Overwegingen bij COM(2023)324 - Snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het garanderen van billijke belastingheffing in de interne markt en de goede werking van de kapitaalmarktenunie (KMU) zijn politieke prioriteiten voor de Europese Unie (EU). In deze context is het van cruciaal belang om belemmeringen voor grensoverschrijdende beleggingen op te heffen en belastingfraude en fiscaal misbruik te bestrijden. Dergelijke belemmeringen bestaan bijvoorbeeld door inefficiënte en onevenredig omslachtige procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit dividenden of rente uitgekeerd op openbaar verhandelde aandelen of obligaties aan niet-ingezeten beleggers. Bovendien is de status quo ontoereikend gebleken om terugkerende risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te voorkomen, zoals blijkt uit de recente cum/ex- en cum/cum-schandalen. Dit voorstel heeft tot doel de Europese bronbelastingprocedures efficiënter te maken en ze tegelijkertijd te versterken tegen het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik. Het is gebaseerd op relevante eerdere maatregelen op EU- en internationaal niveau, zoals de aanbeveling van de Commissie van 2009 betreffende de vereenvoudiging van bronbelastingprocedures en het Trace-initiatief (belastingverlichting op grond van verdragen en versterking van de naleving) van de OESO28.

(2) Om de lidstaten beter in staat te stellen potentiële fraude of misbruik te voorkomen en te bestrijden, wat momenteel wordt belemmerd door versnippering en een algemeen gebrek aan betrouwbare en tijdige informatie over beleggers, moet daarom een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op grensoverschrijdende beleggingen in effecten dat bestand is tegen een risico op van belastingfraude of fiscaal misbruik. Dit kader moet leiden tot convergentie tussen de verschillende procedures voor belastingvermindering die in de EU worden toegepast en tegelijkertijd transparantie en zekerheid over de identiteit van de beleggers garanderen voor uitgevende instellingen van effecten, inhoudingsplichtige instanties, financieel intermediairs en lidstaten, al naargelang het geval. Daartoe moet het kader steunen op geautomatiseerde procedures, zoals de digitalisering van de verklaring van fiscale woonplaats (qua procedure en vorm), wat een eerste vereiste is voor beleggers om toegang te krijgen tot eventuele procedures voor belastingvermindering of -teruggaaf. Een dergelijk kader moet ook flexibel genoeg zijn om naar behoren rekening te houden met de verschillende stelsels die in de verschillende lidstaten van toepassing zijn, en tegelijk te zorgen voor grotere convergentie en passende antimisbruikinstrumenten aan te reiken om de risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te beperken.

(3) Om een evenredige aanpak te garanderen, mogen regels betreffende de procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting alleen bindend zijn voor die lidstaten die bronbelasting op dividenden heffen tegen verschillende tarieven afhankelijk van de fiscale woonplaats van de specifieke belegger. In dit geval moeten de lidstaten voor een vermindering zorgen wanneer een hoger tarief is toegepast in een situatie waarvoor een lager tarief geldt. Daarnaast moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om soortgelijke procedures toe te passen met betrekking tot rentebetalingen aan niet-ingezetenen op openbaar verhandelde obligaties, teneinde de efficiëntie van de desbetreffende procedure voor belastingvermindering te verbeteren en een hoger niveau van naleving door de belastingplichtigen te garanderen. Lidstaten die geen procedures voor belastingvermindering nodig hebben met betrekking tot te veel ingehouden bronbelasting op dividenden en, in voorkomend geval, rente, vallen niet onder de procedures van deze richtlijn en zijn derhalve niet aan deze regels gebonden. Aangezien beleggers zich in elke lidstaat kunnen bevinden, moeten de regels voor een gemeenschappelijke en digitale verklaring van fiscale woonplaats in alle lidstaten van toepassing zijn; hetzelfde geldt voor de algemene en slotbepalingen.

(4) Om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen in de EU toegang hebben tot een gemeenschappelijk, passend en effectief bewijs van fiscale woonplaats, moeten de lidstaten gebruikmaken van geautomatiseerde procedures voor de afgifte van fiscale verklaringen van woonplaats in dezelfde herkenbare en aanvaardbare digitale vorm en met dezelfde inhoud. Met het oog op een grotere efficiëntie moet de verklaring ten minste geldig zijn voor het hele jaar waarin ze is afgegeven en voor die periode door andere lidstaten worden erkend. Lidstaten kunnen een afgegeven eTRC intrekken als de belastingdienst over tegenbewijs beschikt met betrekking tot de fiscale woonplaats voor dat jaar. Om een efficiënte identificatie van EU-ondernemingen mogelijk te maken, moet de verklaring informatie bevatten over de Europese unieke identificatiecode (EUID).

(5) Om de doelstelling van een efficiëntere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te verwezenlijken, moeten gemeenschappelijke procedures worden ingevoerd die het mogelijk maken om snel duidelijke en beveiligde informatie te verkrijgen over de identiteit van de belegger, met name in het geval van grote beleggersbestanden, d.w.z. in verband met beleggingen in openbaar verhandelde effecten, waarbij het moeilijk is om de identiteit van de individuele beleggers vast te stellen. Dergelijke procedures moeten als tweede stap ook de toepassing van het juiste belastingtarief op het moment van betaling (vermindering aan de bron) of een snelle teruggave van te veel betaalde belasting mogelijk maken. Aangezien grensoverschrijdende beleggingen gewoonlijk verlopen via een betalingsketen van financieel intermediairs, moeten de relevante procedures het ook mogelijk maken de keten van financieel intermediairs te traceren en te identificeren, en daarmee de inkomstenstroom van de uitgevende instelling van het effect tot de uiteindelijke ontvanger, d.w.z. de enige belegger of geregistreerde eigenaar. De betrokken lidstaten, d.w.z. de lidstaten die bronbelasting heffen op inkomsten uit effecten en die vermindering van te veel ingehouden belasting verlenen, moeten daarom een nationaal register instellen en bijhouden van de financieel intermediairs die een belangrijke rol spelen in de betalingsketen, en zodra zij zijn geregistreerd van hen eisen dat zij de beschikbare informatie verstrekken over de dividenduitkeringen of rentebetalingen, indien van toepassing, die zij verwerken. De vereiste informatie moet beperkt blijven tot informatie die cruciaal is om de betalingsketen te reconstrueren en daarom nuttig is om het risico op fraude of misbruik te voorkomen, voor zover de rapporterende intermediair over dergelijke informatie beschikt. Lidstaten die bronbelasting heffen op rente tegen verschillende tarieven en die soortgelijke procedures voor belastingvermindering moeten toepassen, kunnen ook overwegen om in voorkomend geval het ingevoerde nationale register te gebruiken.

(6) Aangezien de financieel intermediairs die het vaakst betrokken zijn bij de betalingsketens voor effecten, grote instellingen zijn in de zin van de verordening kapitaalvereisten (VKV)29 alsook centrale effectenbewaarinstellingen die diensten als inhoudingsplichtige instantie verlenen, moeten deze entiteiten worden verplicht te verzoeken om registratie in het nationale register van de lidstaten dat zoals hierboven is ingesteld. Andere financieel intermediairs moeten naar eigen goeddunken om registratie kunnen verzoeken. De financieel intermediair moet zelf om registratie verzoeken door een aanvraag in te dienen bij de door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit, met inbegrip van bewijs dat de financieel intermediair aan bepaalde vereisten voldoet. Het doel van de vereisten is om na te gaan of de aanvragende intermediair voldoet aan de vereisten van de desbetreffende EU-verordening en toezicht houdt op de naleving ervan. Wanneer de financieel intermediair buiten de EU gevestigd is, moet hij in het derde land van woonplaats onderworpen zijn aan een wetgeving die voor de toepassing van deze richtlijn vergelijkbaar is, en mag het derde woonland niet voorkomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties, noch op de EU-lijst van derde landen met een hoog risico (antiwitwaslijst). Naleving door een financieel intermediair uit een derde land van de desbetreffende EU-voorschriften heeft uitsluitend betrekking op de in deze richtlijn uiteengezette doeleinden en heeft geen gevolgen voor de uitoefening of toepassing van andere rechten en plichten uit hoofde van andere EU-wetgeving. Eenmaal geregistreerd, moeten financieel intermediairs in de respectieve lidstaat als “gecertificeerde financieel intermediair” worden beschouwd en onderworpen zijn aan de relevante rapportage- en kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en moeten zij tevens het recht hebben om toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering te verzoeken. De lidstaten die een nationaal register bijhouden, moeten ook actie ondernemen om gecertificeerde financieel intermediairs die hierom verzoeken of die niet langer aan de respectieve vereisten voldoen, uit het register te schrappen. Bovendien kunnen deze lidstaten besluiten om gecertificeerde financieel intermediairs waarvan is vastgesteld dat zij hun verplichtingen meermaals hebben geschonden, uit hun nationale register te schrappen. Wanneer een lidstaat een dergelijke actie tot schrapping onderneemt, moet hij andere lidstaten die een nationaal register bijhouden daarvan in kennis stellen, zodat zij kunnen beoordelen of dezelfde gecertificeerde financieel intermediair uit hun eigen nationale register moet worden geschrapt. De nationale wetgeving van de betrokken lidstaten is van toepassing op de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen, met inbegrip van de mogelijkheid om in beroep te gaan, met betrekking tot een besluit van een lidstaat in verband met opname in en schrapping uit hun nationale register.

(7) Om te zorgen voor meer transparantie over de identiteit en de omstandigheden van de belegger die een dividenduitkering of rentebetaling ontvangt en over de stroom van de betaling door de uitgevende instelling, moeten gecertificeerde financieel intermediairs binnen specifieke termijnen een relevante reeks gegevens verstrekken aan de autoriteit die is aangewezen om het nationale register bij te houden. Deze informatie moet ook worden verstrekt aan de inhoudingsplichtige instantie als vermindering aan de bron mogelijk is. Deze gegevens moeten informatie bevatten omtrent het in aanmerking komen van de betreffende belegger, maar moeten beperkt blijven tot de gegevens waarover de rapporterende gecertificeerde financieel intermediairs beschikken. Financieel intermediairs die niet verplicht zijn zich als gecertificeerde financieel intermediair te laten registreren en er ook voor hebben gekozen zich niet als zodanig te laten registreren, hebben geen rapportageverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Informatie over de betalingen die worden verwerkt door dergelijke intermediairs die geen gecertificeerde financieel intermediair zijn, blijft niettemin relevant en kan door een lidstaat naar eigen goeddunken noodzakelijk worden geacht om de transparantie te waarborgen en een correcte reconstructie van de betalingsketen mogelijk te maken alvorens de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering toe te passen (vermindering aan de bron of snelle teruggave). Daarom kunnen de lidstaten verlangen dat gecertificeerde financieel intermediairs deze informatie bij dergelijke intermediairs inwinnen en dienovereenkomstig rapporteren om de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering toepassing te laten vinden.

(8) Om de kapitaalmarktenunie effectiever en concurrerender te maken, moeten de procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit effecten worden vergemakkelijkt en versneld wanneer door de betrokken gecertificeerde financieel intermediairs adequate informatie is verstrekt, onder meer over de identiteit van de belegger. De relevante gecertificeerde financieel intermediairs omvatten alle gecertificeerde financieel intermediairs in de betalingsketen tussen de belegger en de uitgevende instelling van de effecten, van wie kan worden verlangd dat zij ook informatie verstrekken over betalingen die worden verricht door niet-gecertificeerde financieel intermediairs in de keten, afhankelijk van de beleidskeuze van elke lidstaat. Rekening houdend met de verschillende benaderingen in de lidstaten, worden twee soorten procedures voorzien: i) vermindering aan de bron door rechtstreekse toepassing van het toepasselijke belastingtarief op het moment van de inhouding en ii) snelle terugbetaling binnen maximaal 50 dagen na de datum van dividenduitkering of, naargelang het geval, de datum waarop de uitgevende instelling van de obligatie rente moet betalen aan de obligatiehouder (coupondatum). Het moet de lidstaten vrij staan een of een combinatie van beide procedures naar eigen inzicht in te voeren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat ten minste één ervan beschikbaar is voor alle beleggers wanneer aan de vereisten van deze richtlijn is voldaan. Teneinde een juiste en tijdige uitvoering van deze procedures door de betrokken lidstaten te waarborgen, is het dienstig rente toe te passen op laattijdige teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting die onder deze richtlijn valt en aan de voorwaarden voldoet om voor deze procedures in aanmerking te komen. Wanneer niet aan de relevante vereisten is voldaan, of wanneer de betrokken belegger dit wenst, moeten de lidstaten hun bestaande standaardteruggaafprocedures toepassen om de te veel ingehouden bronbelasting te verminderen. In ieder geval moeten geregistreerde eigenaars, met name retailbeleggers, en hun gevolmachtigde vertegenwoordigers het recht behouden om te veel ingehouden bronbelasting terug te vorderen in een lidstaat waar zij kunnen aantonen dat zij aan de voorwaarden van het nationale recht voldoen.

(9) Om de systemen voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te beschermen, moeten de lidstaten die een nationaal register bijhouden ook van gecertificeerde financieel intermediairs eisen dat zij controleren of beleggers die een belastingvermindering willen aanvragen, in aanmerking komen. Met name moeten gecertificeerde financieel intermediairs de verklaring van fiscale woonplaats van de relevante belegger verkrijgen, en een verklaring dat deze belegger de uiteindelijke begunstigde van de betaling is volgens de wetgeving van de bronlidstaat. Ze moeten ook het toepasselijke bronbelastingtarief verifiëren op basis van de specifieke omstandigheden van de belegger en aangeven of ze op de hoogte zijn van een financiële regeling met betrekking tot de onderliggende effecten die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd. Gecertificeerde financieel intermediairs moeten aansprakelijk worden gesteld voor derving aan belastinginkomsten als gevolg van de ontoereikende nakoming van deze verplichtingen, voor zover het nationale recht van de lidstaat waar het verlies is geleden daarin voorziet. Om de evenredigheid van de lasten en aansprakelijkheid van gecertificeerde financieel intermediairs te garanderen, moeten voor alle procedures voor belastingvermindering beperkte verificatieverplichtingen gelden wanneer het risico op misbruik klein is en met name wanneer het totale bedrag van het dividend dat aan de belegger wordt uitgekeerd voor een deelneming in een onderneming, lager is dan 1 000 EUR. Als dergelijk misbruik wordt bewezen, kunnen de lidstaten echter op grond van het nationale recht gevolgen toepassen, waaronder het ontzeggen van de in deze richtlijn voorziene regelingen voor belastingvermindering, maar zij kunnen gecertificeerde financieel intermediairs niet aansprakelijk stellen voor het ontbreken van verificatie.

(10) Erkend wordt dat financiële regelingen kunnen worden gebruikt om de economische eigendom van een effect en/of relevante beleggingsrisico’s geheel of gedeeltelijk te verschuiven. Er is ook aangetoond dat dergelijke regelingen zijn gebruikt in constructies zoals dividendarbitrage en dividendstripping, waaronder de cum/ex- en cum/cum-regelingen, met als enige doel teruggaaf te verkrijgen terwijl daar geen recht op was of om het bedrag van de teruggaaf waarop een belegger eigenlijk recht had, te verhogen. Informatie over dergelijke financiële regelingen, die normaal gesproken legitieme effectentransacties omvatten zoals repo-overeenkomsten of effectenuitleenovereenkomsten, maar ook derivatenproducten zoals futures op individuele aandelen, is daarom noodzakelijk voor belastingdiensten om fiscaal misbruik te bestrijden. Met het oog op een evenredige aanpak mag rapportage over deze informatie alleen worden vereist door die gecertificeerde financieel intermediairs die, vanwege hun positie binnen de keten, direct betrokken kunnen zijn geweest bij de desbetreffende financiële regeling. Een dergelijke rapportage is niet vereist in het geval van obligaties en rentebetalingen.

(11) Met het oog op de effectiviteit moeten de lidstaten een sanctieregeling vaststellen voor inbreuken op de nationale voorschriften tot omzetting van deze richtlijn. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(12) De juiste invoering en handhaving van de voorgestelde regels in elke betrokken lidstaat is van cruciaal belang voor de bevordering van de KMU als geheel en voor de bescherming van de belastinggrondslag van de lidstaten, en moet daarom door de Commissie worden gemonitord. Daarom moeten de lidstaten de Commissie regelmatig de door middel van een uitvoeringshandeling gespecificeerde informatie verstrekken over de uitvoering en handhaving op hun grondgebied van de nationale maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn zijn genomen. De Commissie moet op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en andere beschikbare gegevens een evaluatie opstellen om de effectiviteit van de voorgestelde nieuwe regels te beoordelen. In dit verband moet de Commissie nagaan of de krachtens deze richtlijn ingevoerde regels moeten worden bijgewerkt.

(13) Met het oog op de vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn, met name voor i) de digitale verklaring van fiscale woonplaats, ii) de rapportage van financieel intermediairs en iii) het verzoek om belastingvermindering uit hoofde van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om standaardformulieren vast te stellen met een beperkt aantal onderdelen, waaronder de talenregeling. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad30.

(14) Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad31. Financieel intermediairs en lidstaten mogen persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn uitsluitend verwerken om een algemeen openbaar belang te dienen, namelijk om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te bestrijden, belastinginkomsten veilig te stellen en billijke belastingheffing te bevorderen, waardoor de kansen op sociale, politieke en economische integratie in de lidstaten worden vergroot. Om deze doelstelling doeltreffend te kunnen verwezenlijken, moeten bepaalde rechten van personen waarin de bovengenoemde verordening voorziet, worden beperkt, met name het recht om in kennis te worden gesteld van de verwerking van hun gegevens en de reikwijdte daarvan, en het recht om toestemming te geven voor bepaalde soorten gegevensverwerking.

(15) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens het grensoverschrijdende karakter van de betrokken transacties en de noodzaak om de nalevingskosten in de interne markt als geheel te verminderen, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling.

(16) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad32.