Overwegingen bij COM(2023)428 - Standpunt EU in de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1)Bij Besluit 2006/539/EG van de Raad 16 heeft de Europese Unie het “Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica” (het Verdrag van Antigua) 17 gesloten, waarbij de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) is opgericht.

(2)De IATTC is het lichaam dat verantwoordelijk voor het beheer en de instandhouding van de visbestanden in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied. De IATTC stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de onder dit verdrag vallende visbestanden te waarborgen. Dergelijke maatregelen worden bindend voor de Unie.

(3)Bij Besluit 2005/938/EG van de Raad 18 heeft de Unie haar goedkeuring gehecht aan de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (AIDCP) 19 , waarbij de Vergadering van de partijen bij de AIDCP is opgericht. In artikel XIV van het Verdrag van Antigua is bepaald dat de IATTC een wezenlijke rol heeft bij de coördinatie van de uitvoering van de AIDCP en bij de uitvoering van de in het kader van de AIDCP vastgestelde maatregelen. Het secretariaat van de AIDCP wordt verzorgd door de IATTC.

(4)De Vergadering van de partijen bij de AIDCP is het lichaam dat bij de AIDCP is opgericht om ervoor te zorgen dat de incidentele dolfijnsterfte in de tonijnvisserij met de ringzegen in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied geleidelijk wordt gereduceerd tot een niveau dat nul benadert. De vergadering van de partijen bij de AIDCP neemt besluiten aan ter waarborging van de langetermijnduurzaamheid van mariene biologische rijkdommen die gevolgen ondervinden van de tonijnvisserij met de ringzegen in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied. Dergelijke maatregelen worden bindend voor de Unie.

(5)In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 20 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Die verordening bepaalt eveneens dat de Unie de voorzorgsbenadering moet toepassen bij het visserijbeheer en ernaar moet streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie maatregelen inzake beheer en instandhouding moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Daarnaast is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.

(6)Overeenkomstig de biodiversiteits 21 -, de klimaatadaptatie 22 - en de “van boer tot bord” 23 -strategie is het essentieel om de natuur te beschermen en de achteruitgang van ecosystemen te keren. De risico’s die voortvloeien uit de klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies mogen de beschikbaarheid van goederen en diensten die gezonde mariene ecosystemen leveren aan vissers, kustgemeenschappen en de mensheid in het algemeen niet in gevaar brengen.

(7)In de kunststoffenstrategie 24 wordt verwezen naar specifieke maatregelen ter vermindering van kunststoffen en mariene verontreiniging, alsook van het verlies of achterlaten van vistuig op zee. Voorts is het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 25 erop gericht het kunststofafval op zee met 50 % en het vrijkomen van microplastics in het milieu met 30 % te verminderen.

(8)Overeenkomstig de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 26 zijn de bescherming en instandhouding van de mariene biodiversiteit belangrijke prioriteiten in het kader van het externe optreden van de EU. De EU is wereldwijd de belangrijkste speler in regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en visserijorganen. In dit kader bevordert de EU de duurzaamheid van de visbestanden, ijvert zij voor transparante besluitvorming op basis van gedegen wetenschappelijk advies, en stimuleert zij wetenschappelijk onderzoek en de naleving van de regels.

(9)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de IATTC en de vergadering van de partijen bij de AIDCP voor de periode 2024-2028, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de IATTC en de besluiten van de vergadering van de partijen bij de AIDCP bindend zullen zijn voor de Unie en een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 27 , Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 28 , Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 29 , en Verordening (EU) 2021/56 van het Europees Parlement en de Raad 30 .

(10)Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de IATTC is momenteel vastgesteld in Besluit (EU) 2019/812 van de Raad 31 . Het is passend dat besluit in te trekken en een nieuw besluit voor de periode 2024-2028 vast te stellen.

(11)In het licht van steeds veranderende aard van de visbestanden in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen, waaronder nieuwe wetenschappelijke en andere relevante informatie die vóór of tijdens de vergaderingen van de IATTC en de vergadering van de partijen bij de AIDCP wordt gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2024-2028 procedures worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd.