Overwegingen bij COM(2023)408 - Standpunt EU in de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1)De Europese Unie is lid van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) 11 en van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf), een regionaal visserijcomité van de FAO.

(2)De Cecaf geeft advies over beheersmaatregelen (hierna “maatregelen” genoemd). Gezien haar adviserende status zijn haar besluiten niet bindend voor haar leden.

(3)Besluit (EU) 2019/1570 van de Raad 12 voorziet in een toetsing, en waar passend, een herziening van het standpunt van de EU vóór de jaarlijkse vergadering van 2024. De Cecaf zal in haar volgende zitting advies geven over maatregelen met het oog op de instandhouding en het beheer van mariene biologische rijkdommen.

(4)In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 13 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Die verordening bepaalt eveneens dat de Unie bij het visserijbeheer de voorzorgsbenadering moet toepassen en ernaar moet streven dat de mariene biologische rijkdommen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie maatregelen inzake beheer en instandhouding moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Daarnaast is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.

(5)Overeenkomstig de biodiversiteits 14 -, de klimaatadaptatie 15 - en de “van boer tot bord” 16 -strategie is het essentieel om de natuur te beschermen en de achteruitgang van ecosystemen te keren. De risico’s die voortvloeien uit de klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies mogen de beschikbaarheid van goederen en diensten die gezonde mariene ecosystemen leveren aan vissers, kustgemeenschappen en de mensheid in het algemeen niet in gevaar brengen.

(6)In de kunststoffenstrategie 17 wordt verwezen naar specifieke maatregelen ter vermindering van kunststoffen en mariene verontreiniging, alsook van het verlies of achterlaten van vistuig op zee. Voorts is het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 18 erop gericht het kunststofafval op zee met 50 % en het vrijkomen van microplastics in het milieu met 30 % te verminderen.

(7)Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de Cecaf is momenteel vastgesteld in Besluit (EU) 2019/1570 van de Raad. Het is passend dat besluit in te trekken en een nieuw besluit voor de periode 2024-2028 vast te stellen.

(8)Overeenkomstig de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 19 zijn de bescherming en instandhouding van de mariene biodiversiteit belangrijke prioriteiten in het kader van het externe optreden van de EU. De EU is wereldwijd de belangrijkste speler in regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en visserijorganen. In dit kader bevordert de EU de duurzaamheid van de visbestanden, ijvert zij voor transparante besluitvorming op basis van gedegen wetenschappelijk advies, en stimuleert zij wetenschappelijk onderzoek en de naleving van de regels.

(9)In het licht van de steeds veranderende aard van de visbestanden in het gebied van de Cecaf en de daaruit volgende noodzaak dat het standpunt van de Unie rekening houdt met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke en andere relevante gegevens die voor of tijdens de vergaderingen van de Cecaf worden gepresenteerd, moeten procedures worden vastgesteld voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie in 2024-2028. Deze standpunten moeten in overeenstemming zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.