Overwegingen bij COM(2023)335 - Platform voor strategische technologieën voor Europa ("STEP")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2023)335 - Platform voor strategische technologieën voor Europa ("STEP").
document COM(2023)335
datum 29 februari 2024
 
(1) Het versterken van het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese economie door middel van de groene en digitale transformatie is de afgelopen jaren het kompas van de EU geweest. De groene en digitale transitie, die verankerd is in de Europese Green Deal38 en het digitale decennium,39 stimuleert de groei en de modernisering van de EU-economie, biedt nieuwe zakelijke kansen en draagt bij tot een concurrentievoordeel op de wereldmarkten. De Europese Green Deal bevat de routekaart om de economie van de Unie op een billijke en inclusieve manier klimaatneutraal en duurzaam te maken en klimaat- en milieugerelateerde uitdagingen aan te pakken. Bovendien geeft het beleidsprogramma voor het digitale decennium 2030 een duidelijke richting aan voor de digitale transformatie van de Unie en voor de verwezenlijking van digitale doelstellingen op het niveau van de Unie tegen 2030, met name wat betreft digitale vaardigheden, digitale infrastructuur en de digitale transformatie van bedrijven en overheidsdiensten.

(2) De EU-industrie heeft haar ingebouwde veerkracht bewezen, maar wordt op de proef gesteld. De hoge inflatie, tekorten aan arbeidskrachten, verstoringen van de toeleveringsketens na COVID-19, stijgende rentevoeten en pieken in energiekosten en inputprijzen drukken op het concurrentievermogen van de EU-industrie. Dit gaat gepaard met hevige, maar niet altijd billijke mededinging op de gefragmenteerde wereldmarkt. De EU heeft al verscheidene initiatieven voorgesteld om haar industrie te ondersteunen, zoals het industrieel plan voor de Green Deal,40 de verordening kritieke grondstoffen41, de verordening nettonulindustrie42, het nieuwe tijdelijke crisis- en transitiekader voor staatssteun43 en REPowerEU44. Hoewel deze oplossingen snelle en gerichte steun bieden, heeft de EU een structureler antwoord nodig op de investeringsbehoeften van haar industrieën, om de cohesie en het gelijke speelveld in de eengemaakte markt te waarborgen en de strategische afhankelijkheden van de EU te verminderen.

(3) De invoering en schaalvergroting in de Unie van geavanceerde en digitale technologieën, schone technologieën en biotechnologieën zal essentieel zijn om de kansen te grijpen en de doelstellingen van de groene en digitale transitie te verwezenlijken en zo het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de Europese industrie te bevorderen. Daarom moet onmiddellijk actie worden ondernomen om de ontwikkeling of productie van dergelijke technologieën in de Unie te ondersteunen, hun waardeketens veilig te stellen en te versterken en zo de strategische afhankelijkheid van de Unie te verminderen, en de bestaande tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in deze sectoren aan te pakken door middel van opleidingen en leer-werkstelsel en het creëren van aantrekkelijke, hoogwaardige banen die voor iedereen toegankelijk zijn.

(4) Er is behoefte aan ondersteuning van kritieke technologieën op de volgende gebieden: diepgaande en digitale technologieën, schone technologieën en biotechnologieën (met inbegrip van de respectieve kritieke waardeketens voor grondstoffen), in het bijzonder projecten, bedrijven en sectoren met een kritieke rol voor het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU en haar waardeketens. Zo moeten diepe technologieën en digitale technologieën micro-elektronica, high-performance computing, kwantumtechnologieën (d.w.z. computer-, communicatie- en detectietechnologieën), cloudcomputing, edgecomputing en kunstmatige intelligentie, cyberbeveiligingstechnologieën, robotica, 5G en geavanceerde connectiviteit en virtuele realiteiten omvatten, met inbegrip van acties in verband met diepe en digitale technologieën voor de ontwikkeling van defensietoepassingen en toepassingen in de lucht- en ruimtevaart. Schone technologieën moeten onder andere hernieuwbare energie omvatten; elektriciteit en warmteopslag; warmtepompen; elektriciteitsnet; hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong; duurzame alternatieve brandstoffen; elektrolyse-installaties en brandstofcellen; koolstofafvang, -gebruik en -opslag; energie-efficiëntie; waterstof en de bijbehorende infrastructuur; slimme energieoplossingen; technologieën die van vitaal belang zijn voor duurzaamheid, zoals waterzuivering en ontzilting; geavanceerde materialen zoals nanomaterialen, composieten en toekomstige schone bouwmaterialen, en technologieën voor de duurzame winning en verwerking van kritieke grondstoffen. Biotechnologie omvat technologieën zoals biomoleculen en hun toepassingen, farmaceutica en medische technologieën die van vitaal belang zijn voor de bescherming van de gezondheid, gewasbiotechnologie en industriële biotechnologie, zoals voor afvalverwerking en bioproductie. De Commissie kan richtsnoeren uitvaardigen om het toepassingsgebied van de technologieën op deze drie gebieden die overeenkomstig deze verordening als kritiek worden beschouwd, nader te omschrijven, teneinde een gemeenschappelijke interpretatie te bevorderen van de projecten, bedrijven en sectoren die in het kader van de respectieve programma's worden gesteund, in het licht van de gemeenschappelijke strategische doelstelling. Bovendien moeten technologieën op een van deze drie gebieden die onderwerp zijn van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) dat door de Commissie is goedgekeurd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), VWEU, als kritiek worden beschouwd en moeten individuele projecten binnen het toepassingsgebied van een dergelijk IPCEI in aanmerking komen voor financiering, overeenkomstig de respectieve regels van het programma, voor zover het vastgestelde financieringstekort en de subsidiabele kosten nog niet volledig zijn gedekt.

(5) Versterking van de productiecapaciteit van sleuteltechnologieën in de Unie is niet mogelijk zonder een groot aantal geschoolde arbeidskrachten. De tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden zijn echter toegenomen in alle sectoren, ook in de sectoren die als cruciaal worden beschouwd voor de groene en digitale transitie, en brengen de opkomst van belangrijke technologieën in gevaar, ook in de context van demografische veranderingen. Daarom moet de activering van meer mensen op de arbeidsmarkt die relevant is voor strategische sectoren worden gestimuleerd, met name door het creëren van banen en leer-werktrajecten voor jonge, kansarme personen, in het bijzonder jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. Dergelijke steun zal een aanvulling vormen op een aantal andere acties om te voldoen aan de behoeften aan vaardigheden die voortvloeien uit de transitie, zoals uiteengezet in de EU-agenda voor vaardigheden45.

(6) De omvang van de investeringen die nodig zijn voor de transitie vereist een volledige mobilisering van de financiering die beschikbaar is in het kader van bestaande EU-programma’s en -fondsen, met inbegrip van die welke een begrotingsgarantie bieden voor financierings- en investeringsverrichtingen en de uitvoering van financieringsinstrumenten en gecombineerde verrichtingen. Dergelijke financiering moet flexibeler worden ingezet, zodat tijdig en gericht steun kan worden verleend aan kritieke technologieën in strategische sectoren. Daarom moet een platform voor strategische technologieën voor Europa ("STEP") een structureel antwoord bieden op de investeringsbehoeften van de Unie door de bestaande EU-fondsen beter te kanaliseren naar kritieke investeringen ter ondersteuning van de ontwikkeling of vervaardiging van kritieke technologieën, met behoud van gelijke voorwaarden op de eengemaakte markt, waarbij de cohesie behouden blijft en gestreefd wordt naar een geografisch evenwichtige verdeling van de in het kader van STEP gefinancierde projecten overeenkomstig de respectieve programmadoelstellingen.

(7) Het STEP moet middelen aanwijzen die moeten worden geïmplementeerd binnen de bestaande programma's en fondsen van de Unie, InvestEU, Horizon Europa, het Europees Defensiefonds en het Innovatiefonds. Dit moet gepaard gaan met een extra financiering van 10 miljard EUR. Hiervan moet 5 miljard EUR worden gebruikt om het dotatiebedrag van het Innovatiefonds46 te verhogen en 3 miljard EUR om het totale bedrag van de EU-garantie die beschikbaar is voor het EU-compartiment in het kader van de InvestEU-verordening te verhogen tot 7,5 miljard EUR,47 rekening houdend met het relevante voorzieningspercentage. Er moet 0,5 miljard EUR beschikbaar worden gesteld om de financiële middelen in het kader van de Horizon Europa-verordening te verhogen48, die dienovereenkomstig moet worden gewijzigd; en 1,5 miljard EUR aan het Europees Defensiefonds49.

(8) Er moet een soevereiniteitszegel worden toegekend aan projecten die bijdragen aan de STEP-doelstellingen, op voorwaarde dat het project is beoordeeld en voldoet aan de minimale kwaliteitseisen, met name de subsidiabiliteits-, uitsluitings- en toekenningscriteria, die zijn opgenomen in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van Horizon Europa, het programma Digitaal Europa50, het EU4Health-programma51, het Europees Defensiefonds of het Innovatiefonds, en ongeacht of het project financiering uit hoofde van die instrumenten heeft ontvangen. Deze minimale kwaliteitseisen zullen worden vastgesteld met het oog op het identificeren van projecten van hoge kwaliteit. Dit zegel moet worden gebruikt als kwaliteitslabel om projecten te helpen publieke en private investeringen aan te trekken door de bijdrage aan de STEP-doelstellingen te certificeren. Bovendien zal het zegel een betere toegang tot EU-financiering bevorderen, met name door cumulatieve of gecombineerde financiering uit verschillende EU-instrumenten te vergemakkelijken.

(9) Daartoe moet gebruik kunnen worden gemaakt van beoordelingen die in het kader van andere programma's van de Unie zijn uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 126 en 127 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046,52 om de administratieve lasten voor begunstigden van middelen van de Unie te verminderen en investeringen in prioritaire technologieën aan te moedigen. Op voorwaarde dat ze voldoen aan de bepalingen van de SRF-verordening53, moeten lidstaten overwegen om acties waaraan het soevereiniteitszegel is toegekend mee te nemen bij het opstellen van hun herstel- en veerkrachtplannen en bij het voorstellen van hun herstel- en veerkrachtplannen en bij het beslissen over investeringsprojecten die gefinancierd worden uit hun aandeel in het Moderniseringsfonds. De Commissie moet in het kader van de procedure van artikel 19 van de EIB-statuten en van de in artikel 23 van de InvestEU-verordening vastgestelde beleidscontrole ook rekening houden met het soevereiniteitszegel. Bovendien moeten de uitvoerende partners worden verplicht om projecten waaraan het soevereiniteitszegel is toegekend te onderzoeken op hun geografische werkterrein en activiteiten overeenkomstig artikel 26, lid 5, van die verordening. Autoriteiten die belast zijn met programma’s die onder STEP vallen, moeten ook worden aangemoedigd steun te overwegen voor strategische projecten die zijn vastgesteld in overeenstemming met de verordeningen nettonulindustrie en kritieke grondstoffen die binnen het toepassingsgebied van artikel 2 van de verordening vallen en waarvoor regels inzake cumulatieve financiering van toepassing kunnen zijn.

(10) De Commissie moet een nieuwe openbaar toegankelijke website (het “soevereiniteitsportaal”) opzetten om informatie te verstrekken over de beschikbare steun aan bedrijven en projectontwikkelaars die middelen voor STEP-investeringen zoeken. Daartoe moet het op een toegankelijke en gebruiksvriendelijke manier de financieringsmogelijkheden voor STEP-investeringen in het kader van de EU-begroting weergeven. Dit moet informatie bevatten over rechtstreeks beheerde programma's zoals Horizon Europa, het programma Digitaal Europa, het EU4Health-programma en het Innovatiefonds, maar ook over andere programma's zoals InvestEU, de SRF en fondsen voor cohesiebeleid. Bovendien moet het soevereiniteitsportaal helpen om de zichtbaarheid van STEP-investeringen voor investeerders te vergroten door de projecten op te sommen waaraan een soevereiniteitszegel is toegekend. Het portaal moet ook een lijst bevatten van de nationale bevoegde autoriteiten die optreden als contactpunten voor de uitvoering van het STEP op nationaal niveau.

(11) Hoewel het STEP afhankelijk is van de herprogrammering en versterking van bestaande programma’s ter ondersteuning van strategische investeringen, is het ook een belangrijk element voor het testen van de haalbaarheid en voorbereiding van nieuwe interventies als een stap in de richting van een Europees soevereiniteitsfonds. De evaluatie in 2025 zal de relevantie van de ondernomen acties beoordelen en als basis dienen voor de beoordeling van de behoefte aan een opschaling van de steun naar strategische sectoren.

(12) Richtlijn 2003/87/EG54 moet worden gewijzigd om voor de periode 2024-2027 aanvullende financiering met financiële middelen van 5 miljard EUR mogelijk te maken. Het Innovatiefonds ondersteunt investeringen in innovatieve koolstofarme technologieën, een gebied dat onder het STEP moet vallen. Een grotere omvang van het innovatiefonds moet het daarom mogelijk maken financiering te verstrekken die beantwoordt aan de doelstelling om de ontwikkeling of de vervaardiging in de Unie van kritieke schone technologieën te ondersteunen. In overeenstemming met de doelstellingen om cohesie te waarborgen en de interne markt te bevorderen en om de groene overgang en de ontwikkeling van schone technologieën in de hele Unie te ondersteunen, moeten de aanvullende financiële middelen beschikbaar worden gesteld door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen die openstaan voor entiteiten uit lidstaten met een gemiddeld bbp per hoofd van de bevolking dat lager is dan het EU-gemiddelde van de EU-27, gemeten in koopkrachtstandaarden (KKS) en berekend op basis van cijfers van de Unie voor de periode 2015-2017.

(13) Om de steunmogelijkheden voor investeringen ter versterking van de industriële ontwikkeling en van de waardeketens in strategische sectoren uit te breiden, moet de reikwijdte van de steun uit het EFRO worden uitgebreid door nieuwe specifieke doelstellingen in het kader van het EFRO te bieden, onverminderd de regels inzake de subsidiabiliteit van uitgaven en klimaatuitgaven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/106055 en Verordening (EU) 2021/105856. In strategische sectoren moet het ook mogelijk zijn steun te verlenen aan productieve investeringen in andere ondernemingen dan kleine en middelgrote ondernemingen die een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van minder ontwikkelde en overgangsregio’s, alsook in meer ontwikkelde regio’s van lidstaten met een bbp per hoofd van de bevolking dat onder het EU-gemiddelde ligt. Beheersautoriteiten worden aangemoedigd om de samenwerking tussen grote ondernemingen en lokale kleine en middelgrote ondernemingen, toeleveringsketens, innovatie en technologie-ecosystemen te bevorderen. Dit zou het mogelijk maken de algehele capaciteit van Europa te versterken om zijn positie in die sectoren te versterken door alle lidstaten toegang te verlenen tot dergelijke investeringen, waardoor het risico van toenemende ongelijkheid wordt tegengegaan.

(14) Het toepassingsgebied van de in Verordening (EU) 2021/1056,57 vastgestelde steun van het JTF moet ook worden uitgebreid naar investeringen in schone technologieën die bijdragen tot de doelstellingen van het STEP door grote ondernemingen, op voorwaarde dat deze verenigbaar zijn met de verwachte bijdrage aan de transitie naar klimaatneutraliteit zoals uiteengezet in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie. De steun voor dergelijke investeringen mag geen herziening van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie vereisen wanneer die herziening uitsluitend verband houdt met de kloofanalyse die de investering rechtvaardigt vanuit het oogpunt van het scheppen van banen.

(15) Het ESF+,58 het belangrijkste EU-fonds voor investeringen in mensen, levert een belangrijke bijdrage aan de bevordering van de ontwikkeling van vaardigheden. Om het gebruik van dat fonds voor de STEP-doelstellingen te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn om het ESF+ te gebruiken voor investeringen die gericht zijn op de totstandbrenging van een geschoolde en veerkrachtige beroepsbevolking die klaar is voor de toekomstige arbeidswereld.

(16) Om de investeringen te helpen versnellen en onmiddellijke liquiditeit te verschaffen voor investeringen ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen in het kader van het EFRO, het ESF+59 en het JTF, moet een extra bedrag aan uitzonderlijke voorfinanciering worden verstrekt in de vorm van een eenmalige betaling met betrekking tot de prioriteiten die zijn toegewezen aan investeringen ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen. De aanvullende voorfinanciering moet van toepassing zijn op de volledige JTF-toewijzing, gezien de noodzaak om de uitvoering ervan te versnellen en de sterke banden van het JTF om de lidstaten te ondersteunen bij de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen. De regels voor deze bedragen aan uitzonderlijke voorfinanciering moeten in overeenstemming zijn met de regels voor voorfinanciering van Verordening (EU) 2021/1060. Om het gebruik van dergelijke investeringen verder aan te moedigen en een snellere uitvoering ervan te garanderen, moet bovendien de mogelijkheid worden geboden voor een verhoogd EU-financieringspercentage van 100 % voor de STEP-prioriteiten. Bij de implementatie van de nieuwe STEP-doelstellingen worden beheersautoriteiten aangemoedigd om bepaalde sociale criteria toe te passen of positieve sociale resultaten te bevorderen, zoals het creëren van leer-werktrajecten en banen voor kansarme jongeren, in het bijzonder jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, het toepassen van de sociale gunningscriteria in de richtlijnen inzake overheidsopdrachten wanneer een project wordt uitgevoerd door een onder openbare aanbestedingen vallende instantie, en het betalen van de toepasselijke lonen zoals via collectieve onderhandelingen tot stand gekomen.

(17) De verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen60 moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat projecten waaraan een soevereiniteitszegel is toegekend in aanmerking komen voor een betere toegang tot EU-financiering, met name door cumulatieve of gecombineerde financiering uit verschillende EU-instrumenten te vergemakkelijken. Daartoe moet het voor beheersautoriteiten mogelijk zijn rechtstreeks steun uit het EFRO of het ESF+ te verlenen voor activiteiten waaraan een soevereiniteitszegel is toegekend.

(18) Het regelgevingskader voor de uitvoering van de programma's 2014-2020 is de afgelopen jaren aangepast om de lidstaten en regio's extra flexibiliteit te bieden wat betreft de uitvoeringsregels en meer liquiditeit om de gevolgen van de COVID-19-pandemie en de oorlog of agressie tegen Oekraïne aan te pakken. Deze maatregelen, die aan het einde van de programmeringsperiode zijn ingevoerd, vereisen voldoende tijd en administratieve middelen om volledig te kunnen worden benut en uitgevoerd; ook in een tijd waarin de lidstaten de middelen zullen richten op de herziening van de operationele programma’s 2021-2027 in verband met de STEP-doelstellingen. Om de administratieve last voor de programma-autoriteiten te verlichten en mogelijk verlies van middelen bij de afsluiting om louter administratieve redenen te voorkomen, moeten de termijnen voor de administratieve afsluiting van de programma's voor de periode 2014-2020 in Verordening (EU) nr. 1303/201361 en Verordening (EU) nr. 223/201462 worden verlengd. Meer in het bijzonder moet de termijn voor de indiening van die aanvraag voor de eindbetaling met 12 maanden worden verlengd. Bovendien moet de termijn voor de indiening van de afsluitingsdocumenten met 12 maanden worden verlengd. In het kader van deze wijziging moet worden verduidelijkt dat de distributie van voedsel en materiaal dat voor het einde van de subsidiabiliteitsperiode (eind 2023) is aangekocht, na die datum mag worden voortgezet. Om een deugdelijke uitvoering van de EU-begroting en de inachtneming van de betalingsmaxima te waarborgen, moeten de in 2025 te verrichten betalingen worden beperkt tot 1% van de financiële kredieten uit de middelen van het meerjarig financieel kader per programma. Verschuldigde bedragen die het plafond van 1% van de programmakredieten per fonds voor 2025 overschrijden, worden niet in 2025 of de daaropvolgende jaren betaald, maar alleen gebruikt voor de vereffening van voorfinancieringen. Ongebruikte bedragen worden vrijgemaakt overeenkomstig de algemene regels voor vrijmaking bij afsluiting.

(19) InvestEU is het vlaggenschipprogramma van de EU om investeringen te stimuleren, met name in de groene en digitale transitie, door vraaggestuurde financiering te bieden, onder meer via mengmechanismen, en technische bijstand. Een dergelijke aanpak draagt bij tot het aantrekken van extra publiek en particulier kapitaal. Gezien de grote marktvraag naar InvestEU-garanties moet het EU-compartiment van InvestEU worden versterkt om te voldoen aan de doelstellingen van het STEP. Dit zal onder andere de bestaande mogelijkheid van InvestEU versterken om te investeren in projecten die deel uitmaken van een IPCEI, binnen de vastgestelde kritieke technologiesectoren. Daarnaast worden de lidstaten aangemoedigd om bij te dragen aan het InvestEU-lidstaatcompartiment ter ondersteuning van financiële producten die in overeenstemming zijn met de STEP-doelstellingen, onverminderd de toepasselijke staatssteunregels. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om als maatregel in hun herstel- en veerkrachtplannen een bijdrage in contanten op te nemen ten behoeve van het lidstaatcompartiment van InvestEU ter ondersteuning van de doelstellingen van het STEP. Die extra bijdrage ter ondersteuning van de doelstellingen van het STEP kan oplopen tot 6% van de totale financiële toewijzing van hun herstel- en veerkrachtplan aan het compartiment van InvestEU voor de lidstaten. Er moeten ook extra flexibiliteit en verduidelijkingen worden ingevoerd om de doelstellingen van het STEP beter kunnen bereiken.

(20) Horizon Europa is het belangrijkste financieringsprogramma van de EU voor onderzoek en innovatie en de Europese Innovatieraad (EIC) biedt ondersteuning voor innovaties met een potentieel baanbrekend en ontwrichtend karakter met opschalingspotentieel die te riskant kunnen zijn voor particuliere investeerders. In het kader van Horizon Europa moet worden voorzien in extra flexibiliteit, zodat de EIC-Accelerator op vermogen gebaseerde steun kan verlenen aan niet-bankabele kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder startende ondernemingen, en niet-bankabele kleine en middelgrote ondernemingen en kleine mid-caps, die innovatie uitvoeren in de door de STEP ondersteunde technologieën en ongeacht of zij eerder andere soorten steun van de EIC Accelerator hebben ontvangen. De uitvoering van het EIC-fonds is momenteel beperkt tot een maximaal investeringsbedrag van 15 miljoen EUR, behalve in uitzonderlijke gevallen en voorziet niet in vervolgfinancieringsronden of grotere investeringsbedragen. Het toestaan van steun op basis van uitsluitend kapitaal voor niet-bankabele kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcapondernemingen zou de bestaande marktkloof dichten voor investeringsbehoeften van 15 tot 50 miljoen EUR. Bovendien heeft de ervaring geleerd dat de bedragen die in het kader van Horizon 2020 voor het EIC-proefproject zijn vastgelegd, niet volledig zijn benut. Deze ongebruikte middelen moeten beschikbaar worden gesteld voor de EIC-Accelerator in het kader van Horizon Europa. De Horizon Europa-verordening moet ook worden gewijzigd om de verhoogde middelen voor het Europees Defensiefonds te weerspiegelen.

(21) Het Europees Defensiefonds is het belangrijkste programma voor het vergroten van het concurrentievermogen, de innovatie, de efficiëntie en de technologische autonomie van de defensie-industrie van de Unie en draagt daarmee bij aan de open strategische autonomie van de Unie. De ontwikkeling van defensiecapaciteiten is van cruciaal belang, omdat het de capaciteit en de autonomie van de Europese industrie om defensieproducten te ontwikkelen en de onafhankelijkheid van de lidstaten als eindgebruikers van dergelijke producten ondersteunt. De extra middelen moeten daarom beschikbaar worden gesteld voor de ondersteuning van acties op het gebied van diepe en digitale technologieën die bijdragen tot de ontwikkeling van defensietoepassingen.

(22) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het versterken van de Europese soevereiniteit, het versnellen van de groene en de digitale transitie van de Unie, het versterken van haar concurrentievermogen en het verminderen van haar strategische afhankelijkheid, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.