Overwegingen bij COM(2023)166 - Staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Beweren “groen” en duurzaam te zijn, is een concurrentiefactor geworden, aangezien groene producten een grotere groei laten optekenen dan standaardproducten. Als goederen en diensten die op de interne markt worden aangeboden en gekocht, niet zo milieuvriendelijk zijn als wordt beweerd, wordt de consument misleid, de groene transitie belemmerd en de vermindering van negatieve milieueffecten verhinderd. Het potentieel van groene markten wordt niet volledig benut. Uiteenlopende door nationale wetgeving of privé-initiatieven opgelegde vereisten voor milieuclaims vormen een belasting voor bedrijven bij grensoverschrijdende handel, aangezien zij in elke lidstaat aan andere vereisten moeten voldoen. Dit heeft gevolgen voor hun vermogen om op de interne markt actief te zijn en de voordelen ervan te benutten. Tegelijkertijd is het voor marktdeelnemers moeilijk om betrouwbare milieuclaims te herkennen en de best mogelijke aankoopbeslissingen te nemen op de interne markt. Door een wildgroei aan keurmerken en berekeningsmethoden op de markt is het voor consumenten, bedrijven, investeerders en belanghebbenden moeilijk om te achterhalen of claims betrouwbaar zijn.

(2) Als milieuclaims niet betrouwbaar, vergelijkbaar en verifieerbaar zijn, kunnen consumenten en andere marktdeelnemers hun aankoopbeslissingen niet ten volle inzetten om betere milieuprestaties te belonen. Evenzo belemmert het gebrek aan betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie stimulansen voor het optimaliseren van milieuprestaties, wat doorgaans gepaard gaat met efficiëntiewinsten en kostenbesparingen voor bedrijven in de hele toeleveringsketen. Deze gevolgen worden nog verergerd door het ontbreken van een gemeenschappelijke referentie op de interne markt en de daaruit voortvloeiende verwarring.

(3) Voor gebruikers (consumenten, bedrijven, investeerders, overheidsdiensten, ngo’s) van in milieuclaims vervatte milieu-informatie leidt het ontbreken van betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid tot een gebrek aan vertrouwen in milieu-informatie en verwarring bij het interpreteren van heterogene, tegenstrijdige boodschappen. Dit is nadelig voor consumenten en andere marktdeelnemers, aangezien zij mogelijk op basis van misleidende informatie voor een product of zakelijke transactie kiezen in plaats van voor een alternatief.

(4) De regulering van milieuclaims moet derhalve verder worden geharmoniseerd. Een dergelijke harmonisatie zal de markt voor duurzamere producten en handelaren versterken door marktversnippering als gevolg van uiteenlopende nationale benaderingen te voorkomen. Dit zal ook voor een maatstaf zorgen die de wereldwijde transitie naar een rechtvaardige, klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie kan stimuleren9.

(5) Gedetailleerde regels van de Unie inzake de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, die gelden voor ondernemingen die op de markt van de Unie actief zijn op het gebied van de communicatie van bedrijven naar consumenten toe, zullen tot de groene transitie naar een circulaire, klimaatneutrale en schone economie in de Unie bijdragen door consumenten in staat te stellen weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen en zullen bijdragen tot het creëren van een gelijk speelveld voor marktdeelnemers die dergelijke claims doen.

(6) Een regelgevingskader voor milieuclaims is een van de maatregelen die de Commissie voorstelt voor de uitvoering van de Europese Green Deal10, waarin wordt erkend dat betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie belangrijk is om kopers in staat te stellen duurzamere beslissingen te nemen en het risico op “greenwashing” verkleint en waarin verbintenissen zijn opgenomen om de regelgevende en niet-regelgevende inspanningen op te voeren om valse milieuclaims aan te pakken. In combinatie met andere toepasselijke regelgevingskaders van de Unie, waaronder het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie11 en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad12, waarop dit voorstel een aanvulling is, wordt een duidelijke regeling vastgesteld voor milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken.

(7) Deze richtlijn maakt deel uit van een reeks onderling samenhangende initiatieven om een sterk en coherent productbeleidskader tot stand te brengen waarmee ecologisch duurzame producten en bedrijfsmodellen de norm in plaats van de uitzondering worden en om consumptiepatronen zodanig te veranderen dat afvalproductie al bij voorbaat wordt vermeden. De richtlijn wordt door middel van het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten13 aangevuld met onder meer interventies wat betreft het circulaire ontwerp van producten, het bevorderen van nieuwe bedrijfsmodellen en het vaststellen van minimumvereisten om te voorkomen dat producten die schadelijk zijn voor het milieu, in de EU in de handel worden gebracht.

(8) Er moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van afzonderlijke economische sectoren en deze richtlijn moet derhalve van toepassing zijn op vrijwillige uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken die niet door een andere handeling van de Unie worden geregeld wat betreft de staving, het communiceren of de verificatie ervan. Deze richtlijn mag derhalve niet van toepassing zijn op uitdrukkelijke milieuclaims waarvoor in de wetgeving van de Unie specifieke regels zijn vastgesteld, onder meer inzake methodologische kaders, beoordelings- of registratieregels voor het meten en berekenen van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van producten of handelaren, of het verstrekken van verplichte en niet-verplichte informatie aan consumenten over de milieuprestaties van producten en handelaren of van duurzaamheidsinformatie door middel van boodschappen of voorstellingen die op grond van de regels van de Unie verplicht of vrijwillig kunnen zijn.

(9) In het kader van de Europese Green Deal, de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie, en in overeenstemming met de doelstelling om tegen 2030 25 % van de landbouwgrond in de EU voor biologische landbouw te gebruiken en een aanzienlijke toename van de biologische aquacultuur te bereiken en met het actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie (COM(2021) 141), moeten de biologische landbouw en de biologische productie verder worden ontwikkeld. Wat Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad14 betreft, mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op milieuclaims betreffende gecertificeerde biologische producten die op basis van die verordening worden gestaafd, bijvoorbeeld in verband met het gebruik van pesticiden, meststoffen en antimicrobiële middelen of met de positieve effecten van biologische landbouw op de biodiversiteit, de bodem of het water15. Dit heeft ook positieve gevolgen voor de biodiversiteit, creëert banen en trekt jonge landbouwers aan. De consument erkent de waarde ervan. Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 mogen de termen “bio” en “eco” en afleidingen daarvan, alleen of in combinatie, in de Unie uitsluitend voor onder het toepassingsgebied van die verordening vallende producten, ingrediënten daarvan of voedermiddelen worden gebruikt wanneer zij overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 zijn geproduceerd. Om bijvoorbeeld katoen “eco” te mogen noemen, moet het als biologisch worden gecertificeerd, aangezien het binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848 valt. Als daarentegen een wasmiddel voor vaatwasmachines “eco” wordt genoemd, valt dit niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848, maar wordt dit door Richtlijn 2005/29/EG geregeld.

(10) Deze richtlijn is ook niet van toepassing op duurzaamheidsinformatie door middel van boodschappen of voorstellingen die op grond van de regels voor financiële diensten op nationaal of Unieniveau verplicht of vrijwillig kunnen zijn, zoals regels in verband met bankdiensten, kredietverstrekking, verzekering en herverzekering, individuele en bedrijfspensioenen, effecten, beleggingsfondsen, beleggingsondernemingen, betalingen, vermogensbeheer en beleggingsadvies, met inbegrip van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36 van het Europees Parlement en de Raad16 vermelde diensten, alsook afwikkelings- en clearingactiviteiten en advies-, bemiddelings- en andere ondersteunende financiële diensten, met inbegrip van normen of certificeringsregelingen die met dergelijke financiële diensten verband houden.

(11) Daarnaast mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op milieu-informatie die wordt gerapporteerd door ondernemingen die op verplichte of vrijwillige basis Europese duurzaamheidsrapporteringsstandaarden toepassen overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU17, noch op duurzaamheidsinformatie die op vrijwillige basis wordt gerapporteerd door ondernemingen zoals omschreven in artikel 3, lid 1, 2 of 3, van die richtlijn indien die informatie wordt gerapporteerd overeenkomstig de in artikel 29 ter of artikel 29 quater van Richtlijn 2013/34/EU bedoelde standaarden of overeenkomstig andere internationale, Europese of nationale duurzaamheidsrapporteringsstandaarden of ‑richtsnoeren.

(12) Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op aanbiedingen om goederen aan te kopen of diensten te ontvangen, op voorwaarde dat aan door de verkoper of dienstverlener vastgestelde milieucriteria wordt voldaan, noch op aanbiedingen waarbij de consument gunstigere contractuele voorwaarden of prijzen geniet als hij aan dergelijke criteria voldoet, bijvoorbeeld zogenaamde groene leningen, verzekeringen voor groene woningen of financiële diensten met gelijkaardige beloningen voor milieuvriendelijke acties of milieuvriendelijk gedrag.

(13) Indien in toekomstige wetgeving van de Unie regels worden vastgesteld voor milieuclaims of milieukeurmerken of voor de beoordeling of het communiceren van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van bepaalde producten of handelaren in specifieke sectoren, zoals in het aangekondigde initiatief CountEmissions EU, het toekomstige voorstel van de Commissie voor een wetgevingskader voor een duurzaam voedselsysteem in de Unie, de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten18 of Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad19, moeten die regels op de desbetreffende uitdrukkelijke milieuclaims worden toegepast in plaats van de regels van deze richtlijn.

(14) Het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG bevat een aantal specifieke vereisten voor milieuclaims en voorziet in een verbod op generieke milieuclaims die niet gebaseerd zijn op erkende voortreffelijke milieuprestaties die relevant zijn voor de claim. Voorbeelden van dergelijke generieke milieuclaims zijn “milieubewust”, “eco”, “groen”, “natuurvriendelijk”, “ecologisch” en “ecologisch verantwoord”. Deze richtlijn moet de vereisten van dat voorstel aanvullen met betrekking tot specifieke aspecten van en vereisten voor uitdrukkelijke milieuclaims wat betreft de staving, het communiceren en de verificatie ervan. De vereisten van deze richtlijn moeten van toepassing zijn op specifieke aspecten van uitdrukkelijke milieuclaims en zullen in geval van strijdigheid boven de bepalingen van Richtlijn 2005/29/EG prevaleren met betrekking tot die aspecten, zoals bepaald in artikel 3, lid 4, van die richtlijn.

(15) Om ervoor te zorgen dat de consument betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie krijgt die hem in staat stelt ecologisch duurzamere beslissingen te nemen en om het risico op “greenwashing” te beperken, moeten vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims worden vastgesteld. Die staving moet rekening houden met internationaal erkende wetenschappelijke methoden voor het identificeren en meten van milieueffecten, milieuaspecten en milieuprestaties van producten of handelaren en moet resulteren in betrouwbare, transparante, vergelijkbare en verifieerbare informatie voor de consument.

(16) Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet rekening worden gehouden met de levenscyclus van het product of met alle activiteiten van de handelaar en mogen geen relevante milieuaspecten of milieueffecten buiten beschouwing worden gelaten. De geclaimde voordelen mogen niet leiden tot een ongerechtvaardigde overdracht van negatieve effecten naar andere stadia van de levenscyclus van een product of van de activiteiten van een handelaar of tot het ontstaan of vergroten van andere negatieve milieueffecten.

(17) De beoordeling ter staving van een uitdrukkelijke milieuclaim moet het mogelijk maken de milieueffecten en milieuaspecten van het product of de handelaar te identificeren die gezamenlijk in aanzienlijke mate bijdragen tot de algehele milieuprestaties van het product of de handelaar (“relevante milieueffecten” en “relevante milieuaspecten”). Aanwijzingen voor de relevantie van milieueffecten en milieuaspecten kunnen afkomstig zijn uit beoordelingen waarin rekening wordt gehouden met de levenscyclus, met inbegrip van studies op basis van milieuvoetafdrukmethoden, mits deze volledig zijn wat betreft de effecten die relevant zijn voor de productcategorie en geen belangrijke milieueffecten buiten beschouwing laten. Zo moeten in de aanbeveling van de Commissie betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden20 de vastgestelde relevantste effectcategorieën samen bijdragen tot ten minste 80 % van de enkele totale score. Deze aanwijzingen voor de relevantie van milieueffecten of milieuaspecten kunnen ook voortkomen uit de criteria voor verschillende milieukeuren van type I, zoals de EU-milieukeur, uit de criteria van de Unie voor groene overheidsopdrachten, uit vereisten die in de taxonomieverordening21 zijn vastgesteld, uit productspecifieke regels die in het kader van Verordening .../... van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten22 zijn vastgesteld of uit andere relevante Unieregels.

(18) Overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG, zoals gewijzigd bij het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, mag een handelaar wettelijk opgelegde vereisten voor producten binnen een bepaalde productcategorie niet als een onderscheidend kenmerk van zijn aanbod voorstellen of reclame maken over voordelen voor de consument die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet het daarom mogelijk maken om de milieuprestaties van een product of handelaar te vergelijken met de gangbare praktijk voor producten in de desbetreffende productgroep, zoals levensmiddelen, of in de desbetreffende sector. Dit is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de uitdrukkelijke milieuclaims met betrekking tot een bepaald product of een bepaalde handelaar kunnen worden gedaan in overeenstemming met de functie van een milieuclaim, die erin bestaat aan te tonen dat een product of handelaar een positief of geen effect op het milieu heeft of dat een product of handelaar minder schadelijk voor het milieu is dan andere producten of handelaren. De gangbare praktijk kan gelijkwaardig zijn aan de wettelijke minimumvereisten die van toepassing zijn op het specifieke milieuaspect of de specifieke milieuprestaties, bijvoorbeeld met betrekking tot de productsamenstelling, het verplichte gehalte aan gerecycled materiaal of de verwerking aan het einde van de levensduur. Indien de meeste producten binnen een productgroep of de meeste handelaren binnen een sector echter beter presteren dan die wettelijke vereisten, mogen de wettelijke minimumvereisten niet als de gangbare praktijk worden beschouwd.

(19) Het zou misleidend zijn voor de consument als in een uitdrukkelijke milieuclaim op de voordelen met betrekking tot milieueffecten of milieuaspecten wordt gewezen, terwijl niet wordt vermeld dat het verwezenlijken van die voordelen een negatieve invloed op andere milieueffecten of milieuaspecten heeft. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet daarom waarborgen dat de onderlinge verbanden tussen de relevante milieueffecten en tussen de milieuaspecten en milieueffecten kunnen worden vastgesteld, net als mogelijke wisselwerkingen. Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet worden gekeken naar verbeteringen op het gebied van milieueffecten of milieuaspecten die leiden tot het soort wisselwerkingen dat de prestaties met betrekking tot andere milieueffecten of milieuaspecten aanzienlijk verslechtert, bijvoorbeeld besparingen op het waterverbruik die een aanzienlijke toename van broeikasgasemissies tot gevolg hebben, of die leiden tot een aanzienlijke toename van hetzelfde milieueffect in een andere fase van de levenscyclus van het product, bijvoorbeeld CO2-besparingen in de productiefase die een aanzienlijke toename van de CO2-emissies in de gebruiksfase tot gevolg hebben. Zo kan een claim over de positieve effecten van een efficiënt gebruik van hulpbronnen bij intensieve landbouwpraktijken consumenten misleiden wat betreft wisselwerkingen met betrekking tot effecten op de biodiversiteit, ecosystemen of het dierenwelzijn. Een milieuclaim over textiel dat polymeren uit gerecyclede petflessen bevat, kan de consument ook misleiden wat betreft de milieuvoordelen van dat aspect als het gebruik van die gerecyclede polymeren ten koste gaat van de toepassing van de gesloten recyclingkringloop voor materialen die met levensmiddelen in contact komen, wat vanuit het oogpunt van circulariteit gunstiger wordt geacht.

(20) Om als degelijk te kunnen worden beschouwd, moet een milieuclaim een zo nauwkeurig mogelijk beeld van de milieuprestaties van het specifieke product of de specifieke handelaar geven. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet daarom primaire, bedrijfsspecifieke gegevens omvatten over relevante aspecten die in aanzienlijke mate bijdragen tot de milieuprestaties van het product of de handelaar waarnaar in de claim wordt verwezen. Er moet een goed evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van de relevantie en degelijkheid van de informatie waarmee milieuclaims worden gestaafd en de inspanningen die nodig zijn om primaire informatie te verzamelen. De verplichting om primaire informatie te gebruiken moet worden gezien in het licht van de invloed van de handelaar die de claim doet op het desbetreffende proces en van de beschikbaarheid van primaire informatie. Als het proces niet wordt beheerd door de handelaar die de claim doet en er geen primaire informatie beschikbaar is, moet het mogelijk zijn om ook voor processen die in aanzienlijke mate tot de milieuprestaties van het product of de handelaar bijdragen nauwkeurige secundaire informatie te gebruiken. Dit is met name van belang om kmo’s niet te benadelen en om de inspanningen die nodig zijn om primaire gegevens te verzamelen op een evenredig niveau te houden. Bovendien zijn de relevante milieuaspecten voor elk type milieuclaim anders. Zo zijn voor claims over gerecycled of biogebaseerd materiaal primaire gegevens over de samenstelling van het product vereist. Voor claims dat een product in een bepaalde fase van de levenscyclus minder vervuilend is, moet de informatie over emissies en milieueffecten in verband met die levenscyclusfase ook primaire gegevens omvatten. Zowel primaire gegevens als secundaire gegevens, d.w.z. gemiddelde gegevens, moeten van een hoog kwaliteits- en nauwkeurigheidsniveau zijn.

(21) Klimaatgerelateerde claims zijn bijzonder gevoelig gebleken voor onduidelijkheid en dubbelzinnigheid en zijn vaak misleiden voor de consument. Dit is met name het geval voor milieuclaims dat producten of entiteiten “klimaatneutraal”, “koolstofneutraal” of “100 % CO2-gecompenseerd” zijn of tegen een bepaald jaar “nettonul” zullen zijn en voor gelijkaardige claims. Dergelijke claims zijn vaak gebaseerd op de “compensatie” van broeikasgasemissies door middel van “koolstofkredieten” die buiten de waardeketen van de onderneming worden gegenereerd, bijvoorbeeld in het kader van bosbouwprojecten of projecten op het gebied van hernieuwbare energie. De methoden die aan de compensaties ten grondslag liggen, lopen sterk uiteen en zijn niet altijd transparant, nauwkeurig of consistent. Dit leidt tot aanzienlijke risico’s op overschatting en dubbeltelling van vermeden of verminderde emissies wegens een gebrek aan additionaliteit, permanentie, ambitieuze en dynamische referentiescenario’s voor compensatiekredieten die afwijken van de gebruikelijke gang van zaken, en nauwkeurige boekhoudkundige verwerking. Deze factoren leiden tot compensatiekredieten met een lage milieu-integriteit en geloofwaardigheid die consumenten misleiden wanneer zij in uitdrukkelijke milieuclaims worden gebruikt. Compensatie kan handelaren ook beletten emissiereducties in hun eigen activiteiten en waardeketens na te streven. Om een toereikende bijdrage aan de wereldwijde doelstellingen voor de beperking van de klimaatverandering te leveren, moeten handelaren prioriteit geven aan effectieve emissiereducties in hun eigen activiteiten en waardeketens in plaats van gebruik te maken van compensaties Eventuele resterende emissies zullen per sectorspecifiek emissietraject verschillen in overeenstemming met de wereldwijde klimaatdoelstellingen en zullen door middel van de verbetering van verwijderingen moeten worden aangepakt. Als toch compensaties worden gebruikt, wordt het passend geacht klimaatgerelateerde claims op basis van compensaties, met inbegrip van claims over toekomstige milieuprestaties, op transparante wijze aan te pakken. Daarom moet bij de staving van claims met betrekking tot het klimaat rekening worden gehouden met alle compensaties voor broeikasgasemissies die door handelaren worden gebruikt, los van de broeikasgasemissies van de handelaar of het product. Daarnaast moet in deze informatie ook worden gespecificeerd welk aandeel van de totale emissies door middel van compensaties wordt aangepakt, of deze compensaties betrekking hebben op emissiereducties of op een verbetering van de verwijderingen, en welke methode is toegepast. Klimaatgerelateerde claims die het gebruik van compensaties omvatten, moeten worden gestaafd met methoden die de integriteit en correcte boekhoudkundige verwerking van deze compensaties waarborgen en dus een coherente en transparante afspiegeling van de gevolgen voor het klimaat bieden.

(22) Handelaren zijn er steeds meer toe geneigd milieuclaims over de toekomstige milieuprestaties van een product of handelaar te doen, onder meer door zich aan te sluiten bij initiatieven ter bevordering van praktijken die aan een verminderd milieueffect of meer circulariteit kunnen bijdragen. Die claims moeten worden gestaafd volgens de regels die op alle uitdrukkelijke milieuclaims van toepassing zijn.

(23) De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet wetenschappelijk onderbouwd zijn, en als bepaalde milieueffecten of milieuaspecten buiten beschouwing worden gelaten, moet dat een weloverwogen beslissing zijn.

(24) Milieuvoetafdrukmethoden kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de staving van uitdrukkelijke milieuclaims over specifieke milieueffecten met betrekking tot de levenscyclus waarop de methoden betrekking hebben, mits deze volledig zijn wat betreft de effecten die relevant zijn voor de productcategorie en geen belangrijke milieueffecten buiten beschouwing laten. De methoden hebben betrekking op 16 milieueffecten, waaronder klimaatverandering en effecten in verband met water, lucht, bodem, hulpbronnen, landgebruik en toxiciteit.

(25) Het feit dat een aanzienlijk milieueffect van een product onder geen van de 16 effectcategorieën van de milieuvoetafdrukmethoden valt, mag geen reden zijn om dat effect buiten beschouwing te laten. Een marktdeelnemer die een uitdrukkelijke milieuclaim over een dergelijke productgroep doet, moet een zorgvuldigheidsplicht hebben om bewijsmateriaal ter staving van die claim te vinden. Zo moet een marktdeelnemer die een uitdrukkelijke milieuclaim over een visserijproduct zoals gedefinieerd in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad23 doet, een zorgvuldigheidsplicht hebben om bewijs te vinden waaruit de duurzaamheid van het betrokken visbestand blijkt. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de evaluaties van bestanden door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee en soortgelijke instanties.

(26) Daarnaast bestaat er nog geen betrouwbare methode voor de beoordeling van milieueffecten met betrekking tot de levenscyclus wat het vrijkomen van microplastics betreft. Indien het vrijkomen van microplastics echter bijdraagt aan aanzienlijke milieueffecten die niet het voorwerp van een claim zijn, mag het niet toegelaten zijn dat een handelaar die een claim over een ander aspect doet, dit negeert, maar moet die handelaar verplicht worden rekening te houden met de beschikbare informatie en de beoordeling bij te werken zodra er algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is.

(27) Consumenten kunnen ook worden misleid door uitdrukkelijke milieuclaims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder of meer milieueffecten of betere of slechtere milieuprestaties dan andere producten of handelaren heeft (“vergelijkende milieuclaims”). Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad24, moet ervoor worden gezorgd dat vergelijkende milieuclaims op passende wijze kunnen worden vergeleken, zodat de consument toegang heeft tot betrouwbare informatie. Als bijvoorbeeld indicatoren voor dezelfde milieuaspecten worden gekozen, maar verschillende formules worden gebruikt om die indicatoren te kwantificeren, is het niet mogelijk om een vergelijking te maken en bestaat het risico dat de consument wordt misleid. Als twee handelaren een milieuclaim met betrekking tot klimaatverandering doen en één handelaar alleen met rechtstreekse milieueffecten rekening houdt terwijl de andere zowel met rechtstreekse als met onrechtstreekse milieueffecten rekening houdt, is het niet mogelijk om deze resultaten te vergelijken. Ook als wordt beslist om slechts voor bepaalde fasen van de levenscyclus van een product een vergelijking te maken, kan dit tot misleidende claims leiden als die beslissing niet transparant wordt gemaakt. Bij een vergelijkende milieuclaim moet ervoor worden gezorgd dat ook voor producten met zeer verschillende grondstoffen, gebruiksdoeleinden en productieketens, zoals biogebaseerde kunststoffen en kunststoffen op basis van fossiele grondstoffen, rekening wordt gehouden met de meest relevante fasen van de levenscyclus van alle producten. Landbouw en bosbouw zijn bijvoorbeeld relevant voor biogebaseerde kunststoffen, terwijl aardoliewinning relevant is voor kunststoffen op basis van fossiele grondstoffen; de vraag of een relevant aandeel van het product uiteindelijk op een stortplaats terechtkomt is zeer relevant voor kunststoffen die goed biologisch afbreekbaar zijn onder stortplaatsomstandigheden, maar is mogelijk minder relevant voor kunststoffen die niet biologisch afbreekbaar zijn onder die omstandigheden.

(28) Bij het vaststellen van de vereisten voor de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, onder meer door middel van door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen, moet rekening worden gehouden met de moeilijkheden die handelaren kunnen ondervinden bij het verzamelen van informatie van actoren in de hele waardeketen of over de volledige levenscyclus van het product, met name voor diensten of wanneer er onvoldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden is. Dit is bijvoorbeeld belangrijk voor diensten zoals elektronischecommunicatiediensten, waarvan de reikwijdte en de systeemgrenzen, zoals het begin en het einde van de levenscyclus, moeilijk te bepalen kunnen zijn, vooral wanneer de toeleveringsketens complex en onstabiel zijn, bijvoorbeeld als veel apparatuur of onderdelen door een groot aantal ondernemingen buiten de EU worden vervaardigd, waardoor duurzaamheidsinformatie mogelijk niet gemakkelijk toegankelijk is voor betrokken EU-handelaren.

(29) Voor sommige sectoren of voor bepaalde producten of handelaren kan het vermoeden bestaan dat de milieueffecten of milieuaspecten ervan aanzienlijk zijn, maar is er mogelijk nog geen erkende wetenschappelijke methode om die milieueffecten en milieuaspecten volledig te beoordelen. Terwijl inspanningen worden geleverd om methoden te ontwikkelen en bewijsmateriaal te verzamelen om de respectieve milieueffecten of milieuaspecten van die sectoren, handelaren of producten te kunnen beoordelen, moeten handelaren in het bovengenoemde geval hun duurzaamheidsinspanningen kunnen presenteren door middel van duurzaamheidsrapportering en op feiten gebaseerde rapportering over de prestaties van hun bedrijf en de inspanningen die hun bedrijf levert om de energieconsumptie te verlagen, onder andere op hun website. Dankzij deze flexibiliteit zouden de stimulansen voor die sectoren of handelaren om hun werkzaamheden voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke milieubeoordelingen overeenkomstig deze richtlijn voort te zetten, worden behouden en bevorderd, terwijl de nodige tijd wordt geboden om die werkzaamheden te voltooien.

(30) Hoewel oneerlijke handelspraktijken, waaronder misleidende milieuclaims, krachtens Richtlijn 2005/29/EG25 voor alle handelaren verboden zijn, zou de administratieve last van de staving en verificatie van milieuclaims onevenredig groot kunnen zijn voor de kleinste ondernemingen en moet die worden vermeden. Micro-ondernemingen moeten daarom van de vereisten inzake staving van de artikelen 3 en 4 worden vrijgesteld, tenzij die ondernemingen een conformiteitscertificaat voor uitdrukkelijke milieuclaims wensen te verkrijgen dat door alle bevoegde autoriteiten in de Unie wordt erkend.

(31) Om tegemoet te komen aan zowel de behoeften van handelaren wat betreft dynamische marketingstrategieën als aan de behoeften van de consument wat betreft meer gedetailleerde en nauwkeurigere milieu-informatie, kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen om de bepalingen inzake de staving van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door de criteria voor die staving met betrekking tot bepaalde claims (bv. claims in verband met het klimaat, met inbegrip van claims over compensaties, “klimaatneutraliteit” of dergelijke, en claims over de recyclebaarheid en het gehalte aan gerecycled materiaal) nader te specificeren. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om verdere regels voor het meten en berekenen van de milieueffecten, milieuaspecten en milieuprestaties vast te stellen door te bepalen welke activiteiten, processen, materialen, emissies of gebruiksdoeleinden van een product of handelaar in aanzienlijke mate bijdragen of niet kunnen bijdragen tot de desbetreffende milieueffecten en milieuaspecten; door te bepalen voor welke milieuaspecten en milieueffecten primaire informatie moet worden gebruikt; en door de criteria voor de beoordeling van de juistheid van primaire en secundaire informatie vast te stellen. Hoewel de Commissie in de meeste gevallen pas zou beslissen of het nodig is om die regels vast te stellen nadat de resultaten van de monitoring van de evolutie van milieuclaims op de markt van de Unie beschikbaar zijn, kan het voor sommige soorten claims nodig zijn dat de Commissie al aanvullende regels vaststelt voordat de resultaten van die monitoring beschikbaar zijn. In het geval van claims in verband met het klimaat kan het bijvoorbeeld nodig zijn dergelijke aanvullende handelingen vast te stellen om de bepalingen inzake de staving van claims op basis van compensaties in de praktijk toepasbaar te maken.

(32) Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie bevat richtsnoeren voor het meten van de milieuprestatie van specifieke producten of organisaties gedurende hun levenscyclus en voor de ontwikkeling van regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie (PEFCR’s) en regels voor de milieuvoetafdruk van een organisatiesector (OEFSR’s) die het mogelijk maken producten met een benchmark te vergelijken. Dergelijke regels per categorie voor specifieke producten of handelaren kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de staving van claims overeenkomstig de vereisten van deze richtlijn. De Commissie moet daarom de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om in regels voor productgroepen of specifieke sectoren te voorzien als dit een toegevoegde waarde heeft. Indien de milieuvoetafdrukmethode voor producten echter een voor een productgroep relevante effectcategorie nog niet omvat, mogen de PEFCR’s pas worden vastgesteld nadat deze nieuwe relevante milieueffectcategorieën zijn toegevoegd. Wat de mariene visserij betreft, moeten de PEFCR’s bijvoorbeeld de visserijspecifieke milieueffectcategorieën omvatten, met name de duurzaamheid van het doelbestand. Wat ruimtevaart betreft, moeten de PEFCR’s de defensie- en ruimtevaartspecifieke milieueffectcategorieën omvatten, waaronder het gebruik van omloopbanen. Wat levensmiddelen en landbouwproducten betreft, moeten bijvoorbeeld ook biodiversiteit en natuurbescherming evenals landbouwpraktijken, met inbegrip van de positieve externe effecten van extensieve landbouw en dierenwelzijn, worden geïntegreerd voordat de vaststelling van PEFCR’s kan worden overwogen. Wat textiel betreft, moeten de PEFCR’s bijvoorbeeld het vrijkomen van microplastics omvatten voordat de vaststelling van PEFCR’s kan worden overwogen.

(33) Aangezien Richtlijn 2005/29/EG reeds van toepassing is op misleidende milieuclaims, kunnen de nationale rechterlijke en administratieve instanties dergelijke claims tegenhouden en verbieden. Om aan Richtlijn 2005/29/EG te voldoen, mogen milieuclaims bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op aspecten die significant zijn wat de milieueffecten van een product of handelaar betreft. Milieuclaims moeten ook duidelijk en ondubbelzinnig zijn wat betreft de aspecten van het product of de handelaar waarop zij betrekking hebben en mogen geen belangrijke informatie over de milieuprestaties van het product of de handelaar die de consument nodig heeft om weloverwogen keuzes te kunnen maken, weglaten of verbergen. De formulering, afbeeldingen en algemene presentatie van het product, met inbegrip van de lay-out, de kleurenkeuze, afbeeldingen, foto’s, geluiden, symbolen of etiketten, die voor de milieuclaim worden gebruikt, moeten een waarheidsgetrouw en nauwkeurig beeld van de schaal van het behaalde milieuvoordeel geven en mogen het behaalde milieuvoordeel niet overdrijven.

(34) Wanneer een uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft op een eindproduct en zich tijdens de gebruiksfase ervan relevante milieueffecten of milieuaspecten voordoen en de consument die milieueffecten of milieuaspecten kan beïnvloeden door middel van passend gedrag, zoals correcte afvalsortering of het effect van gebruikspatronen op de levensduur van het product, moet in de claim ook worden uitgelegd hoe de consument door middel van zijn gedrag een positieve bijdrage aan de bescherming van het milieu kan leveren.

(35) Om het voor de consument gemakkelijker te maken om voor duurzame producten te kiezen en om handelaren ertoe aan te zetten hun milieueffecten te verkleinen, moet de claim, als deze betrekking heeft op toekomstige milieuprestaties, in de eerste plaats gebaseerd zijn op verbeteringen binnen de eigen activiteiten en waardeketens van de handelaar in plaats van op compensaties voor broeikasgasemissies of andere milieueffecten.

(36) De consument moet op eenvoudige wijze toegang hebben tot de informatie over het product of de handelaar waarop de uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft, alsook tot de informatie die voor de staving van de claim wordt gebruikt. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de behoeften van oudere consumenten. Handelaren moeten die informatie daarom in fysieke vorm verstrekken of moeten een weblink, QR-code of gelijkaardige verwijzing verstrekken naar een website die meer gedetailleerde informatie over de staving van de uitdrukkelijke milieuclaim bevat in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waarin de claim wordt gedaan. Om de handhaving van deze richtlijn te vergemakkelijken, moet de weblink, QR-code of gelijkaardige verwijzing ook op eenvoudige wijze toegang bieden tot het conformiteitscertificaat betreffende de staving van de uitdrukkelijke milieuclaim en tot de contactgegevens van de verificateur die dat certificaat heeft opgesteld.

(37) Om eventuele onevenredige gevolgen voor micro-ondernemingen te vermijden, moeten de kleinste ondernemingen worden vrijgesteld van de vereisten van artikel 5 in verband met informatie over de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, tenzij die ondernemingen een conformiteitscertificaat voor een uitdrukkelijke milieuclaim wensen te verkrijgen dat door alle bevoegde autoriteiten in de Unie wordt erkend.

(38) Wanneer de Commissie gedelegeerde handelingen ter aanvulling van de bepalingen betreffende de staving van uitdrukkelijke milieuclaims vaststelt, kan het nodig zijn om ook de bepalingen betreffende het communiceren van dergelijke claims aan te vullen. Als bijvoorbeeld specifieke op de levenscyclus gebaseerde regels betreffende de staving van uitdrukkelijke milieuclaims worden vastgesteld voor bepaalde productgroepen of sectoren, kan het nodig zijn om ook aanvullende regels vast te stellen betreffende de presentatie van de milieueffecten die op basis van de regels zijn beoordeeld door te eisen dat naast de geaggregeerde indicator van de milieuprestaties in het algemeen ook drie belangrijke milieueffecten worden gepresenteerd. Daartoe moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de bepalingen inzake het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims.

(39) Momenteel worden op de markt van de Unie meer dan 200 milieukeurmerken gebruikt. Zij vertonen grote verschillen qua werkwijze, bijvoorbeeld wat betreft de transparantie en volledigheid van de gebruikte normen of methoden, de frequentie van herzieningen of het niveau van controle of verificatie. Deze verschillen hebben gevolgen voor de betrouwbaarheid van de door middel van het milieukeurmerk gecommuniceerde informatie. Terwijl claims op basis van het milieukeurmerk van de EU of de nationale equivalenten daarvan een solide wetenschappelijke basis hebben, voldoen aan op transparante wijze ontwikkelde criteria, moeten worden getest, door een derde partij moeten worden geverifieerd, en regelmatig worden gemonitord, zijn er aanwijzingen dat veel milieukeurmerken die momenteel op de markt van de Unie worden gebruikt, misleidend zijn. Veel milieukeurmerken hebben met name geen toereikende verificatieprocedures. Uitdrukkelijke milieuclaims die door middel van een milieukeurmerk worden gedaan, moeten daarom op een certificeringsregeling zijn gebaseerd.

(40) Als een milieukeurmerk een commerciële boodschap aan de consument omvat die suggereert of de indruk wekt dat een product een positief of geen effect op het milieu heeft, of minder schadelijk voor het milieu is dan concurrerende producten zonder het milieukeurmerk, moet dat milieukeurmerk ook als een uitdrukkelijke milieuclaim worden beschouwd. De inhoud van een dergelijk milieukeurmerk is derhalve onderworpen aan de vereisten inzake de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims.

(41) Milieukeurmerken zijn er vaak op gericht consumenten een geaggregeerde score te verstrekken die het cumulatieve milieueffect van producten of handelaren weergeeft, zodat producten of handelaren rechtstreeks met elkaar kunnen worden vergeleken. Een dergelijke geaggregeerde score houdt echter het risico in dat de consument wordt misleid, aangezien de geaggregeerde indicator negatieve milieueffecten van bepaalde aspecten van het product kan afzwakken met behulp van positievere milieueffecten van andere aspecten van het product. Bovendien verschillen dergelijke keurmerken, wanneer zij door verschillende exploitanten worden ontwikkeld, doorgaans wat betreft de specifieke methoden die aan de geaggregeerde score ten grondslag liggen, bijvoorbeeld wat betreft de milieueffecten waarmee rekening wordt gehouden of de weging die aan die milieueffecten wordt toegekend. Dit kan ertoe leiden dat hetzelfde product naargelang de regeling een andere score of rating krijgt. Dit probleem bestaat zowel voor regelingen die in de Unie zijn opgericht als voor regelingen uit derde landen. Dit draagt bij tot de versnippering van de interne markt, dreigt kleinere bedrijven te benadelen en misleidt de consument waarschijnlijk nog meer, waardoor het vertrouwen in milieukeurmerken wordt ondermijnd. Om dit risico te vermijden en om voor meer harmonisatie binnen de eengemaakte markt te zorgen, mogen uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, op basis van een geaggregeerde score die een cumulatief milieueffect van een product of handelaar weergeeft, alleen als naar behoren gestaafd worden beschouwd als die geaggregeerde score is verkregen volgens de regels van de Unie, met inbegrip van de gedelegeerde handelingen die de Commissie krachtens deze richtlijn mag vaststellen, zodat de regelingen voor alle producten of per specifieke productgroep in de hele Unie geharmoniseerd zijn op basis van één enkele methode om de coherentie en vergelijkbaarheid te waarborgen.

(42) Overeenkomstig het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG is het weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld, in alle gevallen een oneerlijke handelspraktijk. Dit betekent dat “zelfgecertificeerde” duurzaamheidskeurmerken, waarvoor geen verificatie door derden en regelmatige monitoring wordt verricht wat de naleving van de onderliggende vereisten van het duurzaamheidskeurmerk betreft, verboden zijn.

(43) Om misleidende uitdrukkelijke milieuclaims in de vorm van milieukeurmerken tegen te gaan en het vertrouwen van de consument in milieukeurmerken te vergroten, moeten in deze richtlijn, ter aanvulling van de voorschriften van het genoemde voorstel tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG, governancecriteria worden vastgesteld waaraan alle regelingen voor milieukeurmerken moeten voldoen.

(44) Om een verdere toename van het aantal nationale en regionale officieel erkende EN ISO 14024 type I-milieukeurregelingen en andere milieukeurregelingen te voorkomen en om voor meer harmonisatie op de interne markt te zorgen, mogen nieuwe nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken alleen in overeenstemming met het recht van de Unie worden ontwikkeld. Niettemin kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken te overwegen om op het niveau van de Unie overheidsregelingen voor keurmerken te ontwikkelen voor productgroepen of sectoren waarvoor dergelijke keurmerken nog niet bestaan in het Unierecht en waarvoor harmonisatie een meerwaarde zou bieden om de duurzaamheids- en internemarktdoelstellingen op efficiënte wijze te verwezenlijken.

(45) Om onnodige belemmeringen voor de internationale handel te vermijden en een gelijke behandeling met de in de Unie ingestelde overheidsregelingen te waarborgen, moeten overheidsinstanties van derde landen die een nieuwe regeling voor een milieukeurmerk opzetten, de Commissie kunnen verzoeken om goedkeuring van het gebruik van het keurmerk op de markt van de Unie. Deze goedkeuring mag alleen worden verleend als de regeling bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn, een meerwaarde biedt wat betreft milieuambitie en dekking van milieueffecten, productgroepen of sectoren, en aan alle vereisten van deze richtlijn voldoet.

(46) Door particuliere exploitanten ingestelde regelingen voor milieukeurmerken, kunnen, als zij te talrijk zijn en qua reikwijdte overlappen, tot verwarring bij de consument leiden of het vertrouwen in milieukeurmerken ondermijnen. De lidstaten mogen nieuwe regelingen voor milieukeurmerken van particuliere exploitanten daarom alleen toelaten als die regelingen in vergelijking met de bestaande nationale of regionale regelingen een aanzienlijke meerwaarde bieden wat betreft de milieuambitie van de criteria voor de toekenning van het keurmerk, de dekking van relevante milieueffecten en de volledigheid van de onderliggende beoordeling. De lidstaten moeten een procedure opzetten voor de goedkeuring van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken op basis van een door een onafhankelijke verificateur opgesteld conformiteitscertificaat. Dit moet zowel van toepassing zijn op in de Unie ingestelde regelingen als op regelingen uit derde landen.

(47) Om rechtszekerheid te bieden en de handhaving van de bepalingen inzake nieuwe op nationaal of regionaal niveau officieel erkende regelingen voor milieukeurmerken en nieuwe particuliere regelingen voor keurmerken te vergemakkelijken, moet de Commissie een lijst publiceren van de regelingen waarvan het gebruik op de markt van de Unie toegestaan blijft of wordt goedgekeurd.

(48) Om te zorgen voor een geharmoniseerde aanpak door de lidstaten van de beoordeling en goedkeuring van door particuliere exploitanten ontwikkelde regelingen voor milieukeurmerken en om een procedure vast te stellen voor de goedkeuring door de Commissie van door overheidsinstanties van derde landen ingestelde regelingen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om gemeenschappelijke regels vast te stellen met gedetailleerde vereisten betreffende de goedkeuring van dergelijke regelingen voor milieukeurmerken, het formaat en de inhoud van ondersteunende documenten, en regels voor de goedkeuringsprocedure voor dergelijke regelingen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad26.

(49) Het is van essentieel belang dat uitdrukkelijke milieuclaims een juiste afspiegeling vormen van de milieuprestaties en milieueffecten waarop de claim betrekking heeft en rekening houden met de meest recente wetenschappelijke gegevens. De lidstaten moeten er daarom voor zorgen dat de handelaar die de claim doet, de staving en het communiceren van de claim ten minste om de vijf jaar herziet en bijwerkt om de naleving van de vereisten van deze richtlijn te waarborgen.

(50) Om ervoor te zorgen dat uitdrukkelijke milieuclaims betrouwbaar zijn, moeten de lidstaten een procedure opzetten om te verifiëren of de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, of de regelingen voor milieukeurmerken aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

(51) Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn efficiënter te controleren en om zo veel mogelijk te voorkomen dat ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, op de markt verschijnen, moeten verificateurs die aan de geharmoniseerde vereisten van deze richtlijn voldoen, controleren dat de informatie die wordt gebruikt voor zowel de staving als het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, aan de eisen van deze richtlijn voldoet. Om misleiding van de consument te voorkomen, moet de verificatie in elk geval plaatsvinden voordat milieuclaims openbaar worden gemaakt of milieukeurmerken worden aangebracht. De verificateur kan, indien dat passend is, verschillende manieren aangeven waarop een uitdrukkelijke milieuclaim kan worden gecommuniceerd in overeenstemming met de vereisten van deze richtlijn, zodat het niet nodig is om een claim steeds te hercertificeren als de manier van communiceren enigszins wordt aangepast zonder afbreuk te doen aan de naleving van de vereisten van deze richtlijn. Om handelaren te helpen de regels inzake de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, na te leven, moet bij de verificatie rekening worden gehouden met de aard en de inhoud van de claim of het milieukeurmerk, met inbegrip van de vraag of zij oneerlijk lijken te zijn in het licht van Richtlijn 2005/29/EG.

(52) Om handelaren op de hele interne markt rechtszekerheid te bieden met betrekking tot de conformiteit van uitdrukkelijke milieuclaims met de vereisten van deze richtlijn, moet het conformiteitscertificaat in de hele Unie door de bevoegde autoriteiten worden erkend. Micro-ondernemingen moeten een dergelijk certificaat kunnen aanvragen als zij hun claims in overeenstemming met de vereisten van deze richtlijn willen laten certificeren om in de hele Unie voordeel te halen uit de erkenning van het certificaat. Het conformiteitscertificaat moet de beoordeling van een milieuclaim door de overheidsinstanties of rechtbanken die Richtlijn 2005/29/EG handhaven, echter onverlet laten.

(53) Om eenvormige voorwaarden voor de bepalingen inzake de verificatie van uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken te waarborgen en om de handhaving van de bepalingen inzake verificatie van deze richtlijn te vergemakkelijken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een gemeenschappelijk formulier voor conformiteitscertificaten en de technische middelen voor de afgifte van dergelijke certificaten vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad27.

(54) Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) moeten kunnen profiteren van de kansen die de markt voor duurzamere producten biedt, maar zij kunnen worden geconfronteerd met verhoudingsgewijs hogere kosten en moeilijkheden in verband met bepaalde vereisten inzake de staving en verificatie van uitdrukkelijke milieuclaims. De lidstaten moeten relevante informatie verstrekken, de verschillende manieren om aan de vereisten van deze richtlijn te voldoen onder de aandacht brengen, zorgen voor gerichte en gespecialiseerde opleiding en, onder andere op financieel gebied, specifieke hulp en ondersteuning bieden aan kmo’s die uitdrukkelijke milieuclaims over hun producten of activiteiten willen doen. De lidstaten moeten deze maatregelen nemen in overeenstemming met de geldende staatssteunregels.

(55) Om op de markt van de Unie te zorgen voor een gelijk speelveld waarop claims over de milieuprestaties van een product of handelaar op betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie gebaseerd zijn, moeten gemeenschappelijke regels voor handhaving en naleving worden vastgesteld.

(56) Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze richtlijn worden verwezenlijkt en dat de vereisten ervan doeltreffend worden gehandhaafd, moeten de lidstaten bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en handhaving van deze richtlijn. Gezien de nauwe samenhang tussen de artikelen 5 en 6 van deze richtlijn en de bepalingen van Richtlijn 2005/29/EG, moeten de lidstaten voor de handhaving van die artikelen echter de bevoegde autoriteiten kunnen aanwijzen die ook voor de handhaving van Richtlijn 2005/29/EG verantwoordelijk zijn. Omwille van de consistentie moeten de lidstaten in dat geval gebruik kunnen maken van de handhavingsmiddelen en -bevoegdheden die zij overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2005/29/EG hebben vastgesteld, in afwijking van de handhavingsregels van deze richtlijn. In gevallen waarin er op hun grondgebied meer dan één aangewezen bevoegde autoriteit is en om de doeltreffende uitoefening van de taken van de bevoegde autoriteiten te waarborgen, moeten de lidstaten zorgen voor nauwe samenwerking tussen alle aangewezen bevoegde autoriteiten.

(57) Onverminderd de bevoegdheden die reeds bij Verordening (EU) 2017/239428 aan consumentenbeschermingsautoriteiten zijn toegekend, moeten de bevoegde autoriteiten beschikken over een minimum aan onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze richtlijn te kunnen waarborgen, sneller en efficiënter met elkaar te kunnen samenwerken en marktdeelnemers ervan te kunnen weerhouden inbreuk op deze richtlijn te maken. Deze bevoegdheden moeten toereikend zijn om uitdagingen met betrekking tot handhaving op het gebied van elektronische handel en de digitale omgeving doeltreffend aan te pakken en om te voorkomen dat marktdeelnemers die zich niet aan de wet houden, gebruikmaken van tekortkomingen in het handhavingssysteem door zich in lidstaten te vestigen waar de bevoegde autoriteiten mogelijk niet over voldoende middelen beschikken om onrechtmatige praktijken aan te pakken.

(58) De bevoegde autoriteiten moeten in het kader van hun onderzoek alle feiten en omstandigheden van de zaak als bewijsmateriaal kunnen gebruiken.

(59) Om de aanwezigheid van misleidende en ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaims op de markt van de Unie te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten de uitdrukkelijke milieuclaims die worden gedaan en de regelingen voor milieukeurmerken die worden toegepast, regelmatig controleren om na te gaan of zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

(60) Als de bevoegde autoriteiten een inbreuk op de vereisten van deze richtlijn vaststellen, moeten zij een evaluatie verrichten en op basis van de resultaten daarvan de handelaar van de geconstateerde inbreuk in kennis stellen en eisen dat de handelaar corrigerende maatregelen neemt. Om de misleidende gevolgen voor de consument van een niet-conforme uitdrukkelijke milieuclaim of niet-conforme regeling voor milieukeurmerken tot een minimum te beperken, moeten de bevoegde autoriteiten de handelaar verplichten om snel doeltreffende maatregelen te nemen om die inbreuk te verhelpen. De vereiste corrigerende maatregelen moeten in verhouding staan tot de geconstateerde inbreuk en de verwachte schadelijke gevolgen ervan voor de consument.

(61) Wanneer een inbreuk niet beperkt is tot hun nationale grondgebied en de uitdrukkelijke milieuclaim tussen handelaren is doorgegeven, moeten de bevoegde autoriteiten de andere lidstaten in kennis stellen van de resultaten van hun evaluatie en van alle maatregelen die zij van de verantwoordelijke handelaar hebben vereist.

(62) De bevoegde autoriteiten moeten uitdrukkelijke milieuclaims die op de markt van de Unie worden gedaan ook controleren op basis van relevante informatie waarover zij beschikken, waaronder concrete aanwijzingen van derden. Derden die een klacht indienen, moeten kunnen aantonen dat zij voldoende belang hebben of kunnen stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht.

(63) Om ervoor te zorgen dat de niet-naleving van de vereisten van deze richtlijn door handelaren op doeltreffende wijze wordt ontmoedigd, moeten de lidstaten regels inzake sancties voor inbreuken op deze richtlijn vaststellen en ervoor zorgen dat die regels worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Om een consistentere toepassing van sancties mogelijk te maken, moeten gemeenschappelijke, niet-limitatieve criteria worden vastgesteld voor het bepalen van de soorten sancties die in geval van inbreuken moeten worden opgelegd en voor het bepalen van de hoogte van die sancties. Die criteria moeten onder meer de aard en de ernst van de inbreuk omvatten, alsook de uit de inbreuk voortvloeiende economische voordelen, zodat de verantwoordelijken die voordelen worden ontnomen.

(64) Wanneer zij sancties en maatregelen voor inbreuken vaststellen, moeten de lidstaten er, rekening houdend met de ernst van de inbreuk, voor zorgen dat het niveau van de geldboeten handelaren die de regels niet naleven, daadwerkelijk het economische voordeel ontneemt dat het gebruik van de misleidende of ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaim of niet-conforme regeling voor milieukeurmerken heeft opgeleverd, ook in geval van herhaalde inbreuken. De maatregelen met betrekking tot inbreuken waarin de lidstaten voorzien, moeten daarom ook de inbeslagneming van het desbetreffende product bij de handelaar of van de inkomsten uit de met de inbreuk verband houdende transacties of een tijdelijke uitsluiting of een tijdelijk verbod op het in de Unie in de handel brengen van producten of aanbieden van diensten omvatten. De ernst van de inbreuk moet het belangrijkste criterium zijn bij het bepalen van de door de handhavingsautoriteiten te nemen maatregelen. In geval van wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie die het voorwerp van een gecoördineerd onderzoek en handhavingsmaatregelen overeenkomstig Verordening (EU) 2017/239429 zijn, moet het maximumbedrag van boetes afschrikkend zijn en ten minste 4 % van de totale jaaromzet van de handelaar in de betrokken lidstaat of lidstaten bedragen.

(65) Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven30. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(66) Om na te gaan in hoeverre de wetgeving de door haar nagestreefde doelstellingen bereikt, moet de Commissie deze richtlijn evalueren en aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de belangrijkste bevindingen. Met het oog op de evaluatie van deze richtlijn moeten de lidstaten regelmatig informatie over de toepassing van deze richtlijn verzamelen en die jaarlijks bij de Commissie indienen.

(67) Wanneer de Commissie het op basis van de resultaten van de monitoring en evaluatie van deze richtlijn passend acht een herziening van deze richtlijn voor te stellen, moet ook worden nagedacht over de haalbaarheid en geschiktheid van verdere bepalingen inzake het verplicht stellen van een gemeenschappelijke methode voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, de uitbreiding van het verbod op milieuclaims voor producten die gevaarlijke stoffen bevatten, tenzij het gebruik ervan essentieel wordt geacht voor de samenleving, of verdere harmonisatie van de vereisten inzake de staving van specifieke milieuclaims over milieuaspecten of milieueffecten.

(68) Het gebruik van de schadelijkste stoffen, en met name het gebruik ervan in consumentenproducten, moet in de Unie uiteindelijk worden uitgefaseerd om ernstige schade aan de gezondheid van de mens en aan het milieu te vermijden en te voorkomen. Krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad31 mogen vermeldingen zoals “niet toxisch”, “onschadelijk”, “niet vervuilend”, “milieuvriendelijk” of andere vermeldingen die aangeven dat een stof of mengsel niet gevaarlijk is, dan wel vermeldingen die niet stroken met de indeling van die stof of dat mengsel, niet worden aangebracht op het etiket van mengsels en stoffen die gevaarlijke chemische stoffen bevatten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aan die verplichting wordt voldaan. Zoals toegezegd in de strategie voor duurzame chemische stoffen zal de Commissie criteria voor essentiële gebruiksdoeleinden vaststellen als leidraad voor de toepassing ervan in alle relevante wetgeving van de Unie.

(69) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt voor marktdeelnemers die op de interne markt actief zijn en voor consumenten die zich op milieuclaims verlaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(70) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken32 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(71) De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad33 moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bevordering van de administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten via het Informatiesysteem interne markt.

(72) De bijlage bij Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad34 moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bevordering van de grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van deze richtlijn.

(73) Bijlage I bij Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad35 moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bescherming van de collectieve consumentenbelangen waarin deze richtlijn voorziet.