Overwegingen bij COM(2023)451 - Circulariteitseisen voor voertuigontwerp en betreffende het beheer van autowrakken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
1. In de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal3 (de “Europese Green Deal”) wordt een nieuwe groeistrategie uiteengezet die gericht is op de transformatie van de Unie tot een rechtvaardige en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar uiterlijk in 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Teneinde ervoor te zorgen dat het productbeleid van de Unie bijdraagt aan het wereldwijd verlagen van de koolstofemissies, moet erop worden toegezien dat in de Unie in de handel gebrachte en verkochte producten op duurzame wijze worden verkregen, vervaardigd en verwerkt aan het einde van hun levensduur.

1. De automobielsector levert een belangrijke bijdrage aan het gebruik van energie en materiële hulpbronnen door de Unie, en dus ook aan het ontstaan van broeikasgassen. De productie van voertuigen in derde landen die in de Unie in de handel worden gebracht, draagt bij tot het ontstaan van mondiale broeikasgassen, hetgeen op zijn beurt negatieve ecologische gevolgen heeft voor de Unie. Een verschuiving van het gebruik van fossiele brandstoffen in voertuigen naar emissievrije mobiliteit, zoals voorzien in het Fit for 55-pakket, is een van de essentiële voorwaarden voor het verwezenlijken van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in 2050. Hierdoor zal de uitstoot van broeikasgassen door de automobielsector in verband met de gebruiksfase van voertuigen worden verlaagd. De automobielindustrie is een van de grootste gebruikers van primair aluminium, staal en kunststoffen, in verband met de vervaardiging van nieuwe voertuigen die in de Unie in de handel worden gebracht. Dit kan een aanzienlijk milieueffect hebben, dat verband houdt met de energie die nodig is voor de winning en verwerking van deze materialen. De milieuvoetafdruk in verband met de vervaardiging van nieuwe voertuigen zou kunnen toenemen door de voortdurende elektrificatie van het wagenpark en door een ruimer gebruik van elektronica in toekomstige modellen, die beide een aanzienlijke hoeveelheid kritieke en strategische grondstoffen en edelmetalen, zoals koper en zeldzame aardmetalen, vereisen. Als gevolg van deze veranderingen kan de productiefase een grotere milieuvoetafdruk hebben dan de gebruiksfase van voertuigen. Bovendien leiden de huidige vereisten in het Unierecht inzake afvalstoffenbeheer tot een suboptimale nuttige terugwinning van hulpbronnen uit autowrakken en zijn er vele mogelijkheden om de kwantiteit en kwaliteit te verhogen van voertuigdelen, onderdelen en materialen die uit autowrakken worden hergebruikt, gereviseerd, gerefurbisht of gerecycleerd. Om deze milieueffecten aan te pakken en bij te dragen tot het koolstofvrij maken van de sector, is het noodzakelijk de werking van de eengemaakte markt te verbeteren en de overgang van de automobielindustrie naar een circulaire economie te bevorderen. Dit is in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 11 maart 2020 getiteld “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa”4, waarin ertoe wordt opgeroepen de huidige regels te herzien “ter bevordering van meer circulaire bedrijfsmodellen, door ontwerpkwesties te koppelen aan de verwerking aan het einde van de levenscyclus, regels [te] overwegen inzake verplichte gehalten aan gerecycleerd materiaal voor bepaalde materialen, en verbetering van de efficiëntie van recycling”. De Raad5 en het Parlement6 benadrukten ook de noodzaak van nieuwe Unieregels op dit gebied, ter vervanging van de bestaande regels inzake typegoedkeuring van voertuigen op het gebied van herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing en inzake autowrakken.

2. Bij Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad7 zijn geharmoniseerde verwerkingsvoorschriften voor autowrakken en streefcijfers voor hergebruik en recycling en hergebruik en nuttige toepassing van voertuigen vastgesteld. De richtlijn bevat verplichtingen inzake de inzameling van autowrakken alsook verplichtingen voor ondernemingen, met name beperking van het gebruik van zware metalen in voertuigen. De richtlijn voorziet ook in basisregels inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, op grond waarvan voertuigproducenten een deel van de kosten van de inzameling van autowrakken moeten dragen.

3. Uit de evaluatie van Richtlijn 2000/53/EG8 door de Commissie is gebleken dat deze richtlijn veel van de oorspronkelijke doelstellingen ervan heeft verwezenlijkt, met name de verwijdering van cadmium, lood, kwik en zeswaardig chroom uit voertuigen, een toename van het aantal inzamelpunten voor autowrakken en het behalen van de streefcijfers voor nuttige toepassing en recycling. Uit de evaluatie is echter ook gebleken dat de richtlijn belangrijke kwesties in verband met de inzameling van autowrakken onvoldoende aanpakte en niet langer geschikt was om de hoogwaardige verwerking van deze voertuigen te waarborgen.

4. Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad9 regelt de typegoedkeuring van voertuigen met betrekking tot hun herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, zodat deze voertuigen aan het einde van hun levensduur aan de in Richtlijn 2000/53/EG vastgestelde doelstellingen kunnen voldoen. Die richtlijn heeft de herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing van nieuwe voertuigen niet ingrijpend verbeterd en is niet aangepast aan de kenmerken van nieuwe voertuigen, die sinds de inwerkingtreding van die richtlijn aanzienlijk zijn veranderd.

5. Bij Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad10 is een alomvattend systeem voor typegoedkeuring en markttoezicht ingevoerd voor motorvoertuigen, aanhangwagens en voor systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, teneinde de goede werking van de eengemaakte markt te waarborgen en een hoog niveau van milieuprestaties te bieden. Er is behoefte aan een afzonderlijke regelgevingshandeling voor de toepassing van de in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858 vastgestelde EU-typegoedkeuringsprocedure. Er moeten bepalingen en voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de circulariteit van voertuigen in het kader van de EU-typegoedkeuring. Om ervoor te zorgen dat voertuigen aan die voorschriften voldoen, moet de verificatie ervan in het kader van de EU-typegoedkeuringsprocedure worden gewaarborgd. De administratieve bepalingen van Verordening (EU) 2018/858, met inbegrip van de bepalingen inzake markttoezicht, corrigerende maatregelen en sancties, zijn van toepassing op typegoedkeuringen die bij deze verordening worden verleend. De administratieve bepalingen van Verordening (EU) 2018/858, met inbegrip van de bepalingen inzake markttoezicht, corrigerende maatregelen en sancties, zijn van toepassing op typegoedkeuringen die overeenkomstig de voorschriften van deze verordening zijn verleend.

6. Om de werking van de eengemaakte markt te verbeteren en tegelijkertijd een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen, is het van essentieel belang dat de voorwaarden voor de typegoedkeuring van voertuigen wat betreft herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing ervan, alsook de voorwaarden voor afvalstoffenbeheer in de automobielsector, worden geharmoniseerd. Er bestaat een intrinsiek verband tussen de productiefase en de verwerking van voertuigen aan het einde van de levensduur, aangezien de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van autowrakken in hoge mate afhangt van de wijze waarop voertuigen in de eerste plaats worden ontworpen en gebouwd. De doeltreffendste manier om de overgang van de automobielsector naar een circulaire economie te vergemakkelijken, is derhalve door op het niveau van de Unie een uniform regelgevingskader vast te stellen dat op geïntegreerde en consistente wijze betrekking heeft op het ontwerp, de vervaardiging en het in de Unie in de handel brengen van voertuigen en op de verwerking van autowrakken. Dit is ook van essentieel belang voor de ontwikkeling van de markt van de Unie voor secundaire grondstoffen die worden opgenomen in nieuwe voertuigen die in de handel worden gebracht, alsook om handelsbelemmeringen en concurrentieverstoringen te voorkomen, juridische duidelijkheid te waarborgen en de milieuprestaties te verbeteren van alle ondernemingen die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van voertuigen en de verwerking van autowrakken. Om deze doelstellingen te verwezenlijken en te beschikken over eenvormige regels voor de eengemaakte markt op basis van milieuoverwegingen, en in overeenstemming met de algemene Uniewetgeving inzake de typegoedkeuring van motorvoertuigen, moeten Richtlijn 2000/53/EG en Richtlijn 2005/64/EG worden vervangen door een verordening op basis van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

7. De Richtlijnen 2000/53/EG en 2005/64/EG zijn alleen van toepassing op personenvoertuigen (M1) en lichte bedrijfsvoertuigen (N1), die ongeveer 85 % van alle in de Unie ingeschreven voertuigen uitmaken. De overige voertuigen, namelijk twee- en driewielige voertuigen, vrachtwagens, bussen en aanhangwagens, vallen niet onder Uniewetgeving inzake ecologisch ontwerp en het beheer van autowrakken. Om te zorgen voor een circulair kader voor alle in de Unie ingeschreven voertuigen, met inbegrip van de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking ervan, en om versnippering van de eengemaakte markt te voorkomen, moet deze verordening derhalve niet alleen van toepassing zijn op voertuigen van de categorieën M1 en N1, maar gedeeltelijk ook op bepaalde voertuigen van categorie L (L3e-L7e), zware bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (M2, M3, N2, N3, O). Er is een gebrek aan uitgebreide informatie over de verwerking van dergelijke voertuigen aan het einde van hun levensduur in de Unie, waardoor bij de inwerkingtreding van deze verordening niet dezelfde regeling op deze voertuigen kan worden toegepast als die welke van toepassing is op voertuigen van de categorieën M1 en N1. De voorschriften inzake de inzameling van autowrakken, de verplichte overdracht ervan aan erkende verwerkingsinrichtingen om ze te verwerken en er gevaarlijke afvalstoffen uit te verwijderen, moeten echter van toepassing zijn op voertuigen van categorie L (L3e-L7e) en zware bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (M2, M3, N2, N3, O). Om de verwerking van deze autowrakken te vergemakkelijken, moeten de fabrikanten ervan worden verplicht informatie te verstrekken over de verwijdering en vervanging van voertuigdelen, onderdelen en materialen uit dergelijke voertuigen. Ook moeten de bepalingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van toepassing zijn op deze voertuigcategorieën, waarbij de kosten van het inzamelen ervan en het verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen eruit aan het einde van hun levensduur worden gedekt.

8. Problemen met de uitvoer van gebruikte voertuigen hebben niet alleen betrekking op personenvoertuigen (M1) en lichte bedrijfsvoertuigen (N1), maar ook, zoals uit studies11 blijkt, grotere voertuigen. Daarom moeten deze bepalingen ook van toepassing zijn op zware bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (M2, M3, N2, N3, O).

9. Voertuigen voor speciale doeleinden zijn ontworpen voor een specifieke functie en vereisen speciale koetswerkaanpassingen die de fabrikant niet volledig onder controle heeft. Daardoor kan het percentage van de herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en de mogelijke nuttige toepassing niet juist worden berekend. Voor die voertuigen moeten alleen de bepalingen inzake inzameling, verwijdering van verontreiniging afvalstoffen, en verplichte verwijdering voor voertuigdelen en onderdelen van toepassing zijn. De kosten voor het verrichten van deze activiteiten moeten door de producenten worden gedragen in het kader van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De bepalingen inzake stoffen in voertuigen moeten ook van toepassing zijn op voertuigen voor bijzondere doeleinden, zoals bepaald in Richtlijn 2000/53/EG. De fabrikant van voertuigen in de tweede fase waarvoor typegoedkeuring is verleend in het kader van meerfasentypegoedkeuring, is niet in staat de percentages van de herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing van voltooide voertuigen te berekenen. Het is daarom aangewezen alleen van het basisvoertuig te eisen dat het aan deze verordening voldoet.

10. Een van de grootste praktische uitdagingen in verband met de toepassing van Richtlijn 2000/53/EG betreft de beoordeling of een voertuig al dan niet een autowrak is geworden, met name in het geval van grensoverschrijdende overbrenging van voertuigen. Ondanks de uitvaardiging van richtsnoeren12 aangaande deze kwestie blijft een dergelijke beoordeling problematisch. Daarom moeten er juridisch bindende precieze criteria worden vastgesteld aan de hand waarvan kan worden bepaald of een voertuig een autowrak is. Die criteria moeten worden gebruikt door alle ondernemingen en voertuigeigenaren die zich met autowrakken bezighouden.

11. Uit de evaluatie van Richtlijn 2000/53/EG is gebleken dat de bepalingen van deze richtlijn inzake het ontwerp van voertuigen die tot doel hebben de demontage ervan en het gebruik van gerecycleerde materialen te vergemakkelijken, een zeer beperkt effect hadden op het ontwerp en de vervaardiging van nieuwe voertuigen, aangezien zij niet gedetailleerd, specifiek en meetbaar genoeg waren.

12. Met het oog op het ontwerp van alle voertuigen die in de Unie in de handel worden gebracht en de fase aan het einde van hun levensduur moeten geharmoniseerde circulariteitseisen worden vastgesteld die in de typegoedkeuringsfase worden geverifieerd. Het ontwerpen en vervaardigen van voertuigen om ervoor te zorgen dat de voertuigdelen en onderdelen ervan herbruikbaar zijn en de materialen die zij bevatten recycleerbaar zijn, is van essentieel belang om te voorkomen dat deze voertuigdelen, onderdelen en materialen niet naar behoren nuttig kunnen worden toegepast wanneer een voertuig het einde van zijn levensduur bereikt. Daarom moeten voertuigfabrikanten en hun leveranciers ontwerpstrategieën integreren die de herbruikbaarheid en recycleerbaarheid in een vroeg stadium van de ontwikkeling van nieuwe voertuigen verbeteren. Bijgevolg moeten nieuwe voertuigtypen zo gebouwd blijven worden dat ze voor ten minste 85 % van de massa herbruikbaar of recycleerbaar zijn en voor ten minste 95 % van de massa herbruikbaar of nuttig toepasbaar zijn, zoals reeds bepaald in Richtlijn 2005/64/EG. Om ervoor te zorgen dat de percentages van herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing op uniforme wijze worden berekend en dat dit kan worden gemonitord, moet een nieuwe methode worden vastgesteld voor het berekenen en verifiëren van de percentages van herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing van een voertuig. Dankzij deze methode moet het werkelijke potentieel van een nieuw voertuig om aan het einde van de levensduur gerecycleerd, hergebruikt en nuttig toegepast te worden, beter worden benut en moet tegelijkertijd rekening worden gehouden met de voortdurende technologische vooruitgang. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden om een dergelijke methode vast te stellen aan de Commissie worden toegekend. Totdat een dergelijke methode is vastgesteld, moeten de percentages van herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing nog steeds worden berekend overeenkomstig ISO-norm 22628:2002, zoals bepaald in Richtlijn 2005/64/EG.

13. Voertuigen moeten zodanig worden ontworpen en vervaardigd dat de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen wordt beperkt. In haar mededeling van 14 oktober 2020 getiteld “Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu” (de “strategie voor duurzame chemische stoffen”)13 heeft de Commissie verklaard dat zorgwekkende stoffen zoveel mogelijk moeten worden beperkt en vervangen, en dat het gebruik van de schadelijkste stoffen voor toepassingen die niet essentieel zijn voor de samenleving, met name in consumentenartikelen, geleidelijk tot nul moet worden teruggebracht. Bijgevolg moeten zorgwekkende stoffen als bestanddelen van in voertuigen gebruikte materialen of van de voertuigdelen of onderdelen van voertuigen zoveel mogelijk worden beperkt om ervoor te zorgen dat voertuigen, alsook uit voertuigen gerecycleerde materialen, gedurende hun gehele levenscyclus geen nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid of het milieu.

14. Richtlijn 2000/53/EG beperkt reeds het gebruik van lood, kwik, cadmium en zeswaardig chroom in voertuigen en voorziet in vrijstellingen, waarbij dergelijke stoffen in bepaalde toepassingen mogen worden gebruikt. Deze bestaande regels moeten in deze verordening worden overgenomen. Om de samenhang van de wetgeving inzake chemische stoffen te waarborgen, moeten beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van andere stoffen in voertuigen echter worden geregeld in Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad14. Evenzo moeten op grond van de bepalingen van Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad15 beperkingen op het gebruik van stoffen worden ingevoerd. Daarom mag deze verordening niet voorzien in de mogelijkheid om andere stoffen dan lood, kwik, cadmium en zeswaardig chroom in voertuigen te beperken.

15. Richtlijn 2000/53/EG voorziet in vrijstellingen van de beperkingen op het gebruik van lood en cadmium in batterijen die in voertuigen worden gebruikt, die in deze verordening worden overgenomen. Het gebruik van stoffen in batterijen is echter uitgebreid gereguleerd in Verordening (EU) nr. 2023/[batterijen] van het Europees Parlement en de Raad16. Derhalve moeten dergelijke stoffen worden aangepakt en moeten de beperkingen ervan en de daarmee verband houdende vrijstellingen, naargelang het geval, uiteindelijk naar die verordening worden overgedragen en mogen zij niet in deze verordening worden geregeld. Voordat dergelijke beperkingen op grond van Verordening (EU) nr. 2023/[batterijen] worden ingevoerd, moet in het kader van die verordening een uitgebreide beoordeling worden uitgevoerd om na te gaan of en binnen welk toepassingsgebied nog een vrijstelling vereist is.

16. Om rekening te houden met de wetenschappelijke en technische vooruitgang, moet aan de Commissie nog steeds de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het wijzigen van vrijstellingen van beperkingen op het gebruik van lood, kwik, cadmium en zeswaardig chroom in voertuigen uit hoofde van deze verordening. De wijziging of schrapping van dergelijke vrijstellingen moet worden voorafgegaan door een beoordeling van de sociaal-economische gevolgen van een dergelijke wijziging, waarin Richtlijn 2000/53/EG niet voorziet, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van alternatieve stoffen en de gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu gedurende de levenscyclus van voertuigen. Met het oog op een doeltreffende besluitvorming, coördinatie en beheer van de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van de wijziging van deze verordening met betrekking tot beperkingen op het gebruik van stoffen in voertuigen, moet het Europees Agentschap voor chemische stoffen de Commissie bij deze beoordeling bijstaan.

17. Om de circulariteit in de automobielsector te vergroten, moeten voertuigen geleidelijk worden ontworpen en vervaardigd op een wijze waarbij gerecycleerde materialen in plaats van primaire grondstoffen worden betrokken. Het gebruik van gerecycleerde materialen maakt het mogelijk materialen op een hulpbronnenefficiëntere wijze te gebruiken, maakt de productie koolstofvrij en vermindert de negatieve milieueffecten van het gebruik van primaire grondstoffen. Een grotere circulariteit voor in derde landen vervaardigde voertuigen die in de Unie in de handel worden gebracht, zal ook bijdragen tot de vermindering van de broeikasgasemissies in de hele wereld, met inbegrip van de Unie. Circulariteit vermindert ook de afhankelijkheid van grondstoffen en energie in verband met de aanvoer van primaire grondstoffen en versterkt tegelijkertijd de markt voor secundaire grondstoffen. Hoewel er geen voorschriften zijn voor het gebruik van gerecycleerd materiaal op mondiaal niveau, hebben veel fabrikanten al gerecycleerde materialen in hun voertuigen verwerkt. De vaststelling van streefcijfers en eenvormige bepalingen voor het berekenen van het gehalte aan gerecycleerd materiaal zal rechtszekerheid bieden en bijdragen tot eerlijke concurrentie tussen fabrikanten. De voorschriften zullen van toepassing zijn op alle fabrikanten die voornemens zijn voertuigen in de Unie in de handel te brengen, ongeacht waar zij zijn gevestigd. Gezien het belang van mondiale waardeketens in de automobielsector, moet de verordening het mogelijk maken secundaire grondstoffen van buiten de Unie te betrekken.

18. Gezien het lage recyclingpercentage voor kunststoffen, met name uit autowrakken, en de algemene negatieve gevolgen van andere vormen van verwerking van kunststofafval, is het passend het gebruik van gerecycleerde kunststoffen in voertuigen te verhogen. Daartoe moet voor nieuwe voertuigen een verplicht streefcijfer worden opgenomen voor kunststoffen die uit afval na consumptie worden gerecycleerd. Bijgevolg moet elk voertuigtype 25 % kunststof bevatten dat uit kunststofafval na consumptie is gerecycleerd. Van dit streefcijfer voor het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen moet 25 % worden bereikt door kunststoffen op te nemen die zijn gerecycleerd uit autowrakken van het betrokken voertuigtype. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verplichting te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een methode vast te stellen voor het berekenen en verifiëren van het aandeel kunststoffen dat wordt teruggewonnen uit afval na consumptie, respectievelijk uit autowrakken, en dat aanwezig en verwerkt is in het voertuigtype.

19. De automobielsector is een van de grootste gebruikers van staal en het huidige gebruik van gerecycleerd staal in nieuwe voertuigen blijft laag. Om bij te dragen tot het verkleinen van de koolstofvoetafdruk in verband met de productie van nieuwe voertuigen en om de overgang van de automobielindustrie naar klimaatneutraliteit te ondersteunen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot het vaststellen van een minimumaandeel staal dat uit staalafval na consumptie wordt gerecycleerd om in voertuigtypen te worden verwerkt. De vaststelling van een toekomstig streefcijfer moet worden voorafgegaan door een specifieke studie door de Commissie over alle relevante technische, ecologische en economische factoren die verband houden met de haalbaarheid van een dergelijk streefcijfer. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verplichting te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een methode vast te stellen voor het berekenen en verifiëren van het aandeel staal dat wordt teruggewonnen uit staalafval na consumptie en dat aanwezig en verwerkt is in het voertuigtype.

20. Er bestaan mogelijkheden om meer gebruik te maken van gerecycleerd materiaal in voertuigen voor andere materialen die gewoonlijk worden gebruikt door de automobielindustrie, waarvoor de markten voor secundaire grondstoffen onderontwikkeld zijn, de voetafdruk in verband met de productie van primaire grondstoffen groot is of de recyclingniveaus gering zijn, terwijl de scheidings- en recyclingtechnologieën steeds beter worden. Het is derhalve passend dat de Commissie de wenselijkheid, de haalbaarheid en de effecten beoordeelt van de vaststelling van streefcijfers voor het gehalte aan gerecycleerd neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, samarium, boor dat wordt gebruikt in permanente magneten alsook voor aluminium en aluminiumlegeringen, of magnesium en magnesiumlegeringen. Met het oog op de haalbaarheid van het eventueel vaststellen van streefcijfers voor specifieke soorten aluminium- en magnesiumlegeringen moet in de studie aandacht worden besteed aan het afstemmen van de vraag met het secundair aanbod in het algemeen en moet in het bijzonder de afweging worden onderzocht tussen enerzijds maximaal voordeel halen uit schaalvoordelen door een minimumaantal families van legeringen vast te stellen en anderzijds maximaal voordeel halen uit waardebehoud door sortering in een breder scala van specifieke soorten legeringen.

21. Om de onderontwikkelde markten voor secundaire grondstoffen een impuls te geven, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van een minimumaandeel aluminium en aluminiumlegeringen, magnesium en magnesiumlegeringen, neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, samarium of boor dat wordt gerecycleerd uit afval na consumptie dat aanwezig is in en verwerkt wordt in de voertuigtypen. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verplichting te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een methode vast te stellen voor het berekenen en verifiëren van de aandelen gerecycleerde materialen uit afval na consumptie in voertuigtypen. De methode is nodig om de definities van schroot na consumptie en schroot vóór consumptie te verduidelijken. Dit is relevant om de verbetering van de kwaliteit en het behoud van waarde te stimuleren, met name voor fracties na consumptie. Om decarbonisatie door het gebruik van meer gerecycleerd materiaal te bevorderen, zijn duidelijke definities nodig om de recycling van schroot na consumptie te stimuleren en tegelijkertijd het gebruik van schroot vóór consumptie, dat doorgaans dezelfde koolstofvoetafdruk heeft als de primaire grondstof, tot een minimum te beperken.

22. In overeenstemming met de vereisten van Verordening (EU) [verordening kritieke grondstoffen] van het Europees Parlement en de Raad17 en gezien het feit dat het noodzakelijk is in deze verordening bepalingen vast te stellen inzake het gehalte aan gerecycleerd materiaal in voertuigen en inzake kritieke grondstoffen die worden gebruikt in voertuigdelen en onderdelen van voertuigen, moeten die bepalingen van toepassing zijn als de sectorspecifieke uitvoering van de bepalingen van Verordening (EU) [verordening kritieke grondstoffen]. Hierdoor zullen verschillende informatie-, etiketterings- en verwijderingsverplichtingen in het kader van de procedures van deze verordening worden gestroomlijnd en geïntegreerd met die voor andere voertuigdelen, onderdelen en materialen.

23. Om ervoor te zorgen dat batterijen worden gerecycleerd overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EU) 2023/[batterijen] en dat motoren voor elektrische voertuigen, die grote hoeveelheden zeldzame aardmetalen bevatten, ook kunnen worden vervangen en gerecycleerd, moeten ontwerpeisen voor nieuwe voertuigtypen worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat deze batterijen en motoren voor elektrische voertuigen tijdens elke fase van de levenscyclus van een voertuig gemakkelijk kunnen worden verwijderd door erkende verwerkingsinrichtingen of reparatie- en onderhoudsbedrijven. Om rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van deze verordening door herziening van de lijst van voertuigdelen en onderdelen die moeten worden ontworpen met het oog op de verwijdering en vervanging uit voertuigen. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze ontwerpvereiste, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

24. Het in Verordening (EU) 2018/858 vastgestelde typegoedkeuringsstelsel verplicht fabrikanten ertoe hun voertuigen, systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden conform een goedgekeurd voertuigtype te bouwen. Om ervoor te zorgen dat fabrikanten voldoen aan de circulariteitseisen die op hen van toepassing zijn in de typegoedkeuringsfase en die in deze verordening zijn vastgesteld, en dat typegoedkeuringsinstanties de naleving kunnen controleren, moeten fabrikanten de voor de typegoedkeuringsprocedure vereiste informatie in het informatiedossier opnemen. Om de transparantie te vergroten en ervoor te zorgen dat de vereiste typegoedkeuringsinformatie wordt ingediend op een wijze die in overeenstemming is met de voorschriften in andere wetgeving inzake typegoedkeuringsvoorschriften voor voertuigen, moet de Commissie de in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/68318 van de Commissie vastgestelde regels wijzigen waarmee de in het informatiedossier op te nemen documenten en informatie worden gestandaardiseerd en aldus de administratieve voorschriften voor typegoedkeuring worden gespecificeerd.

25. Om ervoor te zorgen dat fabrikanten van personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen maatregelen nemen om te waarborgen dat zij voldoen aan de circulariteitseisen uit hoofde van deze verordening, en om hen te stimuleren de circulariteit van de voertuigtypen die zij in de handel brengen te verbeteren, moeten zij voor elk nieuw type een alomvattende strategie inzake circulariteit opstellen en deze aan de typegoedkeuringsinstantie voorleggen. Deze strategie moet zijn gebaseerd op beproefde technologieën die beschikbaar zijn of worden ontwikkeld op het moment dat de typegoedkeuring van het voertuig wordt aangevraagd, en moet periodiek worden bijgewerkt. De Commissie moet regelmatig verslag uitbrengen over de circulariteit van de automobielsector op basis van de door de fabrikanten verstrekte strategieën inzake circulariteit. Teneinde rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang bij de vervaardiging van voertuigen en het beheer van autowrakken, marktontwikkelingen in de automobielsector en wijzigingen in de regelgeving, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de bijlage met voorschriften voor de inhoud van de strategie inzake circulariteit en de actualiseringen daarvan.

26. Om de transparantie over het gebruik van gerecycleerde materialen in de automobielsector te vergroten en stimulansen te bieden om het gehalte aan gerecycleerd materiaal te verhogen, moeten voertuigfabrikanten worden verplicht technische documentatie te verstrekken waaruit blijkt welk percentage gerecycleerde materialen aanwezig is in nieuwe voertuigtypen waarvoor typegoedkeuring wordt aangevraagd. Deze eis moet gelden voor een selectie van materialen waarvoor een toename van het gehalte aan gerecycleerd materiaal in voertuigen aanzienlijke milieuvoordelen zou opleveren. De verplichte verklaring moet samen met andere documenten bij de typegoedkeuringsinstantie worden ingediend in het kader van de typegoedkeuringsaanvraag.

27. Toegang tot actuele informatie en tijdige communicatie tussen voertuigfabrikanten en afvalverwerkers in de gehele waardeketen van de automobielsector zijn van essentieel belang om het hergebruiken, reviseren en refurbishen van voertuigdelen en onderdelen van een voertuig te maximaliseren en de hoogwaardige recycling van autowrakken te waarborgen. Daarom moeten fabrikanten afvalverwerkers en reparatie- en onderhoudsbedrijven onbeperkte, gestandaardiseerde en niet-discriminerende toegang bieden tot informatie die de veilige verwijdering en vervanging van bepaalde voertuigdelen. onderdelen en materialen in een voertuig mogelijk maakt. De informatie moet de afvalverwerkers en reparatie- en onderhoudsbedrijven bij de stappen begeleiden en hun duidelijke instructies geven over het gebruik van gereedschappen of technologieën die nodig zijn om batterijen voor elektrische voertuigen te bereiken en te verwijderen, met inbegrip van de gereedschappen of technologieën waarmee die batterijen veilig kunnen worden ontladen, alsook motoren voor elektrische voertuigen. Deze informatie moet ook helpen bij het identificeren, lokaliseren en verwijderen van de voertuigdelen, onderdelen en materialen waaruit vóór het shredderen gevaarlijke afvalstoffen moeten worden verwijderd en die vóór het shredderen uit het voertuig moeten worden verwijderd, alsook van voertuigdelen en onderdelen die de kritieke grondstoffen in permanente magneten bevatten als bedoeld in Verordening (EU) [verordening kritieke grondstoffen]. Dit moet gebeuren via door fabrikanten opgezette communicatieplatforms en de informatie moet kosteloos worden verstrekt, exclusief administratieve kosten. De typegoedkeuringsinstanties moeten nagaan of de vereiste informatie door de fabrikanten is ingediend. Teneinde de reikwijdte van de door de fabrikanten aan de afvalverwerkers en reparatie- en onderhoudsbedrijven te verstrekken informatie regelmatig bij te werken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bijlage V.

28. Hoewel digitale codering steeds vaker wordt gebruikt om verschillende voertuigdelen en onderdelen in voertuigen te controleren, is uit de evaluatie van Richtlijn 2000/53/EG gebleken dat een dergelijke codering de mogelijkheden voor het hergebruiken, reviseren en refurbishen van bepaalde voertuigdelen en onderdelen kan belemmeren. Het is daarom van essentieel belang dat van voertuigfabrikanten wordt verlangd dat zij informatie verstrekken aan de hand waarvan professionele afvalverwerkers problemen kunnen oplossen die zich voordoen met deze digitaal gecodeerde voertuigdelen en onderdelen in een voertuig, wanneer deze codering reparatie-, onderhouds- of vervangingswerkzaamheden aan een ander voertuig verhindert.

29. Fabrikanten en hun leveranciers moeten de aanvankelijk bij Beschikking 2003/138/EG van de Commissie19 vastgestelde coderingsnormen voor onderdelen en materialen gebruiken voor de etikettering en identificatie van voertuigdelen, onderdelen en materialen van kunststof en elastomeer in voertuigen. Zij moeten ervoor zorgen dat alle voertuigdelen en onderdelen van voertuigen worden gemarkeerd overeenkomstig andere toepasselijke wetgeving van de Unie, met name wat betreft de etikettering van batterijen en van permanente magneten in de voertuigen die zij in de handel brengen. Teneinde rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bijlage VI, waarin wordt omschreven hoe voertuigdelen en onderdelen van voertuigen moeten worden geëtiketteerd.

30. Teneinde de verwerking van autowrakken te vergemakkelijken, moeten voertuigfabrikanten via digitale instrumenten accurate, volledige en actuele informatie verstrekken over de veilige verwijdering en vervanging van voertuigdelen en onderdelen. Derhalve moet een circulariteitspaspoort voor voertuigen worden ontwikkeld en beschikbaar worden gesteld als gegevensdrager voor dergelijke informatie, op een wijze die in overeenstemming is met andere digitale informatie-instrumenten en -platforms die in de automobielsector reeds bestaan of worden ontwikkeld met betrekking tot de milieuprestaties van voertuigen, en moet dat in overeenstemming worden gebracht met de overeenkomstige bepalingen van Verordening (EU) 2023 [batterijen], Verordening [ecologisch ontwerp] van het Europees Parlement en de Raad20 en Verordening [Euro 7] van het Europees Parlement en de Raad21. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de technische ontwerp- en exploitatie-eisen voor het paspoort vast te stellen evenals regels inzake de locatie van de gegevensdrager of een ander identificatiemiddel waarmee toegang tot het paspoort op het voertuig kan worden verkregen.

31. Teneinde ervoor te zorgen dat producenten en andere ondernemingen in alle lidstaten aan dezelfde regels moeten voldoen, moeten geharmoniseerde regels voor het afvalstoffenbeheer van autowrakken worden vastgesteld. Dit moet leiden tot een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu in de hele Unie. Het zou ook leiden tot een verdere harmonisatie van de kwaliteit van de afvalstoffenbeheerdiensten van ondernemingen en de werking van de markt voor secundaire grondstoffen vergemakkelijken.

32. Teneinde de veilige en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van autowrakken te waarborgen, moet elke inrichting of onderneming die voornemens is afvalverwerkingshandelingen voor deze voertuigen uit te voeren, een vergunning van de bevoegde autoriteit verkrijgen. De vergunning mag alleen worden verleend indien de inrichting of onderneming over de technische, financiële en organisatorische capaciteit beschikt die nodig is om de verwerkingshandelingen voor autowrakken uit te voeren op een wijze die voldoet aan de toepasselijke EU- en nationale wetgeving, met inbegrip van de in deze verordening vastgestelde specifieke verwerkingsvoorschriften. Bovendien moeten erkende verwerkingsinrichtingen bevoegd zijn om overeenkomstig deze verordening certificaten van vernietiging af te geven.

33. Richtlijn 2000/53/EG voorziet in een basisverplichting voor voertuigproducenten om een deel van de kosten van de inzameling van autowrakken te dragen. Voortbouwend op deze verplichting, in overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt en met de algemene minimumvereisten voor regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad22, is het passend op het niveau van de Unie voorschriften vast te stellen inzake de verantwoordelijkheden van voertuigfabrikanten met betrekking tot het beheer van autowrakken. Producenten moeten de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid dragen voor de voertuigen die zij in de handel hebben gebracht zodra deze voertuigen het einde van hun levensduur hebben bereikt. De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moet betrekking hebben op de verplichtingen om ervoor te zorgen dat de voertuigen die door de producenten op de markt van een lidstaat worden aangeboden, overeenkomstig deze verordening worden ingezameld en verwerkt en dat de afvalverwerkers die dergelijke voertuigen verwerken, voldoen aan de bij deze verordening vastgestelde streefcijfers inzake recycling.

34. Teneinde het toezicht op de naleving door producenten van hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te vergemakkelijken, moeten de lidstaten een register van producenten opzetten. Om de registratie te vergemakkelijken, moeten de registratievoorschriften in de hele Unie worden geharmoniseerd, met name wanneer producenten voertuigen in verschillende lidstaten beschikbaar stellen. Het register moet ook worden gebruikt om aan de bevoegde autoriteiten verslag uit te brengen over de uitvoering van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De kenmerken en procedurele aspecten van dit register moeten ook in overeenstemming zijn met het producentenregister dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2023/[OP: Batteries], om producenten van voertuigen en producenten van batterijen in staat te stellen één en hetzelfde register te gebruiken.

35. Indien de producent voertuigen voor het eerst op de markt aanbiedt op het grondgebied van een lidstaat waar de producent niet is gevestigd, moet de producent een aangewezen vertegenwoordiger voor de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid aanwijzen.

36. Producenten moeten kunnen kiezen of zij hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid individueel zullen nakomen of gezamenlijk, door middel van organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen de verantwoordelijkheid nemen. Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid moeten de vertrouwelijkheid waarborgen van de gegevens die hun door producenten worden verstrekt. Om ervoor te zorgen dat de belangen van alle ondernemingen naar behoren in aanmerking worden genomen en te voorkomen dat afvalverwerkers worden benadeeld bij de besluiten die worden genomen in het kader van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, moet ervoor worden gezorgd dat producenten en afvalverwerkers eerlijk worden vertegenwoordigd in de bestuursorganen van dergelijke organisaties.

37. De producenten moeten een deel financieren van de kosten voor de inzameling en verwerking van autowrakken die nodig zijn om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen, met name verplichtingen die erop gericht zijn een hogere kwaliteit van de uit voertuigen teruggewonnen secundaire grondstoffen te waarborgen. Bij het bepalen van het precieze niveau van de kosten van dergelijke activiteiten die door de producenten moeten worden gedragen, moet rekening worden gehouden met de inkomsten van erkende verwerkingsinrichtingen en andere afvalverwerkers die worden verkregen uit de verkoop van gebruikte reserveonderdelen of onderdelen en van secundaire grondstoffen die uit autowrakken worden teruggewonnen. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten, in samenwerking met producenten en afvalverwerkers, de gemiddelde kosten van inzameling, recycling en verwerking monitoren alsook de hoogte van de door de producenten betaalde financiële bijdragen om ervoor te zorgen dat de kosten eerlijk over alle belanghebbende ondernemingen worden verdeeld.

38. De financiële bijdragen van de producenten moeten ook de kosten dekken van voorlichtingscampagnes die gericht zijn op een betere inzameling van autowrakken, de instelling van een kennisgevingssysteem voor de afgifte en overdracht van certificaten van vernietiging en de verzameling en rapportage van gegevens aan de bevoegde autoriteiten. Al deze acties zijn onontbeerlijk voor een goed beheer van autowrakken, met name voor het volgen van de voertuigen waarvoor de producenten overeenkomstig deze verordening verantwoordelijk zijn.

39. Producenten die ervoor kiezen hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid individueel na te komen, moeten ook een garantie bieden die moet worden gebruikt om de kosten van het autowrakkenbeheer te dekken. Van deze garanties kan met name worden gebruikgemaakt wanneer de betrokken producenten insolvent worden of hun activiteiten definitief stopzetten.

40. Indien een producent zijn verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid gezamenlijk met een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid uitoefent, moeten de door de producent betaalde financiële bijdragen worden gemoduleerd op basis van geharmoniseerde criteria. Dergelijke criteria moeten de fabrikanten economische stimulansen bieden om de circulariteit bij het ontwerp en de productie van nieuwe voertuigen te vergroten, rekening houdend met de hoeveelheid primaire en gerecycleerde materialen in een voertuig, de mate waarin het voertuig onderdelen, voertuigdelen en materialen bevat die moeilijk te verwijderen, te demonteren, te hergebruiken of te recycleren zijn, alsook de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die het bevat. Om verstoring van de eengemaakte markt te voorkomen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door nadere regels vast te stellen over de wijze waarop de criteria voor de modulatie van de aan organisaties voor producentenverantwoordelijkheid betaalde financiële bijdragen moeten worden toegepast.

41. Aangezien voertuigen vaak in een andere lidstaat autowrakken worden dan in de lidstaat waar zij voor het eerst werden ingeschreven, moeten regels inzake grensoverschrijdende uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden ingevoerd. Deze regels moeten ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheid van de producent de inzamelings- en verwerkingskosten die de afvalverwerkers maken in de lidstaat waar het voertuig een autowrak wordt, naar behoren dekt. Daartoe moet de producent in elke lidstaat een vertegenwoordiger aanwijzen voor de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en mechanismen opzetten voor grensoverschrijdende samenwerking met relevante afvalverwerkers. De invoering van een dergelijk mechanisme helpt een gelijk speelveld te creëren tussen de erkende verwerkingsinrichtingen in de hele Unie en vergemakkelijkt de ontwikkeling van Uniebrede benaderingen in het geval van individuele producentenverantwoordelijkheid.

42. Om de naleving van deze verplichtingen te waarborgen en verstoring van de eengemaakte markt te voorkomen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van nadere regels inzake de verplichtingen van de producenten, de lidstaten en de afvalverwerkers en de kenmerken van de grensoverschrijdende mechanismen.

43. Een essentiële voorwaarde voor de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van autowrakken is dat alle autowrakken worden ingezameld. Derhalve moeten bij deze verordening bepaalde verplichtingen in verband met de inzameling in de eerste plaats aan de producenten en in de tweede plaats aan de lidstaten worden opgelegd. De producenten moeten de inzamelingssystemen opzetten of eraan deelnemen, en de lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de systemen aanwezig zijn en dat deze systemen het mogelijk maken de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken. De inzamelingssystemen moeten voertuigeigenaren en andere houders van voertuigen in staat stellen het voertuig zonder onnodige inspanningen of kosten aan een erkende inrichting over te dragen. Dit betekent in de praktijk dat dergelijke systemen op passende wijze het gehele grondgebied van elke lidstaat moeten bestrijken. Die systemen moeten het ook mogelijk maken om alle merken autowrakken en afgedankte voertuigdelen die afkomstig zijn uit de reparatie van voertuigen in te zamelen.

44. Autowrakken mogen alleen in erkende verwerkingsinrichtingen worden verwerkt en daarom spelen dergelijke inrichtingen een cruciale rol bij de inzameling van autowrakken. Om de inzameling te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat er voldoende inrichtingen voor de inzameling van autowrakken beschikbaar zijn, voorziet deze verordening in de mogelijkheid om inzamelpunten op te richten. De rol van dergelijke punten zou beperkt blijven tot de inzameling van autowrakken, de opslag van autowrakken onder correcte omstandigheden en het vervoer van autowrakken naar de erkende verwerkingsinrichting. Voor de exploitatie van een dergelijk punt is een specifieke vergunning vereist. Inzamelpunten moeten ertoe worden verplicht alle ingezamelde autowrakken aan erkende verwerkingsinrichtingen over te dragen.

45. Om alle autowrakken op doeltreffende wijze in te zamelen, moet het publiek op de hoogte worden gebracht van het bestaan van inzamelingssystemen. Voertuigeigenaren moeten ervan op de hoogte zijn dat zij in beginsel een autowrak, met of zonder de batterij voor elektrische voertuigen, kosteloos kunnen overdragen aan een inzamelpunt of een erkende verwerkingsinrichting. In de voorlichtingscampagne van producenten of organisaties voor producentenverantwoordelijkheid moeten ook de gevolgen van onjuiste inzameling en verwerking van autowrakken voor het milieu en voor de menselijke gezondheid aan bod komen.

46. De erkende verwerkingsinrichting moet een certificaat van vernietiging afgeven om te documenteren dat een autowrak is verwerkt. Dit is noodzakelijk om een adequaat toezicht op het beheer van autowrakken te waarborgen. De minimumeisen voor dit certificaat zijn momenteel vastgesteld bij Beschikking 2002/151/EG van de Commissie23 en de inhoud van deze beschikking moet met de nodige aanpassingen in deze verordening worden opgenomen. Dit certificaat moet in elektronische vorm worden afgegeven en aan de laatste eigenaar van een autowrak worden verstrekt en vervolgens door de erkende verwerkingsinrichtingen en de laatste eigenaar worden doorgestuurd naar de betrokken autoriteiten van de lidstaat, aangezien het moet worden overhandigd om de inschrijving van een voertuig te kunnen annuleren. Via het elektronische kennisgevingssysteem moet zowel het document ter bevestiging van de inzameling van het autowrak als het certificaat van vernietiging kunnen worden doorgezonden.

47. Ondanks de verplichting uit hoofde van Richtlijn 2000/53/EG om alle autowrakken voor verwerking over te dragen aan een erkende verwerkingsinrichting, is er een zeer aanzienlijk aandeel voertuigen waarvan niet bekend is waar ze zich bevinden en die mogelijk illegaal zijn verwerkt of uitgevoerd als autowrakken, of waarvan de status niet naar behoren is gemeld aan de registratiediensten van de lidstaten. Dergelijke voertuigen worden “vermiste voertuigen” genoemd. De lidstaten moeten beter samenwerken om het aantal vermiste voertuigen te verminderen. De erkenning van in een andere lidstaat afgegeven certificaten van vernietiging en de verplichting om de autoriteiten van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven ervan in kennis te stellen dat een certificaat van vernietiging wordt afgegeven, moeten ervoor zorgen dat beter kan worden getraceerd waar de autowrakken zich bevinden.

48. Om een doeltreffende inzameling van autowrakken te waarborgen, moeten aan voertuigeigenaren uitdrukkelijke verplichtingen worden opgelegd. Zij moeten hun voertuig, wanneer dit het einde van de levensduur bereikt, overdragen aan inzamelpunten of erkende verwerkingsinrichtingen en het certificaat van vernietiging aan de registratiediensten overleggen om de inschrijving van hun voertuig te annuleren.

49. Om een uniforme en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van autowrakken in de Unie te waarborgen, is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat de erkende verwerkingsinrichtingen alle autowrakken en afgedankte voertuigdelen, onderdelen en materialen, met inbegrip van afgedankte voertuigdelen die afkomstig zijn uit reparaties van voertuigen, aanvaarden en verwerken in overeenstemming met de voorwaarden van hun vergunningen en met de voorschriften van deze verordening, de beste beschikbare technieken en Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad24.

50. Gezien de sleutelrol van erkende verwerkingsinrichtingen bij het beheer van autowrakken op een wijze die geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu of de menselijke gezondheid en bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake de circulaire economie van de Unie, moeten verplichtingen worden vastgesteld die op dergelijke inrichtingen van toepassing zijn en betrekking hebben op al hun activiteiten, van de aanvaarding en de opslag van een autowrak tot de definitieve verwerking ervan.

51. Om de traceerbaarheid van hun activiteiten te waarborgen, moeten erkende verwerkingsinrichtingen de uitgevoerde verwerkingshandelingen documenteren en de registratie gedurende ten minste drie jaar elektronisch opslaan en deze op verzoek aan de bevoegde nationale autoriteiten kunnen voorleggen.

52. De verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen uit een autowrak is de eerste stap om schade aan het milieu en aan de menselijke gezondheid alsook risico’s voor de veiligheid op het werk te voorkomen. Het is dan ook van essentieel belang dat gevaarlijke afvalstoffen na de overdracht van een autowrak aan de erkende verwerkingsinrichting zo snel mogelijk uit het autowrak worden verwijderd, voordat het afgedankte voertuig verder wordt verwerkt. In deze fase moet afgewerkte olie gescheiden van de andere vloeistoffen worden ingezameld en opgeslagen en verder worden verwerkt overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG. Bovendien moeten de voertuigdelen, onderdelen en materialen die lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom bevatten, uit het autowrak worden verwijderd om nadelige gevolgen voor de mens of het milieu te voorkomen.

53. Met het oog op een correcte uitvoering van Verordening (EU) 2023/[OP: Batteries Regulation] moeten alle in voertuigen ingebouwde batterijen afzonderlijk uit een autowrak worden verwijderd en op een aangewezen plaats worden opgeslagen voor verdere verwerking.

54. Om het potentieel van het hergebruiken, reviseren en refurbishen van voertuigdelen en onderdelen te maximaliseren en een hoge waarde te behouden voor de secundaire materialen die afkomstig zijn van autowrakken, moeten bepaalde voertuigdelen en onderdelen vóór het shredderen verplicht uit een autowrak worden verwijderd. De betrokken voertuigdelen en onderdelen moeten worden verwijderd door middel van handmatige demontage of semi-automatische demontage. Om de vooruitgang op het gebied van technologieën voor demontage, sortering, shredderen en post-shredderen vooruit te helpen, moet het mogelijk zijn om in bepaalde uitzonderlijke gevallen af te wijken van de eis inzake verplichte verwijdering van voertuigdelen en onderdelen. Er moet worden aangetoond dat de betrokken voertuigdelen en onderdelen met die technologieën even doeltreffend kunnen worden verwijderd als op handmatige of semi-automatische wijze en zonder dat de kwaliteit van de resulterende verwerkingsfracties wordt aangetast. Om rekening te kunnen houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bijlage VII.

55. Zodra de erkende verwerkingsinrichtingen voertuigdelen en onderdelen uit een autowrak hebben verwijderd, moeten zij zorgvuldig beoordelen en bepalen of die voertuigdelen en onderdelen geschikt zijn voor hergebruik, revisie of refurbishen, op basis van objectieve criteria die verband houden met de technische kenmerken van de voertuigdelen en onderdelen en met de voorschriften inzake de veiligheid van voertuigen.

56. Verordening (EU) 2023/[batterijen] bevat regels voor de duurzaamheid, prestaties, veiligheid, inzameling, recycling en het tweede leven van batterijen en voor informatie over de verwijdering van batterijen voor ondernemingen. In deze verordening moet rekening worden gehouden met het potentieel voor een tweede leven van batterijen door batterijen voor elektrische voertuigen uit te sluiten van de essentiële voertuigdelen en onderdelen, zodat het voertuig kosteloos voor verwerking kan worden overgedragen, zonder de batterij voor elektrische voertuigen.

57. Gezien de mogelijkheden voor revisie en refurbishen in de automobielsector en de bijdrage daarvan aan de circulaire economie, is het noodzakelijk juridische duidelijkheid te verschaffen aan de ondernemingen die in deze sector werkzaam zijn. Daarom moet worden verduidelijkt dat uit een autowrak verwijderde voertuigdelen en onderdelen die geschikt zijn voor hergebruik, revisie of refurbishen, niet als afval mogen worden beschouwd. Dit is noodzakelijk om de overbrenging, het vervoer of elke andere overdracht van dergelijke voertuigdelen en onderdelen te vergemakkelijken. De bevoegde nationale autoriteiten moeten in staat zijn documentatie op te vragen bij de erkende verwerkingsinrichting die het betrokken voertuigdeel of onderdeel heeft verwijderd, die door middel van een specifieke beoordeling de technische geschiktheid van de relevante voertuigdelen en onderdelen voor revisie, refurbishen of hergebruik bevestigt.

58. De Commissie heeft in haar evaluatie van Richtlijn 2000/53/EG vastgesteld dat gebruikte reserveonderdelen en onderdelen door niet-geïdentificeerde aanbieders aan het publiek worden aangeboden en vaak van illegale activiteiten afkomstig zijn. Daarom moeten nieuwe voorschriften worden vastgesteld voor de handel in gebruikte, gereviseerde of refurbished voertuigdelen en onderdelen. Op deze voertuigdelen en onderdelen moet in de eerste plaats een etiket worden aangebracht met vermelding van het voertuigidentificatienummer van het voertuig waaruit het voertuigdeel of onderdeel is verwijderd en de gegevens van de onderneming die ze heeft verwijderd, en ze moeten vergezeld gaan van een garantie.

59. In het belang van de verkeersveiligheid en de bescherming van het milieu mogen bepaalde onderdelen en voertuigdelen die uit autowrakken zijn verwijderd niet worden hergebruikt, gereviseerd of gerefurbisht. Dergelijke voertuigdelen en onderdelen mogen niet worden gebruikt voor de bouw van nieuwe voertuigen, noch in voertuigen die reeds in de handel zijn gebracht.

60. Ter bevordering van de ontwikkeling en goede werking van de markt voor herbruikbare, refurbished en gereviseerde voertuigdelen en onderdelen in de Unie, moeten de lidstaten worden aangemoedigd om op nationaal niveau de nodige stimulansen te bieden om het hergebruiken, refurbishen en reviseren van voertuigdelen en onderdelen te bevorderen, ongeacht of deze tijdens de gebruiksfase of aan het einde van de levensduur van een voertuig worden verwijderd. De Commissie moet de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten vergemakkelijken door hun beste praktijken inzake de op nationaal niveau geboden stimulansen uit te wisselen, om de doeltreffendheid ervan te monitoren.

61. De Commissie heeft in haar evaluatie van Richtlijn 2000/53/EG vastgesteld dat de definitie van recycling in die richtlijn te ruim is en niet in overeenstemming is met Richtlijn 2008/98/EG, aangezien “opvulling” daarin als een recyclinghandeling wordt beschouwd. Daarom moet in de verordening de definitie van recycling in overeenstemming worden gebracht met Richtlijn 2008/98/EG en opvulling van het toepassingsgebied ervan worden uitgesloten.

62. De recycling van alle kunststoffen uit autowrakken moet voortdurend worden verbeterd, en het is belangrijk te zorgen voor voldoende aanvoer van gerecycleerde materialen om te voldoen aan de vraag naar gerecycleerde kunststoffen in voertuigen. Daarom moet een specifiek streefcijfer voor de recycling van 30 % kunststoffen uit autowrakken worden vastgesteld. Dit streefcijfer zou een aanvulling vormen op de streefcijfers voor autowrakken (85 %) en voor hergebruik en nuttige toepassing (95 %) van autowrakken, als percentage van het gemiddelde voertuiggewicht op jaarbasis. Om de uitvoering van deze voorschriften door afvalverwerkers te vergemakkelijken, is een overgangsperiode van drie jaar nodig. Ondertussen moeten de huidige streefcijfers voor hergebruik en recycling (85 %) en hergebruik en nuttige toepassing (95 %) van autowrakken, zoals vastgesteld in Richtlijn 2000/53/EG en gebaseerd op de definitie van recycling in die richtlijn, van toepassing blijven.

63. Het is belangrijk de nuttige toepassing van hoogwaardige secundaire materialen te vergroten door de shredderprocessen van autowrakken te verbeteren. Daarom mogen autowrakken en de voertuigdelen, onderdelen en materialen ervan niet samen met verpakkingsafval en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in een shredder worden verwerkt, met name om de scheiding van koper en staalfracties te verbeteren.

64. Om de verwerkingskwaliteit van autowrakken verder te verbeteren, zou het niet mogelijk moeten zijn om van geshredderde autowrakken afkomstige afvalfracties te storten, die niet-inerte afvalstoffen bevatten en niet worden verwerkt door middel van post-shreddertechnologie.

65. Autowrakken worden ingedeeld als gevaarlijk afval en mogen niet worden uitgevoerd naar landen die geen lid zijn van de OESO. Autowrakken waaruit gevaarlijke afvalstoffen zijn verwijderd, mogen nog buiten de Unie worden verwerkt, mits zij overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1013/2006 worden verscheept.

66. Indien een autowrak vanuit de Unie naar een derde land wordt overgebracht, moet de exporteur door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming goedgekeurde bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat de verwerkingsomstandigheden in grote lijnen gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze verordening en aan de voorschriften inzake de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu die zijn vastgesteld in andere wetgeving van de Unie, in overeenstemming met Verordening (EU) [nieuwe verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen].

67. Om ervoor te zorgen dat autowrakken op een ecologisch duurzame manier worden verwerkt, is het belangrijk duidelijkheid te verschaffen over de status van een voertuig gedurende zijn levensduur, met name in situaties waarin een onderscheid moet worden gemaakt tussen gebruikte voertuigen en autowrakken. Een voertuigeigenaar die voornemens is de eigendom van een gebruikt voertuig over te dragen, moet met name worden verplicht aan te tonen dat het voertuig geen autowrak is. Om de status van een gebruikt voertuig te controleren, moeten de voertuigeigenaar, andere ondernemingen en bevoegde autoriteiten nagaan of aan bepaalde criteria is voldaan om te bepalen of het betrokken voertuig al dan niet een autowrak is. Om rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bijlage I tot vaststelling van de criteria om te bepalen wanneer een voertuig een autowrak is .

68. In het EU-actieplan “Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul”25 werd benadrukt dat de Commissie nieuwe maatregelen moet voorstellen om de externe milieuvoetafdruk van de Unie in verband met de uitvoer van autowrakken en gebruikte voertuigen aan te pakken. Rekening houdend met het feit dat de uitvoer van gebruikte voertuigen belangrijke uitdagingen op het gebied van milieu en volksgezondheid met zich meebrengt, zoals gedocumenteerd in het Milieuprogramma van de VN26, en dat de Unie wereldwijd de grootste exporteur van gebruikte voertuigen is, moeten op het niveau van de Unie specifieke voorschriften worden vastgesteld voor de uitvoer van gebruikte voertuigen [vanuit de Unie]. De voorschriften moeten zijn gebaseerd op objectieve criteria op grond waarvan een gebruikt voertuig geen autowrak is en overeenkomstig Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad27 technisch voor het verkeer geschikt is. Dit moet ervoor zorgen dat alleen tweedehands voertuigen die geschikt zijn om op de wegen van de Unie te worden gebruikt, naar een derde land kunnen worden uitgevoerd, waardoor het risico wordt beperkt dat de uitvoer van gebruikte voertuigen uit de Unie bijdraagt tot luchtverontreiniging of verkeersongevallen in derde landen. Om de douaneautoriteiten in staat te stellen na te gaan of bij uitvoer aan die voorschriften wordt voldaan, moet elke persoon die een gebruikt voertuig uitvoert ertoe worden verplicht die autoriteiten het voertuigidentificatienummer en een verklaring te verstrekken waarin wordt bevestigd dat het gebruikte voertuig geen autowrak is en geacht wordt technisch geschikt te zijn voor het verkeer.

69. Het is belangrijk een mechanisme in te stellen waarmee de conformiteit van gebruikte voertuigen met de uitvoervoorschriften doeltreffend kan worden gecontroleerd zonder de handel tussen de Unie en derde landen te belemmeren. Daarom moet de Commissie een elektronisch systeem opzetten dat de autoriteiten in de lidstaten in staat stelt in real time informatie uit te wisselen over het voertuigidentificatienummer en de technische controles van de uit te voeren gebruikte voertuigen. Gezien de bestaande kenmerken en functionaliteiten in verband met het delen, tussen voertuigregistratiediensten, van informatie over in de Unie ingeschreven voertuigen, heeft de Commissie een platform voor het uitwisselen van berichten, de MOVE-HUB, ontwikkeld om de nationale elektronische registers van de lidstaten met elkaar te verbinden. Het platform zorgt momenteel voor de onderlinge koppeling van de registers van wegvervoerondernemingen (European Registers of Road Transport Undertakings — ERRU), de registers van het informatiesysteem voor rijbewijzen (RESPER), de onderlinge koppeling van de registers van de beroepsopleiding van bestuurders (ProDriveNet), de melding van storingen bij voertuigcontroles langs de weg (RSI), en de onderlinge koppeling van de registers van tachograafkaarten (TACHOnet). Daarom moeten de functionaliteiten van de MOVE-HUB verder worden uitgebreid om de uitwisseling van informatie over het voertuigidentificatienummer en de resultaten van technische controles van uit te voeren gebruikte voertuigen mogelijk te maken. Om de douane in staat te stellen elektronisch en automatisch na te gaan of een voor uitvoer bestemd gebruikt voertuig aan de uitvoervoorschriften voldoet, moet het door de MOVE-HUB geëxploiteerde elektronische systeem worden gekoppeld aan de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane, overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad28. Die verordening voorziet in een alomvattend kader voor geautomatiseerde controles, die van toepassing zijn op een specifieke niet-douanegerelateerde Unieformaliteit. Daarom moeten in deze verordening de belangrijkste te controleren elementen worden vastgesteld, terwijl de technische aspecten van de uitvoering van deze controle in Verordening (EU) 2022/2399 worden vastgelegd.

70. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van uitvoervoorschriften te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de nodige elektronische systemen te ontwikkelen en ze operationeel te maken met nationale systemen.

71. De lidstaten moeten met elkaar samenwerken om ervoor te zorgen dat de voorschriften voor de export van gebruikte voertuigen op doeltreffende wijze worden uitgevoerd en om wederzijdse bijstand te verlenen. Deze bijstand moet onder meer de uitwisseling van informatie omvatten om de status van voertuigen voorafgaand aan de uitvoer ervan te verifiëren, en ook moeten inschrijvingsgegevens in de lidstaat waar de voertuigen eerder waren ingeschreven worden bevestigd. Met het oog op een uitgebreide samenwerking moeten de lidstaten voorts samenwerken met autoriteiten in derde landen.

72. Het is belangrijk dat douaneautoriteiten controles kunnen verrichten op gebruikte voertuigen die worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad29. Een aanzienlijk deel van de gebruikte voertuigen die de Unie verlaten, is bestemd voor landen waar invoervoorschriften zijn vastgesteld of kunnen worden vastgesteld, zoals voorschriften met betrekking tot de leeftijd van het voertuig of de emissies ervan. Het is belangrijk dat de douaneautoriteiten elektronisch en automatisch, via de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane, kunnen controleren of een voor uitvoer bestemd gebruikt voertuig aan die voorschriften voldoet, wanneer de informatie over deze voorschriften door de betrokken derde landen officieel aan de Commissie wordt meegedeeld. Met het oog op de bescherming van het milieu en de verkeersveiligheid in derde landen moet aan de Commissie de bevoegdheid te worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van deze voorschriften.

73. Om te voorkomen dat voertuigen worden uitgevoerd zonder de vereiste documenten waaruit het voertuigidentificatienummer en de technische controles van het voertuig blijken, en dat niet-naleving van de uitvoervoorschriften alleen wordt ontdekt wanneer het voertuig de Unie al heeft verlaten, mag de toepassing van de vereenvoudigde douaneprocedures van Verordening (EU) nr. 952/2013 niet worden toegestaan. Die procedures zouden douaneautoriteiten beletten controles in real time uit te voeren via de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane, waardoor het risico van inbreuken op de Unieregels inzake de uitvoer van gebruikte voertuigen zou toenemen.

74. In haar evaluatie van Richtlijn 2000/53/EG beschouwde de Commissie het ontbreken van voorschriften inzake verplichte inspecties als een tekortkoming van de richtlijn. Daarom moeten in deze verordening minimumeisen worden vastgesteld met betrekking tot de frequentie van de inspecties, het toepassingsgebied ervan en de kenmerken van de inrichtingen die aan dergelijke inspecties worden onderworpen. Daarmee zou het concurrentievermogen van de erkende verwerkingsinrichtingen ten opzichte van de illegale ondernemingen worden gewaarborgd en zou een voortdurende naleving van de vergunningsvoorwaarden en de voorschriften inzake de inzameling en verwerking van autowrakken worden verzekerd.

75. De inspecties moeten betrekking hebben op de naleving van de bepalingen inzake de uitvoer van gebruikte voertuigen en de verwerking van autowrakken. Elk jaar moeten de inspecties betrekking hebben op ten minste 10 % van de erkende verwerkingsinrichtingen en ondernemingen. Ook locaties van reparatie- en onderhoudsbedrijven moeten worden geïnspecteerd. Er moet worden benadrukt dat uit hoofde van deze verordening uitgevoerde inspecties een aanvulling moeten vormen op inspecties van de overbrenging van autowrakken, die uitvoerig zijn geregeld in Verordening [OP: new Waste Shipment Regulation].

76. De lidstaten moeten op nationaal en internationaal niveau samenwerkingsmechanismen opzetten, zodat inspecties op efficiënte wijze kunnen plaatsvinden. Dergelijke mechanismen moeten ervoor zorgen dat de voertuigregistratiegegevens kunnen worden uitgewisseld, die nodig zijn om de voertuigen te volgen en na te gaan of zij bij het bereiken van het einde van hun levensduur naar behoren zijn verwerkt.

77. De lidstaten moeten alle nodige handhavingsmaatregelen nemen om de illegale verwerking van autowrakken aan te pakken, om schade aan het milieu of de menselijke gezondheid als gevolg van dergelijke activiteiten te voorkomen. Inrichtingen of ondernemingen die zonder geldige vergunning autowrakken verwerken of die de in de vergunning vastgestelde voorwaarden of vereisten niet naleven, moeten derhalve aan sancties worden onderworpen. Ook andere maatregelen, zoals het intrekken van de vergunning of het opschorten van de activiteiten van een onderneming, moeten door de lidstaten worden overwogen om ervoor te zorgen dat deze verordening daadwerkelijk wordt nageleefd.

78. De lidstaten moeten regels voor sancties op inbreuken op deze verordening vaststellen en toezien op de uitvoering van die regels. De sancties moeten met name worden vastgesteld voor inbreuken op de bepalingen inzake de uitvoer van gebruikte voertuigen, de overdracht van autowrakken aan erkende verwerkingsinrichtingen of inzamelpunten en inzake de handel in gebruikte, gereviseerde of refurbished voertuigdelen en onderdelen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

79. Het vaststellen van rapportageverplichtingen is noodzakelijk om te zorgen voor een correcte uitvoering, monitoring en evaluatie van de wetgeving van de Unie en om de markten van actuele informatie over transparantie te voorzien. Correcte en geldige gegevens zijn voor de Commissie onmisbaar om te beoordelen of de in de verordening vervatte maatregelen naar behoren functioneren en om, waar nodig, verdere aanpassingen voor te stellen om te zorgen voor een milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van autowrakken of om de uitvoering van de verordening te stroomlijnen. Om de met rapportage verband houdende lasten te beperken, moeten alleen gegevens worden gerapporteerd die onmisbaar zijn voor de uitvoering van deze verordening en moet de rapportage worden vergemakkelijkt door middel van digitale instrumenten. Op basis van deze elementen moet worden aangegeven welke gegevens de ondernemingen aan de betrokken autoriteiten en welke gegevens de lidstaten aan de Commissie moeten rapporteren. Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de rapportagevoorschriften, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. In de uitvoeringshandelingen, die Beschikking 2005/293/EG van de Commissie30 moeten vervangen, moet ook een methode worden vastgesteld om de streefcijfers voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing te berekenen en na te gaan of die streefcijfers zijn bereikt.

80. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten spelen een belangrijke rol bij de controle op de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening met betrekking tot de inzameling en het beheer van autowrakken, met inbegrip van betere tracering door die autoriteiten van de plaats waar de voertuigen zich bevinden en de bestrijding van de illegale verwerking van autowrakken. De lidstaten moeten daarom vereisen dat afvalverwerkers en andere relevante ondernemingen de bevoegde autoriteiten gegevens verstrekken aan de hand waarvan zij beter toezicht kunnen houden op de uitvoering van de bepalingen inzake de inzameling en het beheer van autowrakken.

81. De uitvoeringsbevoegdheden die uit hoofde van deze verordening aan de Commissie worden overgedragen, moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad31.

82. Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen krachtens deze verordening is het van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven32. Om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

83. Bijlage II bij Verordening (EU) 2019/1020, die een lijst bevat van harmonisatiewetgeving van de Unie zonder bepalingen inzake sancties, moet worden gewijzigd om de Richtlijnen 2000/53/EG en 2005/64/EG van die lijst te schrappen, aangezien de huidige verordening sanctiebepalingen bevat.

84. Er moet voor worden gezorgd dat de bepalingen en voorschriften inzake typegoedkeuring van deze verordening tijdens de EU-typegoedkeuringsprocedure worden geverifieerd. Verordening (EU) 2018/858 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

85. Vermiste voertuigen worden erkend als een van de grootste problemen bij de uitvoering van Richtlijn 2000/53/EG. Het ontbreken van een efficiënt systeem voor de uitwisseling in real time van informatie tussen de lidstaten over de inschrijvingsstatus van voertuigen belemmert de traceerbaarheid en is aangemerkt als een reden voor het grote aantal “vermiste voertuigen” in de Unie. Om dit probleem aan te pakken, moet de Commissie een herziening voorstellen van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen33. Bij deze herziening moeten de lidstaten ertoe worden verplicht om voor voertuigen die op hun grondgebied zijn ingeschreven elektronisch gegevens te registreren aan de hand waarvan de redenen voor de annulering van een inschrijving van een voertuig naar behoren kunnen worden gedocumenteerd, met name wanneer een voertuig in een erkende verwerkingsinrichting als autowrak is verwerkt, in een andere lidstaat opnieuw wordt ingeschreven, naar een derde land buiten de Unie wordt uitgevoerd, of is gestolen. Om de illegale demontage of uitvoer van tijdelijk uitgeschreven voertuigen te voorkomen, moeten voertuigeigenaren bovendien worden verplicht alle wijzigingen in de eigendom van die voertuigen onverwijld bij de nationale voertuigregistratiedienst te melden. Deze wijzigingen vormen een aanvulling en bouwen voort op de bestaande voorschriften voor de lidstaten om gegevens over alle op hun grondgebied ingeschreven voertuigen elektronisch te registreren.

86. Gezien de noodzaak om een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen en rekening te houden met de wetenschappelijke vooruitgang, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de toepassing van deze verordening en de gevolgen ervan voor de werking van de eengemaakte markt en voor het milieu. De Commissie moet in haar verslag een evaluatie opnemen van de bepalingen inzake het ontwerp van nieuwe voertuigen, met inbegrip van de streefcijfers inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, het beheer van autowrakken, met inbegrip van de streefcijfers voor recycling, en inzake sancties, alsook een beoordeling van de noodzaak en haalbaarheid van een verdere uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening naar bepaalde voertuigen van categorie L, zware bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan. Deze beoordeling moet niet alleen gericht zijn op aspecten van de verwerking van autowrakken, maar ook op de relevantie en meerwaarde van het vaststellen van ontwerpeisen.

87. Het verslag van de Commissie moet ook een beoordeling bevatten van de maatregelen met betrekking tot het verstrekken van informatie over zorgwekkende stoffen in voertuigen en van de vraag of de traceerbaarheid van dergelijke stoffen moet worden verbeterd. Ook moet in het verslag worden beoordeeld of er maatregelen moeten worden genomen om de stoffen aan te pakken die van invloed kunnen zijn op de verwerking van voertuigen wanneer zij het einde van hun levensduur bereiken, om deze beter af te stemmen op Verordening (EU) [ecologisch ontwerp voor duurzame producten].

88. Ondernemingen moeten voldoende tijd krijgen om aan de verplichtingen van deze verordening te voldoen, en de lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de nodige administratieve infrastructuur voor de toepassing van deze verordening op te zetten. De toepassing van deze verordening moet daarom worden uitgesteld.

89. Om de lidstaten in staat te stellen de nodige administratieve maatregelen te nemen met betrekking tot het opzetten van inzamelingssystemen en tegelijkertijd de continuïteit voor ondernemingen en afvalverwerkers te behouden, moet de intrekking van Richtlijn 2000/53/EG worden uitgesteld.

90. Deze verordening houdt geen wijziging in van de regels inzake beperkingen op het gebruik van lood, kwik, cadmium en zeswaardig chroom in voertuigen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 2000/53/EG, noch van de vrijstellingen van die beperkingen. Zij bevat echter duidelijkere regels over de wijze waarop de naleving van deze beperkingen en van andere circulariteitseisen tijdens de typegoedkeuringsprocedure moet worden gecontroleerd. Om ervoor te zorgen dat fabrikanten voldoende tijd hebben om aan deze regels te voldoen, moet de toepassing ervan worden uitgesteld. Derhalve moeten de bepalingen van Richtlijn 2000/53/EG betreffende beperkingen op het gebruik van lood, kwik, cadmium en zeswaardig chroom van kracht blijven totdat die regels van toepassing worden, teneinde de continuïteit te waarborgen en ervoor te zorgen dat voertuigen die in de Unie in de handel worden gebracht dergelijke stoffen niet bevatten in andere gevallen dan bedoeld in die richtlijn.

91. Deze verordening bevat ook duidelijkere bepalingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid dan Richtlijn 2000/53/EG. Aangezien de invoering van dergelijke regelingen en de noodzakelijke nationale bepalingen inzake de verlening van vergunningen aan producenten en organisaties voor producentenverantwoordelijkheid enige tijd vergt, moet de toepassing van die bepalingen worden uitgesteld. De overeenkomstige bepalingen van Richtlijn 2000/53/EG moeten van kracht blijven totdat die bepalingen van toepassing worden, teneinde de continuïteit te waarborgen met betrekking tot de producenten die de kosten van de inzameling van autowrakken financieren.

92. Evenzo bevat deze verordening nieuwe voorschriften voor de verwerking van autowrakken, met name inzake de verwijdering van voertuigdelen en onderdelen om het hergebruiken, reviseren of refurbishen daarvan te bevorderen en de kwaliteit van recyclingprocessen te verbeteren. De afvalverwerkers hebben tijd nodig om zich aan deze nieuwe voorschriften aan te passen en derhalve moet de toepassing ervan worden uitgesteld. De overeenkomstige bepalingen van Richtlijn 2000/53/EG moeten van kracht blijven totdat die voorschriften van toepassing worden om de continuïteit met betrekking tot de verwerking van autowrakken te waarborgen.

93. De verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2000/53/EG inzake rapportage en de daarmee verband houdende verplichtingen voor de toezending van gegevens aan de Commissie moeten voor een bepaalde periode van kracht blijven om de continuïteit te waarborgen totdat de nieuwe berekeningsregels en rapportageformaten in het kader van deze verordening door de Commissie zijn vastgesteld.

94. De toepassing van alle bepalingen betreffende voertuigen van de categorieën L3e-L7e, M2, M3, N2, N3 en O moet worden uitgesteld om ondernemingen voldoende tijd te geven om aan de nieuwe voorschriften te voldoen. Dit is met name van belang met betrekking tot vergunningen voor erkende verwerkingsinrichtingen die in staat zijn gevaarlijke afvalstoffen uit dergelijke voertuigen te verwijderen en deze voertuigen verder te verwerken.

95. Om redenen van duidelijkheid, rationaliteit en vereenvoudiging moet de intrekking van Richtlijn 2005/65/EG worden uitgesteld, aangezien de voorschriften inzake de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing allemaal in deze verordening zijn opgenomen. Dit biedt fabrikanten voldoende tijd om ervoor te zorgen dat de voertuigtypen die zij ontwerpen en bouwen aan de circulariteitseisen voldoen, en goedkeuringsinstanties voldoende tijd om de nieuwe regels toe te passen.

96. Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk bijdragen tot de werking van de eengemaakte markt, de nadelige gevolgen van het beheer van autowrakken voorkomen en verminderen, en een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en van het milieu waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar gezien de noodzaak van harmonisatie beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.