichting(en) toegerekende omzet te volgen zodat haar (hun) activiteiten bijkomstig blijven ten opzichte van de hoofdactiviteit, die door het hoofdkantoor moet worden verricht. Op deze manier wordt het risico vermeden dat de regels worden misbruikt door de oprichting van lege hoofdkantoren terwijl het merendeel van de bedrijfsactiviteiten in het buitenland plaatsvindt. In dezelfde geest moeten zowel de mogelijke deelname aan het systeem van belastingvereenvoudiging als de beëindiging en verlenging van de optie aan strikte voorwaarden worden onderworpen. Deze voorwaarden moeten worden gekoppeld aan eisen inzake de omzet van het hoofdkantoor in vergelijking met die van de vaste inrichting(en). Het doel daarvan is om nog sterker te benadrukken dat de via de vaste inrichting(en) verrichte werkzaamheden slechts een uitbreiding kunnen zijn van de hoofdactiviteit van het hoofdkantoor. Zodra de keuze is gemaakt om het kader voor fiscale vereenvoudiging toe te passen, moet er bovendien een verplichte duur aan vastzitten om situaties te voorkomen waarin de woonplaats van het hoofdkantoor regelmatig wordt verplaatst om zo te profiteren van incidentele en kortlopende fiscaal gunstige situaties.

(6) De internationale scheepvaart is een specifieke bedrijfstak die in verschillende lidstaten aan bijzondere belastingregelingen is onderworpen. Deze regelingen bestaan voornamelijk in het berekenen van de belastinggrondslag op basis van de tonnage (d.w.z. het laadvermogen) van de geëxploiteerde schepen in plaats van op basis van de feitelijke winsten of verliezen van de onderneming. Op grond van dit uitgangspunt moeten kmo’s die inkomsten verwerven uit scheepvaartactiviteiten die onder een tonnagebelastingregeling vallen, worden uitgesloten van de mogelijkheid om voor de vereenvoudigingsregels voor kmo’s te kiezen voor dergelijke inkomsten die worden toegerekend aan een vaste inrichting. Deze uitsluiting zou verdere complicaties vermijden die naar verwachting kunnen voortvloeien uit de wisselwerking tussen het vereenvoudigde belastingkader voor kmo's en de tonnagebelastingregelingen. Bovendien lijkt een dergelijke potentiële complicatie onevenredig, gezien het ontbreken van dergelijke speciale belastingregelingen in sommige lidstaten. Geen enkele andere bedrijfstak mag van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten.

(7) Met het voorstel wordt getracht een aanzienlijke procedurele vereenvoudiging te bieden; daarom moet er een éénloketsysteem worden ingevoerd, waarbij de aangifte, de vaststelling en de inning van de door de vaste inrichting(en) verschuldigde belasting via één enkele belastingautoriteit worden afgehandeld (“autoriteit van aangifte”), d.w.z. de belastingautoriteit in de lidstaat van het hoofdkantoor. Met volledige eerbiediging van de soevereiniteit van de lidstaten op het gebied van belastingen zouden de procedures voor controles, beroepen en geschillenbeslechting in de eerste plaats intern en volgens de procedureregels van de respectieve lidstaten worden afgehandeld. Om de werking van een éénloketsysteem te ondersteunen, is het van cruciaal belang om in gezamenlijke audits te voorzien, waardoor de lidstaat van het hoofdkantoor verplicht wordt samen te werken indien de belastingautoriteit van de vaste inrichting om een audit met betrekking tot de berekening van het belastbare resultaat van zijn belastingplichtige verzoekt.

(8) Om versnippering van het toepassingsgebied als gevolg van specifieke nationale kenmerken te voorkomen, zijn de kmo’s die onder het toepassingsgebied vallen, de kmo’s die zijn gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 201311.

(9) Om ervoor te zorgen dat de betrokken lidstaten tijdig toegang hebben tot de relevante belastinginformatie, moet dergelijke informatie automatisch worden uitgewisseld via het door de Unie ontwikkelde gemeenschappelijke communicatienetwerk (“CCN”). Richtlijn 2011/16/EU12 van de Raad moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10) Om uniforme voorwaarden te garanderen voor het verstrekken en delen van relevante inlichtingen voor belastingdoeleinden tussen de lidstaten, voor het innen en overmaken van belastingen, en ook voor het beoordelen van de werking van het vereenvoudigde belastingsysteem, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad13.

(11) Om kmo’s in staat te stellen direct van de voordelen van de interne markt te profiteren zonder geconfronteerd te worden met onnodige extra administratieve lasten, moet bovendien informatie over de belastingbepalingen van deze richtlijn toegankelijk worden gemaakt via de digitale toegangspoort overeenkomstig Verordening (EU) 2018/172414. De digitale toegangspoort biedt grensoverschrijdende gebruikers een éénloketsysteem waar informatie, procedures en ondersteunende diensten die relevant zijn voor de werking van de interne markt, online ter beschikking worden gesteld.

(12) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de actualisering van de bijlagen I tot en met IV betreffende de rechtsvormen van kmo’s en belastingen op de winst (waaraan deze vormen van kmo’s zijn onderworpen) om toekomstige rechtsvormen of belastingen met soortgelijke kenmerken als die in de bijlagen I tot en met IV erin op te nemen. In dit verband is het van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen voert, onder meer op deskundigenniveau, en dat deze raadplegingen worden gevoerd overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven15. Om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(13) Aangezien de correcte uitvoering van de voorgestelde regels in elke lidstaat van cruciaal belang is voor de bescherming van de belastinggrondslag van andere lidstaten, moet de Commissie toezicht houden op die uitvoering en handhaving. Te dien einde moeten de lidstaten de Commissie regelmatig specifieke informatie verstrekken, met inbegrip van statistieken, over de uitvoering en handhaving op hun grondgebied van de nationale maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn zijn vastgesteld. Om de doeltreffendheid van de voorgestelde nieuwe regels te beoordelen, moet de Commissie een evaluatie voorbereiden op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en andere beschikbare gegevens, en deze, waar passend, vergezeld doen gaan van een voorstel om de regels te wijzigen. Het verslag van de Commissie moet worden gepubliceerd.

(14) De lidstaten mogen op grond van deze richtlijn persoonsgegevens uitsluitend verwerken met het oog op het verifiëren van de deelnamevereisten of het vaststellen van de belastingschuld van een vaste inrichting. Elke verwerking van persoonsgegevens die voor dit doel wordt uitgevoerd, moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679.

(15) Er wordt voorzien in een bewaringstermijn om de lidstaten in staat te stellen te voldoen aan de meeste verjaringsregels, waarbij nauw wordt aangeknoopt bij de desbetreffende nationale regels wat betreft de aanvangsdatum of de opschorting van die termijn. De bewaringstermijn mag echter niet verder gaan dan nodig is om te garanderen dat de bevoegde belastingautoriteiten de belastingschuld kunnen vaststellen, zodat een evenwicht wordt gevonden tussen het vermogen van de belastingautoriteit om een correcte vaststelling en inning van de belastingen te waarborgen, en het recht van de belastingbetaler op rechtszekerheid.

(16) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn beoogt met name te waarborgen dat het recht op bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid van ondernemerschap onverkort worden geëerbiedigd.

(17) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op […] zijn advies uitgebracht.

(18) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vereenvoudiging van de belastingregels voor bepaalde kmo’s die via (een) vaste inrichting(en) op de interne markt actief zijn, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de bestaande uitdagingen die worden veroorzaakt door de interactie tussen 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.