Overwegingen bij COM(2023)181 - Standpunt EU in de Internationale Maritieme Organisatie over wijzigingen van verschillende verdrag en codes

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is op 17 maart 1958 in werking getreden.

(2) De IMO is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en de preventie van verontreiniging van de zee en de lucht door schepen. Alle lidstaten van de Unie zijn lid van de IMO. De Unie is geen lid van de IMO.

(3) Ingevolge artikel 28, punt b), van het Verdrag inzake de IMO treft de Maritieme Veiligheidscommissie voorzieningen voor de uitvoering van de taken die haar overeenkomstig dat verdrag zijn toegewezen door de algemene vergadering of de raad van de IMO, of van de taken die haar binnen het toepassingsgebied van dat artikel kunnen zijn toegewezen in het kader van een ander internationaal instrument en die door de IMO zijn goedgekeurd.

(4) De Maritieme Veiligheidscommissie zal tijdens haar 107e vergadering, van 31 mei tot en met 9 juni 2023 wijzigingen, vaststellen van hoofdstuk II-2 van het Internationaal Verdrag voor de veiligheid van mensenlevens op zee, 1974 (SOLAS), de Internationale Code voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen, 1994 (HSC-Code 1994) en de HSC-Code 2000, hoofdstuk XIV van het Internationaal Verdrag voor de veiligheid van mensenlevens op zee, 1974 (SOLAS), de Internationale Gedragscode voor schepen die in poolwateren varen (Zeevaartcode voor het Noordpoolgebied), het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (STCW) en de STCW-Code, en de Internationale Code voor reddingsmiddelen (LSA-Code).

(5) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 107e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie, aangezien de beoogde wijzigingen van SOLAS-hoofdstuk II-2 en de HSC-codes 1994 en 2000, van SOLAS-hoofdstuk XIV en de Zeevaartcode voor het Noordpoolgebied, van het STCW-Verdrag en de STCW-Code en van de LSA-Code een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, te weten Verordening (EU) 2019/1021 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen3, Verordening (EU) nr. 1257/2013 inzake scheepsrecycling4, Richtlijn 97/70/EG betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt5, Richtlijn 2013/53/EU betreffende pleziervaartuigen en waterscooters6, Richtlijn 2014/90/EU inzake uitrusting van zeeschepen7, Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart8, Richtlijn (EU) 2022/993 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden9 en Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen10.

(6) De beoogde wijzigingen van SOLAS-hoofdstuk II-2 en de HSC-Codes van 1994 en 2000 behelzen een verbod op het gebruik van blusschuim dat PFOS bevat bij brandbestrijding op zee. Het standpunt van de Unie moet erin bestaan die wijzigingen te steunen, aangezien PFOS een schadelijke stof is voor zowel de menselijke gezondheid als het mariene milieu.

(7) De wijzigingen van SOLAS-hoofdstuk XIV en de Zeevaartcode voor het Noordpoolgebied zullen de verplichte toepassing van sommige bepalingen op vissersvaartuigen mogelijk maken en bepaalde methoden voor het bepalen van de operationele capaciteit van een schip in ijs verplicht stellen als essentieel onderdeel van de reisplanning. Het standpunt van de Unie moet erin bestaan die wijzigingen te steunen, aangezien ze zullen leiden tot een verbetering van de veiligheidsnormen voor niet-SOLAS-schepen die in poolwateren varen.

(8) De wijzigingen van het STCW-Verdrag en de STCW-Code hebben betrekking op het gebruik van elektronische bewijzen krachtens het STCW-Verdrag en de STCW-Code. Het standpunt van de Unie moet erin bestaan die wijzigingen te steunen, aangezien de digitalisering van STCW-bewijzen het werk zou vergemakkelijken en de administratieve lasten voor vlaggenstaatadministraties, ambtenaren van de havenstaatcontrole en zeevarenden zou verminderen. Ook zou digitalisering kunnen bijdragen tot een snellere identificatie van frauduleuze bewijzen.

(9) De wijzigingen van de LSA-Code omvatten nieuwe voorschriften voor de ventilatie op andere reddingsvaartuigen dan volledig gesloten reddingsboten. Het standpunt van de Unie moet erin bestaan die wijzigingen te steunen, aangezien de veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de ventilatienormen in volledig gesloten reddingsboten erdoor worden aangescherpt,