Overwegingen bij COM(2023)606 - Recommendation for a COUNCIL RECOMMENDATION on the 2023 National Reform Programme of Estonia and delivering a Council opinion on the 2023 Stability Programme of Estonia

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad3, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot economisch en sociaal herstel en de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te stimuleren en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2) Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20234 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. De Europese Raad heeft op 23 maart 2023 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Estland heeft genoemd als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kan zijn of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Estland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 16 mei 2023 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 13 maart 2023 heeft aangenomen.

(3) Hoewel de economieën in de EU blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. Aangezien de EU resoluut achter Oekraïne staat, is de economische en sociale beleidsagenda van de EU erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de EU.

(4) Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met als titel Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk5 om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU te versterken en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het plan vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de capaciteit van de EU om de nettonultechnologieën en -producten te fabriceren die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de EU te halen, en de toegang tot relevante kritieke grondstoffen te waarborgen, onder meer door de aanvoer te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het plan is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingskader, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie ook een mededeling uitgebracht met als titel Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 20306, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5) In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020 en 2022 blijven ook relevant voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6) De REPowerEU-verordening7, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de EU van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Deze plannen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie niet-terugbetaalbare financiële steun ingevoerd die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld voor de financiering van nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen.

(7) Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024, die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken8. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt. De lidstaten is verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege de hernieuwde energiedruk, de lidstaten dergelijke maatregelen veel beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven dan in het verleden. De Commissie heeft voorgesteld de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren, te differentiëren en te formuleren op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance9. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 een op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedure in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8) Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend voor een ingrijpende hervorming van de EU-regels inzake economische governance. De voorstellen moeten vooral de overheidsschuld houdbaarder maken en tegelijkertijd duurzame en inclusieve groei bevorderen in alle lidstaten via hervormingen en investeringen. De voorstellen zijn erop gericht de lidstaten meer controle te geven wat het ontwerpen van hun middellangetermijnplannen betreft, maar tuigen een strengere handhavingsregeling op. Die moet ervoor zorgen dat de lidstaten de verbintenissen die zij in hun begrotingsplannen voor de middellange termijn zijn aangaan, ook daadwerkelijk nakomen. Het doel is de wetgevingswerkzaamheden te voltooien in 2023.

(9) Op 18 juni 2021 heeft Estland zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 29 oktober 2021 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Estland aangenomen10. De vrijgave van tranches is afhankelijk van een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 houdende dat Estland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Een bevredigende verwezenlijking veronderstelt dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid. Op 9 maart 2023 heeft Estland een herzien nationaal herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, overeenkomstig artikel 21c van Verordening (EU) 2021/241. Het herziene herstel- en veerkrachtplan houdt ook rekening met de geactualiseerde maximale financiële bijdrage overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 en bevat een met redenen omkleed verzoek aan de Commissie om het uitvoeringsbesluit van de Raad van 3 november 2021 te wijzigen overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241, omdat het herstel- en veerkrachtplan als gevolg van objectieve omstandigheden gedeeltelijk niet meer haalbaar is. Op 12 mei 2023 heeft de Commissie haar voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Estland aangenomen. [De Raad heeft het gewijzigde Uitvoeringsbesluit van de Raad op XX XXXX 2023 aangenomen.] .

(10) Op XX mei 2023 heeft Estland zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 28 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Estland over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11) De Commissie heeft op 24 mei 2023 het landverslag 2023 voor Estland11 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Estland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Estland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Estland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

(12) De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Estland een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 202312. Zij heeft geconcludeerd dat Estland geen macro-economische onevenwichtigheden ondervindt. Met name de kwetsbaarheden in verband met het concurrentievermogen en de ontwikkeling van de huizenprijzen zijn onlangs toegenomen, maar lijken momenteel over het geheel genomen onder controle te zijn. De lonen en vooral de prijzen zijn in 2022 sterk gestegen, maar het verlies aan concurrentievermogen lijkt beperkt, terwijl de lopende rekening slechts een klein tekort vertoont en naar verwachting dit jaar en volgend jaar bijna in evenwicht zal zijn. Indien de inflatie en de loondruk aanhouden, dreigen zij echter het concurrentievermogen van Estland te schaden, met name omdat de kerninflatie ruim boven het gemiddelde van de eurozone ligt. De huizenprijzen zijn sinds de pandemie sterk gestegen, maar vertonen geen tekenen van overwaardering. Gezien de renteverhogingen en de recente economische recessie zullen de huizenprijzen waarschijnlijk weer dalen. Bovendien zijn de schulden en leningen van de huishoudens relatief gematigd en is de financiële sector gezond. Het beleidskader is over het algemeen gunstig, hoewel enkele extra inspanningen zouden kunnen helpen om de risico's van de vastgestelde kwetsbaarheden aan te pakken. Een voortgezet anticyclisch begrotings- en macroprudentieel beleid, waar nodig versterkt, zou in dat opzicht belangrijk zijn. Bevordering van de concurrentie op de binnenlandse markt zou kunnen bijdragen tot het beheersen van de prijsdruk.

(13) Op basis van door Eurostat13 gevalideerde gegevens is het overheidstekort van Estland afgenomen van 2,4 % van het bbp in 2021 tot 0,9 % in 2022, terwijl de overheidsschuld is gestegen van 17,6 % van het bbp eind 2021 tot 18,4 % eind 2022. Op [24 mei] 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, VWEU14; in dit verslag wordt de begrotingssituatie van Estland besproken, aangezien verwacht wordt dat het overheidstekort in 2023 de 3 % van het bbp zal overschrijden. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium werd voldaan. Overeenkomstig de mededeling van 8 maart 202315 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te stellen; daarentegen heeft de Commissie verklaard dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 een op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedure in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Estland dient hiermee rekening te houden bij de uitvoering van zijn begroting 2023 en bij de voorbereiding van het ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14) Het overheidssaldo is beïnvloed door de begrotingsbeleidmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden dergelijke inkomstenverlagende maatregelen onder meer uit een lagere accijns op landbouwbrandstof; terwijl dergelijke uitgavenverhogende maatregelen een gedeeltelijke compensatie van energierekeningen omvatten voor huishoudens met een lager dan mediaan inkomen, verlaagde netwerktarieven voor elektriciteit en gas voor huishoudens en bedrijven, prijsplafonds voor elektriciteit en gas voor huishoudens, en een eenmalige sociale overdracht van 50 euro aan gepensioneerden en gezinnen met kinderen. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van deze maatregelen op 0,8 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de begrotingskosten van de tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,6 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen van COVID-19 gedaald tot 0 % van het bbp in 2022, tegen 2,3 % in 2021.

(15) Op 18 juni 2021 heeft de Raad Estland16 aanbevolen om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16) Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers17 in 2022 met 1,3 % van het bbp contractief, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad, is Estland het herstel blijven steunen met investeringen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd. De met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,4 % van het bbp in 2022 (1,6 % van het bbp in 2021). De daling van de uitgaven die in 2022 met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen werden gefinancierd, was het gevolg van de snelle en onvoorziene stijging van de bouwprijzen. De nationaal gefinancierde investeringen leverden een contractieve bijdrage van 0,6 procentpunt aan de begrotingskoers18. Estland heeft derhalve geen nationaal gefinancierde investeringen in stand gehouden, hetgeen niet overeenstemt met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd leverde de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,8 procentpunt. Estland heeft derhalve de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende beperkt.

(17) Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag ligt, is voor 2023 voorzichtig en voor de periode daarna realistisch. De regering verwacht dat het reële bbp in 2023 met 1,5 % zal krimpen en in 2024 met 3,0 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere krimp van het reële bbp van 0,1 % in 2023 en een vergelijkbare groei van 3,0 % in 2024. Het verschil in 2023 is voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat de Commissie een gunstiger ontwikkeling van de particuliere consumptie verwacht, samen met een iets lagere HICP-inflatie en hogere loongroeiprognoses.

(18) In haar stabiliteitsprogramma 2023 voorziet de regering dat het overheidstekort zal stijgen tot 4,3 % van het bbp in 2023. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van discretionaire maatregelen, zoals extra uitgaven voor gezinsuitkeringen, pensioenen, defensie en onderwijs en verlaging van de inkomstenbelasting door aanpassing van de belastingschijven, alsmede een veronderstelde stijging van de uitgaven van de lokale overheden. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 18,4 % eind 2022 tot 20,2 % eind 2023. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,1 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma voorspelde tekort, voornamelijk als gevolg van het noemereffect van hogere nominale bbp-prognoses en een hogere geraamde groei van de belastinggrondslagen en de fiscale en niet-fiscale ontvangsten.

(19) Het overheidssaldo zal naar verwachting in 2023 verder worden beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die werden verlengd, met name een compensatie van een deel van de verwarmings-, elektriciteits- en gasrekeningen van alle huishoudens. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie geraamd op 0,3 % van het bbp in 202319. De maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, en houden het prijssignaal om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen, niet volledig in stand. Daarom wordt het bedrag van de gerichte steunmaatregelen waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling voor 2023, in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie geraamd op 0 % van het bbp in 2023 (tegen 0,1 % van het bbp in 2022). De begrotingskosten van de tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting met 0,1 procentpunt van het bbp stijgen ten opzichte van 2022.

(20) Op 12 juli 2022 heeft de Raad Estland aanbevolen20 actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in 2023 in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers21, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Estland moet klaar staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Ook werd Estland aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen.

(21) Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (-0,8 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een contractieve begrotingskoers in 2022 (+1,3 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 een expansieve bijdrage van 1,2 % van het bbp aan de begrotingskoers zal leveren. Dit omvat een verlaging van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,1 % van het bbp. Dit omvat ook hogere kosten om ontheemden uit Oekraïne tijdelijke bescherming te bieden (met 0,1 % van het bbp). De expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is derhalve niet het gevolg van de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) wordt voornamelijk bepaald door sociale uitgaven, ambtenarensalarissen, onderwijs en defensie-uitgaven. Samenvattend is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. De met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,8 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunt aan de begrotingskoers zullen leveren. Daarom is Estland van plan extra investeringen te financieren via de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, en wordt verwacht dat nationaal gefinancierde investeringen in stand worden gehouden22. Het is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals energie-efficiëntie van woningen, versterking van de elektriciteitstransmissienetwerken om meer groene energieproductie mogelijk te maken, internetbreedband, digitale diensten en bij- en omscholingsmodules voor groene vaardigheden.

(22) Volgens het stabiliteitsprogramma zal het overheidstekort licht dalen tot 4,2 % van het bbp in 2024. De daling in 2024 is voornamelijk het gevolg van een daling van de uitgaven als aandeel van het bbp. Volgens het programma wordt verwacht dat de overheidsschuldquote zal toenemen tot 23,6 % eind 2024. Zoals in het programma wordt aangegeven, omvatten deze prognoses echter nog niet de geplande begrotingsconsolidatiemaatregelen van de op 17 april 2023 aangetreden nieuwe regering, omdat de maatregelen nog niet wettelijk zijn vastgelegd. De nieuwe regering is voornemens de belasting over de toegevoegde waarde, milieubelastingen en accijnzen op alcohol en tabak te verhogen en een autobelasting in te voeren. Aan de uitgavenzijde wil de regering bepaalde kinderbijslagen verlagen. In totaal wordt volgens het stabiliteitsprogramma geraamd dat deze maatregelen het begrotingssaldo in 2024 met 1,3 % van het bbp zullen verbeteren. Op basis van beleidsmaatregelen die op de afsluitingsdatum van de prognoses voldoende gedetailleerd bekend zijn (d.w.z. zonder de bovengenoemde geplande toekomstige maatregelen), wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie voor 2024 uitgegaan van een overheidstekort van 2,7 % van het bbp. Dit is lager dan het in het programma geraamde tekort, voornamelijk doordat voor 2023 een lagere tekortgrondslag wordt verwacht en de prognoses van de Commissie voor het bbp en de belastingontvangsten voor 2024 gunstiger zijn. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt eveneens uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 21,3 % eind 2024.

(23) Het stabiliteitsprogramma voorziet in de uitfasering van alle steunmaatregelen voor energie in 2024. De Commissie gaat ook uit van een volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24) Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de doelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark23. Rekening houdend met overwegingen inzake de houdbaarheid van de begroting,24 en de noodzaak het tekort terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te waarborgen, mag de groei van de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven25 in 2024 niet meer bedragen dan 4.9 %, zoals in deze aanbeveling is weergegeven. Dit zal tevens bijdragen tot een vermindering van de kerninflatie, die ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt en die, indien zij aanhoudt, tot een verlies aan concurrentievermogen kan leiden. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (momenteel door de Commissie geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgebouwd, afhankelijk van de ontwikkelingen op de energiemarkt en uitgaande van de minst doelgerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort te verminderen. Volgens de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie is de groei van de netto nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in 2023 echter niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(25) Uitgaande van ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie verwacht dat de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven in 2024 met 4,5 % zullen stijgen, wat onder het aanbevolen percentage ligt.

(26) Volgens het programma zullen de overheidsinvesteringen in 2024 naar verwachting op 5,3 % van het bbp blijven, tegen gemiddeld 5,3 % van het bbp in 2018-2023. Wat de financieringsbronnen betreft zullen de nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting afnemen en de door de EU gefinancierde investeringen toenemen, met name via de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

(27) Het stabiliteitsprogramma schetst een begrotingstraject voor de middellange termijn tot 2027. Volgens het programma zal het overheidstekort naar verwachting 4,0 % van het bbp bedragen in 2025, 4,5 % in 2026 en 4,2 % tegen 2027. Derhalve wordt niet verwacht dat het algemene overheidstekort gedurende de looptijd van het programma weer onder de 3 % van het bbp uitkomt. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 23,6 % eind 2024 tot 33 % eind 2027. Zoals hierboven is opgemerkt, is in deze prognoses echter nog geen rekening gehouden met de door de nieuwe regering geplande begrotingsconsolidatiemaatregelen.

(28) Estland heeft op 9 maart 2023 een herziening van zijn plan samen met het REPowerEU-hoofdstuk ingediend, die op 12 mei 2023 door de Commissie is aangenomen en door de Raad moet worden goedgekeurd. Als gevolg van de hoge inflatie en verstoringen van de toeleveringsketen door de oorlog in Oekraïne zijn enkele investeringen uitgesteld of stopgezet, waardoor het oorspronkelijke plan moest worden herzien. Estland is de eerste lidstaat die het REPowerEU-hoofdstuk in de herziening van het plan heeft opgenomen en is voornemens het eerste en tweede betalingsverzoek in te dienen zodra de herziening door de Raad is goedgekeurd. Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Estland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan het plan, om te zorgen voor een breed draagvlak voor de algehele beleidsagenda.

(29) De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten van Estland betreffende het cohesiebeleid in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Estland tot stand te brengen.

(30) Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan aan bod komen, wordt Estland geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met de toereikendheid van het sociale vangnet, met name voor werklozen en ouderen, langdurige zorg en gezondheidszorg, en energie en de groene transitie.

(31) De toereikendheid van het sociale vangnet is verbeterd, maar het risico van armoede of sociale uitsluiting blijft hoog voor sommige groepen, met name ouderen (41,6 % tegen 19,5 % in de EU in 2021) en personen met een handicap (met 40,4 % tegen 28,9 % in de EU in 2021). Voor ouderen (65+) is het risico van armoede of sociale uitsluiting groot, vooral omdat het gemiddelde pensioen laag is. Bovendien bestaat er nog steeds een genderkloof inzake armoede onder ouderen (het armoederisico voor oudere vrouwen is 47,9 %, bijna 21 procentpunt hoger dan voor mannen). Door beperkende maatregelen voor het ontvangen van werkloosheidsuitkeringen, met name de hoge drempels voor werk en inkomen vóór werkloosheid, blijven werklozen blootgesteld aan het risico om in armoede te vervallen. Mensen met korte werkperioden en niet-standaardwerk komen niet in aanmerking voor werkloosheidsuitkeringen wanneer zij werkloos worden. In 2022, ontving slechts 36 % van de nieuw geregistreerde werklozen een werkloosheidsuitkering en 39 % de vaste werkloosheidsuitkering. Het uitbreiden van het recht op werkloosheidsuitkeringen en het versoepelen van de minimumcriteria om er toegang toe te krijgen, met name in geval van korte werkperioden en niet-standaardwerk, en het verhogen van de toereikendheid van de pensioenen zou de sociale bescherming kunnen helpen versterken.

(32) Estland heeft initiatieven genomen om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van langdurige zorg te verbeteren, maar er blijven uitdagingen bestaan. De overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en langdurige zorg zijn laag in vergelijking met het EU-gemiddelde, hetgeen een tijdige en gelijke toegang tot gezondheidszorg en langdurige zorg belemmert. Een groot deel van de bevolking van 65 jaar en ouder die langdurige zorg nodig heeft, ontvangt geen hulp bij persoonlijke verzorging of huishoudelijke activiteiten. De behoefte aan thuiszorg is een van de hoogste in de EU. Daarnaast is bij een vergrijzende bevolking en een levensverwachting die in Estland een van de laagste in de EU is, het percentage zelfverklaarde onvervulde medische behoeften hoog, hoewel het in vergelijking met voorgaande jaren is gedaald (13 % in 2020 en 8,1 % in 2021, tegenover een EU-gemiddelde van 2 %). Dit hoge percentage houdt met name verband met wachtlijsten en een tekort aan en ongelijke spreiding van gezondheidswerkers in het land. Hoewel eigen bijdragen licht zijn gedaald, zijn ze zowel voor gezondheidszorg als voor langdurige zorg hoog en liggen ze ver boven het EU-gemiddelde. Het voorzien in duurzame financiering van gezondheidszorg en langdurige zorg kan de uitdagingen op deze gebieden helpen aanpakken.

(33) Na de inval van Rusland in Oekraïne heeft Estland met succes afgezien van de invoer van gas uit Rusland door de energie-invoer om te leiden via de terminal voor vloeibaar aardgas (lng) in Klaipėda (Litouwen) en de lng-terminal in Inkoo, Finland. Het aardgasverbruik in Estland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 36 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik over dezelfde periode in de voorgaande 5 jaar, meer dan het reductiestreefcijfer van 15 %. Estland zou zijn inspanningen om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen kunnen voortzetten tot 31 maart 202426. Het aandeel van schalieolie in de energiemix van Estland blijft aanzienlijk, ook al maakt het land vorderingen bij de invoering van hernieuwbare energie. Het aandeel van hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie is toegenomen van 30,1 % in 2020 tot 37,6 % in 2021. Het aandeel van schalieolie is goed voor 58 % van de energiemix in 2021, een daling van 5 procentpunt sinds 2018, maar een stijging van 2 procentpunt sinds 2020. In het REPowerEU-hoofdstuk van het onlangs herziene herstel- en veerkrachtplan heeft Estland zich verbonden tot hervormingen op het gebied van vergunningen en de capaciteitsopbouw van lokale vergunningsinstanties. Deze zullen naar verwachting verdere vooruitgang in de richting van het gebruik van hernieuwbare energie mogelijk maken. Onvoldoende netcapaciteit voor meer hernieuwbare energie blijft verdere vooruitgang in de weg staan. Estland moet ook zijn inspanningen voortzetten om zijn elektriciteitsnet te synchroniseren met dat van de rest van de EU om geleidelijk minder afhankelijk te worden van het BRELL-elektriciteitsnet. Er wordt vooruitgang geboekt, maar de overgang moet nog worden voltooid. Daartoe is samenwerking met Letland en Litouwen noodzakelijk. Energie-efficiëntie is cruciaal voor de groene transitie van Estland. Om de energie-efficiëntie van de economie, met inbegrip van het gebouwenbestand, te verhogen, zijn ambitieuzere energie-efficiëntiedoelstellingen nodig en moet de renovatiecapaciteit van kleinere gemeenten worden vergroot door de steunmaatregelen beter te richten. Estland heeft zich met de vaststelling van het ontwikkelingsplan voor vervoer en mobiliteit 2021-2035 op de verduurzaming van zijn vervoerssector gericht, maar er moeten meer passende maatregelen worden genomen om de overgang naar een minder vervuilende vervoerssector te versnellen. Hoewel Estland investeert in de elektrificatie van het spoorwegnet, is de uitvoering ervan nog niet beoordeeld. Een verschuiving naar duurzaam vervoer moet ook plaatsvinden op het gebied van particuliere voertuigen, waar een ruimer gebruik van nul- en lage-emissievoertuigen nodig is. Relevante stimulansen zoals milieuheffingen, waaronder een op de uitstoot gebaseerde jaarlijkse motorrijtuigenbelasting, zouden de verschuiving naar minder vervuilende vervoersopties kunnen helpen bespoedigen.

(34) Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die cruciaal zijn voor de groene transitie, zoals de productie, de toepassing en het onderhoud van nettonultechnologieën, zorgen voor knelpunten bij de overgang naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten deze maatregelen toegankelijk zijn, met name voor personen en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Estland tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 68 beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, waaronder afvalsorteerders, bouwkundigen en civiel ingenieurs. Daarnaast werden tekorten aan arbeidskrachten gemeld als een factor die de productie in de industrie en de bouw beperkt.

(35) In het licht van deze beoordeling van de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht en zijn advies27 daarover is in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(36) Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, gerichtere begrotingsmaatregelen te nemen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk op de energieprijzen afneemt; ii) hoge overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegengaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, gericht is op levensvatbare bedrijven en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Estland dragen aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede en derde aanbeveling voor de eurozone.


BEVEELT AAN dat Estland in 2023 en 2024 de volgende actie onderneemt:

1. De geldende steunmaatregelen voor energie tegen eind 2023 afbouwen en de daarmee samenhangende besparingen gebruiken om het overheidstekort te verminderen. Indien nieuwe stijgingen van de energieprijzen steunmaatregelen noodzakelijk maken, ervoor zorgen dat deze gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair houdbaar en stimulansen voor energiebesparing in stand houden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 4,9 %.

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die leiden tot een hogere duurzame groei, teneinde een voorzichtige begrotingssituatie op middellange termijn te bereiken.

2. De gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan voortzetten, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. De cohesiebeleidsprogramma’s snel uitvoeren, in nauwe aansluiting op en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3. De sociale bescherming versterken, onder meer door armoede onder ouderen aan te pakken en door het recht op werkloosheidsuitkeringen uit te breiden, met name in geval van korte werkperioden en niet-standaardwerk. De toegang tot en de betaalbaarheid van gezondheidszorg en langdurige zorg verbeteren, met name door een duurzame financiering ervan te waarborgen.

4. De totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en de invoering van hernieuwbare energiebronnen versnellen, onder meer door versterking van de capaciteit van het binnenlandse elektriciteitsnet. Zorgen voor voldoende capaciteit van elektriciteitsinterconnecties om de voorzieningszekerheid te vergroten en de synchronisatie met het elektriciteitsnet van de EU voort te zetten. De energie-efficiëntie versterken via nieuwe financierings- en steunmaatregelen om de doelstellingen van de renovatiestrategie op lange termijn te halen. De inspanningen om het aandeel van duurzaam vervoer te vergroten voortzetten, door het spoornet te elektrificeren en via belastingen die de geleidelijke vernieuwing van het wagenpark in de richting van nul- of lage-emissievoertuigen stimuleren. Beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van de vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie.


Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

1PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

2PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

3Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

4COM(2022) 780 final.

5COM(2023) 62 final.

6COM(2023) 168 final.

7Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

8COM(2023) 141 final.

9COM(2022) 583 final.

10Uitvoeringsbesluit van de Raad van 29 oktober 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Estland (ST 12532/21; ST 12532/21 ADD 1; ST 12532/21 ADD 1 COR 1; ST 12532/21 ADD 1 COR 1 REV 1).

11SWD(2023) 606 final.

12SWD(2023) 630 final.

13Eurostat-Euro Indicators, 47/2023 van 21.4.2023.

14COM(2023) 631 final van 24.5.2023.

15COM(2023) 141 final van 8.3.2023.

16Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Estland, PB C 304 van 29.7.2021, blz. 23.

17De begrotingskoers wordt afgemeten aan de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van COVID-19-gerelateerde tijdelijke noodmaatregelen maar met inbegrip van uitgaven gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

18De daling van de investeringen weerspiegelt de vertraging van sommige projecten door de sterke stijging van de bouwkosten als gevolg van verstoringen van de toeleveringsketen door de oorlog in Oekraïne. Tegelijkertijd leverden andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,4 procentpunt van het bbp, als gevolg van de aankoop van gas en brandstofreserves.

19Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van deze maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

20Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Estland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 44).

21Op basis van de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt de potentiële productiegroei van Estland op middellange termijn (tienjarig gemiddelde), die wordt gebruikt om de begrotingskoers te meten, in nominale cijfers geraamd op 13,3 %.

22Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp leveren, als gevolg van het basiseffect van 2022 toen grote gasreserves werden verworven.

23Vgl. artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad, dat ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voorschrijft voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp, of met meer uitgesproken risico's voor de houdbaarheid van de schuld.

24De Commissie heeft geraamd dat Estland een gemiddelde jaarlijkse stijging van het structurele primaire saldo als bbp-aandeel ten belope van 0,0 procentpunt nodig zou hebben om een plausibele schuldreductie te bereiken of om ervoor te zorgen dat de overheidsschuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. Deze raming was gebaseerd op de najaarsprognoses 2022 van de Commissie. Het uitgangspunt voor deze raming was het verwachte overheidstekort en de verwachte overheidsschuld voor 2024, waarbij ervan werd uitgegaan dat de steunmaatregelen voor energie in 2024 zouden worden ingetrokken.

25De netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

26 Verordening (EU) 2022/1369 van de Raaden Verordening (EU) 2023/706 van de Raad

27Op grond van artikel 5, lid 2, en artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.

NL NL