Overwegingen bij COM(2023)281 - Machtiging van de lidstaten om partij te worden of te blijven bij het Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Unie heeft zich ten doel gesteld om met volledige eerbiediging van de grondrechten een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen, in stand te houden en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen en de toegang tot de rechter gewaarborgd zijn.

(2) Om dit doel te bereiken heeft de Unie een aantal wetgevingshandelingen aangenomen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen. De Unie is ook, zelf of via haar lidstaten handelend in het belang van de Unie, partij bij verschillende internationale overeenkomsten op hetzelfde gebied.

(3) Er is echter geen Uniewetgeving op het gebied van de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens, niet in staat zijn hun belangen te behartigen, of die het nodig kunnen hebben dat de ondersteuning die hun bij de uitoefening van hun handelingsbekwaamheid in een lidstaat wordt geboden, in de hele Unie van toepassing is.

(4) Er kunnen zich verschillende problemen voordoen voor volwassenen in grensoverschrijdende situaties, bijvoorbeeld wanneer die volwassenen naar een andere lidstaat verhuizen of wanneer zij onroerende goederen of andere activa bezitten in een andere lidstaat. Er kunnen zich bijvoorbeeld problemen voordoen wanneer in een lidstaat genomen maatregelen ter bescherming van volwassenen, in een andere lidstaat moeten worden ingeroepen, of wanneer de vertegenwoordigingsbevoegdheden die door de volwassenen zijn toegekend aan hun vertegenwoordigers voor wanneer de volwassenen niet in staat zijn hun belangen te behartigen, later in het buitenland moeten worden ingeroepen. Deze moeilijkheden kunnen ernstige negatieve gevolgen hebben voor de rechtszekerheid in grensoverschrijdende zaken, voor de rechten en het welzijn van volwassenen en voor de eerbiediging van hun waardigheid. Met name de grondrechten van volwassenen, zoals toegang tot de rechter, het recht op zelfbeschikking en autonomie, het recht op eigendom en vrij verkeer, kunnen negatief worden beïnvloed.

(5) Uniforme regels van internationaal privaatrecht voor grensoverschrijdende situaties zijn dus noodzakelijk om de bescherming van de grondrechten van volwassenen met een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens te verbeteren. Op internationaal niveau bevat het Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen (“HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000”) dergelijke regels. Het voorziet in regels inzake de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van die volwassenen, alsook in regels inzake het toepasselijke recht voor vertegenwoordigingsbevoegdheden en inzake de samenwerking tussen autoriteiten van de verdragsluitende partijen.

(6) Krachtens het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 kunnen alleen soevereine staten daarbij partij zijn. Om die reden kan de Unie dat verdrag niet sluiten.

(7) De bekrachtiging van en toetreding tot het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 door alle lidstaten is reeds lang een doelstelling van de Europese Unie.

(8) Tot op heden zijn België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Griekenland, Frankrijk, Cyprus, Letland, Malta, Oostenrijk, Portugal en Finland partij bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000. Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland en Polen hebben het alleen ondertekend.

(9) Op [...] heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel ingediend voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen, authentieke akten en vertegenwoordigingsbevoegdheden, en de samenwerking in burgerlijke zaken op het gebied van de bescherming van volwassenen (de “voorgestelde verordening”). Het voorstel voorziet in de toepassing van een aantal regels van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 tussen de lidstaten en bevat aanvullende regels om een nog nauwere samenwerking binnen de EU op dit gebied te vergemakkelijken. De bepalingen van de voorgestelde verordening overlappen en houden nauw verband met het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.

(10) Om die reden bestaat het risico dat het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 het toepassingsgebied van de voorgestelde verordening beïnvloedt of wijzigt. Daarom valt het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(11) De Raad moet de lidstaten die nog geen partij zijn bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 derhalve machtigen om het verdrag in het belang van de Unie te ondertekenen, te bekrachtigen of ertoe toe te treden, onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden. De Raad moet ook de lidstaten die partij zijn bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, machtigen om partij te blijven bij dat verdrag.

(12) De EU en haar lidstaten zijn partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (“UNCRPD”).

(13) Krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie berust de bevoegdheid om materiële en procedurele regels op het gebied van de bescherming van volwassenen vast te stellen, bij de lidstaten. Als verdragsluitende partijen bij het UNCRPD moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun nationale materiële en procedurele wetgeving inzake de behandeling van volwassenen in overeenstemming is met de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten waarin het UNCRPD voorziet, met inbegrip van de maatregelen inzake “voogdij” en “curatele”, en de vaststelling van handelingsonbekwaamheid als bedoeld in artikel 3 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.

(14) De regels van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 moeten worden toegepast in overeenstemming met de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten uit hoofde van het UNCRPD.

(15) De niet-naleving van deze verplichting moet ook gevolgen hebben voor de erkenning en tenuitvoerlegging door de lidstaten van door derde landen genomen maatregelen.

(16) [[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit; dit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.] OF

(17) Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland [bij brief van ...] te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van dit besluit wenst deel te nemen.

(18) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit; dit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.