Overwegingen bij COM(2023)109 - Standpunt EU inzake wijzigingen in het verdrag voor de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (“het Verdrag”) is in 1992 in werking getreden en is door de Unie goedgekeurd bij Besluit 93/98/EEG van de Raad betreffende de sluiting namens de Gemeenschap van het Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel) 8 .

(2) Overeenkomstig artikel 15, lid 5, punt b), van het Verdrag overweegt de Conferentie van de partijen wijzigingen op het Verdrag en neemt zij deze aan, naargelang de situatie vereist.

(3) De Conferentie van de partijen heeft tijdens haar 15e vergadering in juni 2022 een door de Russische Federatie ingediend voorstel tot wijziging van artikel 6, lid 2, van het Verdrag overwogen. Dat voorstel beoogt een termijn van dertig dagen vast te stellen waarbinnen een invoerend land de kennisgever van een overbrenging van afvalstoffen moet antwoorden, en een andere wijziging op te nemen die wordt aangemerkt als zijnde van redactionele aard. De Conferentie van de partijen heeft besloten de behandeling van dit voorstel uit te stellen tot de volgende vergadering van de Conferentie van de partijen.

(4) Een voorstel tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II en IX bij het Verdrag is namens de Unie ingediend en besproken door de Conferentie van de partijen tijdens haar 15e vergadering in juni 2022. Doel van het voorstel is onder meer de in bijlage IV bij het Verdrag opgenomen beschrijvingen van verwijderingshandelingen te wijzigen en te verduidelijken, en met name een algemene inleiding op te nemen waarin duidelijk wordt onderscheiden wat wel en niet als“nuttige toepassing” moet worden beschouwd, inleidende teksten op te nemen waarin wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder handelingen die geen nuttige toepassing zijn (bijlage IV, deel A) en handelingen die wel als nuttige toepassing gelden (bijlage IV, deel B), de beschrijvingen van handelingen te verduidelijken en in overeenstemming te brengen met wetenschappelijke, technische en andere ontwikkelingen sinds de aanneming van het Verdrag in 1989, en er door de opname van vangnetbepalingen voor te zorgen dat alle handelingen onder de vereisten van het Verdrag vallen, ook als die niet specifiek worden genoemd. De Conferentie van de partijen heeft besloten dit voorstel tijdens haar volgende vergadering verder te bespreken.

(5) Het namens de Unie op de Conferentie van de partijen in te nemen standpunt over deze voorstellen moet worden bepaald, omdat het wijzigingen van de tekst van en de bijlagen bij het Verdrag betreft die rechtsgevolgen hebben. Indien de beoogde handelingen door de Conferentie van de partijen worden aangenomen, zullen zij bindend zijn voor de Unie en kunnen zij een beslissende invloed hebben op de inhoud van het Unierecht, met name Richtlijn 2008/98/EG 9 en Verordening (EG) nr. 1013/2006 10 .

(6) De Unie moet de door de Russische Federatie ingediende wijzigingen van artikel 6, lid 2, van het Verdrag niet steunen, aangezien zij niet zouden bijdragen tot het aanpakken van de problemen die de Unie als prioritair beschouwt voor de werking van het Verdrag van Bazel. Daarnaast is er een lange en omslachtige procedure vereist om wijzigingen van de tekst van het Verdrag in werking te laten treden en lijkt het onevenredig om een dergelijke procedure in te leiden voor een wijziging die weinig tot geen toegevoegde waarde biedt. De Unie moet veeleer initiatieven ter verbetering van de werking van de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming blijven steunen, op voorwaarde dat zij een breder toepassingsgebied hebben dan het bij de COP15 ingediende voorstel, in overeenstemming zijn met brede beleidsmaatregelen en doelstellingen van de Unie en geen wijziging van het Verdrag vereisen.

(7) De Unie moet de goedkeuring van het voorstel tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II en IX blijven steunen. Om consensus over dit voorstel te bereiken, moet de Unie zich ook soepel opstellen, met name met betrekking tot de voorgestelde maatregelen die waarschijnlijk niet voldoende steun zullen krijgen voor de aanneming ervan tijdens de komende Conferentie van de partijen. Dit omvat bijvoorbeeld het uitstellen van de bespreking van de meest omstreden onderwerpen (zoals voorbereiding voor hergebruik en handelingen die onder de vangnetbepaling vallen), het streven naar een akkoord over de resterende aspecten van het voorstel en het steunen van eventuele wijzigingsvoorstellen van andere partijen, op voorwaarde dat daardoor dezelfde doelstellingen kunnen worden bereikt als die welke ten grondslag liggen aan de voorstellen van de Unie met betrekking tot bijlage IV bij het Verdrag.