Overwegingen bij COM(2023)201 - Wijziging van Richtlijn 2001/110/EG inzake honing, Richtlijn 2001/112/EG inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten, Richtlijn 2001/113/EG inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta en Richtlijn 2001/114/EG inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over “de Europese Green Deal” heeft de Commissie op 20 mei 2020 een mededeling aangenomen, getiteld “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” (“de “van boer tot bord”-strategie”), waarin zij maatregelen voor een gezonder en duurzamer voedselsysteem van de Unie heeft aangekondigd. In het kader van die maatregelen wil de Commissie producenten stimuleren om de samenstelling van levensmiddelen met een hoog suikergehalte te wijzigen, en wil zij de overgang naar gezonde en duurzame voedingspatronen vergemakkelijken. Om de consument in staat te stellen weloverwogen, gezonde en duurzame voedingskeuzes te maken, kondigde de Commissie voorts een mogelijke uitbreiding aan van verplichte oorsprongs- of herkomstaanduidingen voor bepaalde producten, daarbij goed rekening houdend met de mogelijke gevolgen voor de interne markt.

(2) In Richtlijn 2001/110/EG van de Raad0 zijn definities, benamingen, gemeenschappelijke regels inzake de samenstelling en etiketteringsvoorschriften vastgesteld voor honing.

(3) Gezien het nauwe verband tussen de kwaliteit van honing en de oorsprong ervan en de noodzaak ervoor te zorgen dat de consument niet wordt misleid omtrent de kwaliteit van het product, bevat Richtlijn 2001/110/EG regels voor de etikettering van de oorsprong van honing. Volgens artikel 2, punt 4, van die richtlijn moeten met name het land of de landen van oorsprong waar de honing is vergaard, op het etiket worden vermeld en kan, indien de honing van oorsprong is uit meer dan één lidstaat of derde land, de verplichte vermelding van de landen van oorsprong naargelang het geval worden vervangen door een van de volgende vermeldingen: “gemengde EU-honing”, “gemengde niet-EU-honing” of “gemengde EU- en niet-EU-honing”. De verschillende regels die de lidstaten op basis hiervan hebben vastgesteld, hebben mogelijk de consument misleid en de werking van de interne markt belemmerd. In het licht van de doelstelling van de “van boer tot bord”-strategie om de consument in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken, onder meer met betrekking tot de oorsprong van voedsel, en in het belang van het behoud van de efficiënte werking van de interne markt in de gehele Unie via een harmonisatie van de etiketteringsvoorschriften, is het passend de regels voor de etikettering van de oorsprong van honing te herzien en te bepalen dat het land of de landen van oorsprong op de verpakking moeten worden vermeld. Gezien de beperkte grootte van verpakkingen die slechts één portie honing bevatten (ontbijtverpakkingen), en de daarmee verband houdende technische moeilijkheden, is het passend die verpakkingen vrij te stellen van de verplichting om voor honing die van oorsprong is uit meer dan één land, alle afzonderlijke landen van oorsprong te vermelden.

(4) In Richtlijn 2001/112/EG van de Raad0 zijn de essentiële eisen vastgesteld ten aanzien van de productie, de samenstelling en de etikettering van voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten, teneinde de belangen van de consument te beschermen en het vrije verkeer van die producten te bevorderen.

(5) In 2012 is Richtlijn 2001/112/EG gewijzigd bij Richtlijn 2012/12/EU van het Europees Parlement en de Raad0 om rekening te houden met de nieuwe regels inzake toegestane ingrediënten, zoals die welke de toevoeging van suikers betreffen, een praktijk die in vruchtensappen niet langer was toegestaan. In het licht van deze gewijzigde samenstellingsvoorschriften voor vruchtensappen mocht de vruchtensapindustrie gedurende slechts één jaar gebruikmaken van de vermelding dat vruchtensappen geen toegevoegde suikers bevatten, teneinde de consumenten te informeren en hen in staat te stellen onmiddellijk een duidelijk onderscheid te maken tussen vruchtensappen en bepaalde andere soortgelijke producten op het punt van toevoeging van suikers. Deze periode bleek te kort om het grote publiek duidelijk te maken dat als gevolg van de nieuwe regels inzake toegestane ingrediënten geen suikers meer mochten worden toegevoegd aan vruchtensappen. Daardoor is het voor sommige consumenten en gezondheidswerkers nog steeds niet duidelijk dat vruchtensappen, in tegenstelling tot vruchtennectars, geen toegevoegde suikers mogen bevatten.

(6) Vruchtennectars die geen toegevoegde suikers of zoetstoffen bevatten, konden overeenkomstig deel II, punt 2, streepje 5, van bijlage I bij Richtlijn 2001/112/EG dan weer worden voorzien van de voedingsclaim “zonder toegevoegde suikers” of van elke andere claim die voor de consument waarschijnlijk dezelfde betekenis zou hebben, vergezeld van de vermelding “bevat van nature aanwezige suikers”, zoals opgenomen in de lijst in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad0. In combinatie met het feit dat vruchtensappen géén voedingsclaim inzake suikers noch de vermelding “bevat van nature aanwezige suikers” mogen dragen, kan dit de consument hebben misleid, aangezien uit onderzoek is gebleken dat uit verschillende producten met een identieke of zeer vergelijkbare voedingssamenstelling vaak het product met een voedingsclaim wordt gekozen.

(7) Aangezien consumenten zich met name steeds meer bewust zijn van de gezondheidsrisico’s in verband met de consumptie van suiker, is het daarom passend om de regels inzake het gebruik van vermeldingen inzake suiker voor vruchtensappen te herzien zodat consumenten een weloverwogen keuze kunnen maken. Daarom moet de industrie opnieuw, zonder beperking in de tijd, kunnen gebruikmaken van de vermelding dat vruchtensappen geen toegevoegde suikers bevatten.

(8) Als gevolg van de technische vooruitgang zijn of worden nieuwe verwerkingstechnieken ontwikkeld waarmee van nature aanwezige suikers volledig of gedeeltelijk kunnen worden verwijderd uit vruchtensappen en vruchtensappen uit concentraat, om tegemoet te komen aan de toenemende vraag van de consument naar producten met een lager suikergehalte. Dergelijke producten kunnen in de Unie in de handel worden gebracht voor zover aan alle relevante wetgeving is voldaan. Voor het verkrijgen van die producten wordt echter een andere dan de in deel II, punt 3, van bijlage I bij Richtlijn 2001/112/EG toegestane behandelingen toegepast, en het totale suikergehalte, voor waterige oplossingen bekend als de “brixwaarde”, is lager dan dat van uit de vrucht geëxtraheerd sap. Bijgevolg mogen zij niet de productbenaming “vruchtensap” of “vruchtensap uit concentraat” dragen.

(9) Dergelijke producten worden steeds meer op de markt van de Unie verkrijgbaar. Om ervoor te zorgen dat dergelijke producten gemakkelijker op de interne markt in de handel kunnen worden gebracht, daarbij ook rekening houdend met de noodzaak om een gewijzigde samenstelling van vruchtensappen, met minder suikers, te bevorderen, moet een nieuwe categorie producten worden gecreëerd voor vruchtensappen waaruit de van nature aanwezige suikers volledig of gedeeltelijk zijn verwijderd, terwijl alle andere essentiële fysische, chemische, organoleptische en nutritionele kenmerken behouden blijven. Deze producten moeten de productbenaming “vruchtensap met verlaagd suikergehalte” of “vruchtensap met verlaagd suikergehalte uit concentraat” dragen en een brixwaarde hebben die lager is dan die van het uit de vrucht geëxtraheerde sap. Ter wille van de samenhang met Verordening (EG) nr. 1924/2006 moet het suikergehalte met ten minste 30 % worden verlaagd ten opzichte van vruchtensap en vruchtensap uit concentraat. Het is daarom passend de nieuwe productcategorie toe te voegen aan deel I van bijlage I bij Richtlijn 2001/112/EG en regels vast te stellen voor de toegestane ingrediënten van die producten, alsmede voor de toegestane behandelingen en stoffen.

(10) Overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 2001/112/EG mogen vruchtennectars toegevoegde suikers en/of honing bevatten. Om de productie en de afzet van fruit te ondersteunen en tegelijkertijd rekening te houden met de noodzaak om een gewijzigde samenstelling van vruchtennectars, met minder suikers, te bevorderen, moet het aandeel suiker en/of honing dat mag worden toegevoegd aan vruchtennectars die van nature een laag zuurgehalte hebben en als zodanig kunnen worden geconsumeerd, worden verlaagd.

(11) In deel II, punt 3, van bijlage I bij Richtlijn 2001/112/EG zijn de toegestane behandelingen en stoffen voor vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten vastgesteld. Eiwit uit zonnebloempitten wordt in toenemende mate gebruikt voor directe menselijke consumptie en is een efficiënt middel gebleken voor het klaren van vruchtensappen. Om rekening te houden met deze verdere vooruitgang moeten eiwitten uit zonnebloempitten worden toegevoegd aan de lijst van toegestane behandelingen en stoffen.

(12) Uit kokosnoten geëxtraheerd sap wordt in toenemende mate in de Unie in de handel gebracht en geconsumeerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2001/112/EG is de wettelijke benaming van dat product “kokossap”. Volgens de internationale norm overeenkomstig de algemene Codex-norm voor vruchtensappen en nectars (Codex Stan 247-2005), zoals aangenomen door de Codex Alimentarius-Commissie tijdens haar 28e zitting van 4 tot en met 9 juli 2005, is de naam “kokoswater” echter een synoniem van “kokossap” dat rechtstreeks uit de kokosnoot wordt geëxtraheerd zonder het kokosvlees te persen. Om Richtlijn 2001/112/EG in overeenstemming te brengen met die internationale norm, is het derhalve passend in bijlage III bij die richtlijn “kokoswater” toe te voegen als een specifieke benaming. Om ervoor te zorgen dat de specifieke benaming door alle consumenten in de Unie gemakkelijk kan worden begrepen, moet worden voorzien in de mogelijkheid om “kokoswater” te gebruiken in de officiële talen van de Unie. Aangezien kokossap bovendien kan worden verkregen door geconcentreerd kokossap te reconstitueren met drinkwater, moet in bijlage V bij die richtlijn een minimumbrixwaarde voor dit product worden vastgelegd.

(13) In Richtlijn 2001/113/EG van de Raad0 zijn de essentiële eisen vastgesteld ten aanzien van de productie, de samenstelling en de etikettering van voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta.

(14) Op grond van artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2001/113/EG moet op de etikettering het suikergehalte worden vermeld, tenzij de etikettering een voedingsclaim voor suiker bevat. Deze eis ging verder dan de regels van Richtlijn 90/496/EEG van de Raad0, waarin was bepaald dat het verstrekken van informatie over de voedingswaarde op voorverpakte levensmiddelen vrijwillig was, tenzij wanneer een voedingsclaim werd gedaan, en dat de hoeveelheid suikers moest worden vermeld wanneer de voedingsclaim betrekking had op suikers. Richtlijn 90/496/EEG is ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad0. Krachtens die verordening is het nu verplicht op verpakkingen informatie over de voedingswaarde te verstrekken. Daarom is het niet langer nodig dat Richtlijn 2001/113/EG een specifieke bepaling inzake de vermelding van het suikergehalte bevat en moet die bepaling worden geschrapt.

(15) Deel I van bijlage I bij Richtlijn 2001/113/EG heeft betrekking op de minimumhoeveelheid vruchten voor de bereiding van jam (confituur), gelei, extra jam (extra confituur) of extra gelei. De termen extra jam (extra confituur) en extra gelei mogen alleen worden gebruikt voor producten die worden bereid met een grotere hoeveelheid vruchten dan jam (confituur) respectievelijk gelei. Deel II van die bijlage heeft betrekking op het minimumgehalte aan oplosbare droge stof (d.w.z. suikers die van nature in de vruchten aanwezig zijn of die zijn toegevoegd) voor deze producten, waarbij de lidstaten een lager minimumgehalte aan oplosbare droge stof kunnen toestaan om rekening te houden met de verschillende nationale tradities bij de bereiding van vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta.

(16) Wanneer voor de bereiding van jam (confituur) of gelei meer vruchten worden gebruikt, kan het minimumgehalte aan oplosbare droge stof in deze producten worden bereikt met minder toegevoegde suiker. Om de productie van jam (confituur) met een hoger gehalte aan vruchten te stimuleren en aldus de fruitmarkt te ondersteunen, en rekening houdend met de noodzakelijke verlaging van het gehalte aan vrije suikers, moet de in bijlage I bij Richtlijn 2001/113/EG vastgestelde minimumhoeveelheid vruchten voor de bereiding van jam (confituur) en extra jam (extra confituur) worden verhoogd. Om de productie van gelei met een hoger gehalte aan vruchten te stimuleren en aldus de fruitmarkt te ondersteunen, moet de in bijlage I bij Richtlijn 2001/113/EG vastgestelde minimumhoeveelheid vruchten voor de bereiding van gelei en extra gelei worden verhoogd. Om de consumenten te helpen beter geïnformeerde en gezonde voedingskeuzes te maken, is het eveneens passend het gebruik van de in deel I van die bijlage gedefinieerde gereserveerde benamingen toe te staan voor producten met een gehalte aan oplosbare droge stof van minder dan 60 % die voldoen aan de voorwaarden die gelden voor de voedingsclaim “verlaagd gehalte aan suikers” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006.

(17) In bijlage I bij Richtlijn 2001/113/EG wordt de term “marmelade” beperkt tot een bepaald mengsel van citrusvruchten. In een aantal officiële talen van de Unie worden de in die bijlage vastgelegde wettelijke benamingen weliswaar in de handel gebruikt om de daarin bedoelde producten aan te duiden, maar worden in het algemene taalgebruik de termen marmelade en jam (confituur) door elkaar gebruikt om te verwijzen naar jam (confituur) van andere vruchten dan citrusvruchten. Om in voorkomend geval rekening te houden met deze praktijken, moeten de lidstaten het gebruik van de term marmelade voor de productbenaming jam (confituur) kunnen toestaan. Om verwarring bij de consument te voorkomen, moet de term “citrusmarmelade” in de hele Unie worden gebruikt voor het product dat tot nu toe als “marmelade” werd gedefinieerd, teneinde de twee productcategorieën van elkaar te onderscheiden. Dit is ook in overeenstemming met de internationale norm volgens de algemene Codex-norm voor jam, confituur, gelei en marmelade (Codex Stan 296-2009), zoals aangenomen door de Codex Alimentarius-Commissie tijdens haar 32e zitting van 29 juni tot en met 4 juli 2009, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen marmelade van citrusvruchten en marmelade van niet-citrusvruchten. Daarom moet die richtlijn dienovereenkomstig worden herzien wat betreft de productbenaming “marmelade”.

(18) Bijlage II bij die richtlijn bevat een lijst van aanvullende ingrediënten die mogen worden gebruikt voor de bereiding van de producten die onder de richtlijn vallen. Sap van citrusvruchten mag worden gebruikt als zuurvormer in jam (confituur), extra jam (extra confituur), gelei en extra gelei verkregen uit andere soorten vruchten. In vergelijking met niet uit concentraat verkregen sap, is citrusvruchtensap in geconcentreerde vorm minder volumineus, minder zwaar om te vervoeren, stabieler en langer houdbaar, en vergt het minder energieverbruik om het watergehalte te verdampen bij de bereiding van het eindproduct, namelijk jam (confituur) of gelei. Het gebruik ervan bij de productie van jam (confituur), extra jam (extra confituur), gelei en extra gelei is daarom duurzamer dan dat van vers sap van citrusvruchten. Daarom moet geconcentreerd citrusvruchtensap worden toegevoegd aan de lijst van aanvullende ingrediënten in die bijlage.

(19) In Richtlijn 2001/114/EG van de Raad0 zijn definities en gemeenschappelijke regels vastgesteld met betrekking tot de samenstelling, de bereidingskarakteristieken en de etikettering van bepaalde soorten verduurzaamde melk.

(20) Punt 3 van bijlage I bij Richtlijn 2001/114/EG bevat een lijst van behandelingen die mogen worden toegepast om verduurzaamde melk geheel of gedeeltelijk te dehydrateren. Om in te spelen op de veranderende behoeften van de consument moet een behandeling voor de productie van lactosevrije melkproducten worden toegestaan. Daarnaast moet de Engelse term “evaporated milk” in de bijzondere benamingen in bijlage II bij die richtlijn worden afgestemd op de internationale normen volgens de Codex-norm voor verdampte melk (Codex Stan 281-1971).

(21) De Richtlijnen 2001/110/EG, 2001/112/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG bevatten verwijzingen naar ingetrokken handelingen. Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad0 is ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1169/2011. Richtlijn 89/107/EEG van de Raad0 en Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad0 zijn ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad0. Die verwijzingen moeten daarom worden vervangen door verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen van de Verordeningen (EU) nr. 1169/2011 en (EG) nr. 1333/2008.

(22) De Richtlijnen 2001/110/EG, 2001/112/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(23) Om de lidstaten in staat te stellen nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan deze richtlijn te voldoen, moet een omzettingsperiode van 18 maanden worden ingesteld. Om de marktdeelnemers voldoende tijd te geven om zich aan de nieuwe eisen aan te passen, mogen die nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn pas 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn van toepassing worden.

(24) Om rekening te houden met de belangen van marktdeelnemers die hun producten op de markt brengen of etiketteren overeenkomstig de bepalingen die gelden voordat de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn van toepassing worden, is het noodzakelijk passende overgangsmaatregelen vast te stellen. Daarom moet in deze richtlijn worden bepaald dat die producten nog gedurende een beperkte periode na afloop van de omzettingsperiode mogen worden verhandeld.