Overwegingen bij COM(2023)54 - Wijziging Besluit 2019/1754 inzake de toetreding van de EU tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon mbt oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Overeenkomst van Lissabon tot bescherming van oorsprongsbenamingen en de internationale inschrijving ervan van 31 oktober 1958 (“de Overeenkomst van Lissabon”) is een verdrag dat door de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (“WIPO”) wordt beheerd. Bij de Overeenkomst van Lissabon is binnen de Unie tot bescherming van de industriële eigendom een bijzondere unie (“de bijzondere unie”) ingesteld. Zij staat open voor de partijen bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom. De overeenkomstsluitende partijen zijn verplicht om de oorsprongsbenamingen van producten van de andere overeenkomstsluitende partijen op hun grondgebied te beschermen indien deze in het land van oorsprong als zodanig zijn erkend en beschermd en bij het Internationaal Bureau van de WIPO zijn ingeschreven, tenzij die partijen binnen één jaar na het inschrijvingsverzoek verklaren dat zij geen bescherming kunnen garanderen.

(2) Zeven lidstaten zijn partij bij de Overeenkomst van Lissabon, namelijk Bulgarije, Tsjechië, Frankrijk, Italië, Hongarije, Portugal en Slowakije. De Unie zelf is geen partij bij de Overeenkomst van Lissabon omdat alleen landen tot die overeenkomst mogen toetreden.

(3) Na een herziening van de Overeenkomst van Lissabon heeft de diplomatieke conferentie van de WIPO op 20 mei 2015 de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (“de Akte van Genève”) aangenomen. De Akte van Genève breidt de bescherming van oorsprongsbenamingen uit tot alle geografische aanduidingen en biedt intergouvernementele organisaties de mogelijkheid om partij te worden bij de akte.

(4) In zijn arrest van 25 oktober 2017 1 heeft het Hof geoordeeld dat de onderhandelingen over de Akte van Genève onder de exclusieve bevoegdheid vallen die bij artikel 3, lid 1, VWEU aan de Europese Unie is verleend op het gebied van de in artikel 207, lid 1, VWEU bedoelde gemeenschappelijke handelspolitiek.  

(5) Op 27 juli 2018 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève 2 ingediend op grond van de artikelen 207 en 218, lid 6, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie om over die akte te onderhandelen, was in dat voorstel bepaald dat alleen de Unie tot die akte zou toetreden.

(6) Op 7 oktober 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/1754 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève 3 overeenkomstig artikel 293, lid 1, VWEU met eenparigheid van stemmen vastgesteld. In artikel 3 van dat besluit is bepaald dat lidstaten die dat wensen, worden gemachtigd om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Unie. In artikel 4 van dat besluit staat dat de Unie en elke lidstaat die de Akte van Genève ratificeert of ertoe toetreedt, in de bijzondere unie worden vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Voorts is in artikel 4 bepaald dat de Unie belast is met het waarborgen van de uitoefening van de rechten en de vervulling van de plichten van de Unie en de lidstaten die de Akte van Genève ratificeren of ertoe toetreden.

(7) In een verklaring die is opgenomen in de notulen van de Raad betreffende de vaststelling van Besluit (EU) 2019/1754, heeft de Commissie zich ertegen verzet dat alle lidstaten kunnen worden gemachtigd om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Unie. De Commissie heeft zich echter ook bereid verklaard te aanvaarden dat de zeven lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon en reeds talrijke intellectuele-eigendomsrechten hebben geregistreerd krachtens die overeenkomst, kunnen worden gemachtigd om tot de Akte van Genève toe te treden in het belang van de Unie.

(8) De Akte van Genève is op 26 februari 2020 in werking getreden, drie maanden na de neerlegging door de Unie van haar akte van toetreding, wat het aantal leden op het vereiste aantal bracht, namelijk vijf.

(9) Op 17 januari 2020 heeft de Commissie krachtens artikel 263 VWEU beroep ingesteld tot gedeeltelijke nietigverklaring van Besluit (EU) 2019/1754. De Commissie heeft dat besluit voor het Hof van Justitie van de Europese Unie aangevochten, primair op grond dat de Raad het beginsel van bevoegdheidstoedeling en het initiatiefrecht van de Commissie had geschonden, en subsidiair op grond van een schending van artikel 2, lid 1, en artikel 207 VWEU en niet-nakoming van de motiveringsplicht.

(10) Hoewel de Commissie het Hof van Justitie heeft verzocht Besluit (EU) 2019/1754 nietig te verklaren voor zover daarbij alle lidstaten worden gemachtigd toe te treden tot de Akte van Genève, heeft zij het Hof ook verzocht de gevolgen van het besluit te handhaven voor de zeven lidstaten die reeds lid waren van de Overeenkomst van Lissabon. Het zou in strijd zijn met het belang van de Unie als de rechten van voorrang die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die deze lidstaten reeds eerder krachtens de Overeenkomst van Lissabon hebben ingeschreven, verloren zouden gaan.

(11) Het arrest van het Hof is op 22 november 2022 gewezen 4 . Het Hof heeft artikel 3 en, voor zover daarin verwijzingen naar de lidstaten staan, artikel 4 van Besluit (EU) 2019/1754 nietig verklaard.

(12) In het arrest van het Hof wordt echter ook erkend dat de anciënniteit en de continuïteit van de bescherming van oorsprongsbenamingen die krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven in de zeven lidstaten die reeds partij bij die overeenkomst waren, moeten worden gehandhaafd. Het Hof heeft dan ook verklaard dat de gevolgen van de nietig verklaarde delen van Besluit 2019/1754 moeten worden gehandhaafd voor de lidstaten die reeds hadden gebruikgemaakt van de machtiging om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, en dit tot de inwerkingtreding, binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden, van een nieuw besluit van de Raad.

(13) Gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie en de mogelijkheid voor de Unie om tot de Akte van Genève toe te treden, kunnen de lidstaten alleen in strikt gerechtvaardigde en uitzonderlijke omstandigheden worden gemachtigd om, zolang een dergelijke deelname naar behoren gerechtvaardigd is, in het belang van de Unie toe te treden naast de Unie; voorts moet die toetreding functioneel beperkt blijven.

(14) Artikel 11 van Verordening (EU) 2019/1753 5 voorziet in overgangsbepalingen voor uit lidstaten afkomstige oorsprongsbenamingen die reeds krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven. Op grond van die bepalingen hebben de zeven lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon, de Commissie uiterlijk op 14 november 2022 in kennis gesteld van hun keuze om voor de oorsprongsbenamingen die reeds krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven, de internationale inschrijving op grond van de Akte van Genève aan te vragen.

(15) Daarom is het passend Besluit (EU) 2019/1754 te wijzigen om de zeven lidstaten die vóór de inwerkingtreding van de Akte van Genève partij waren bij de Overeenkomst van Lissabon, te machtigen om, met volledige inachtneming van de exclusieve bevoegdheid van de Unie, ook de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, voor zover dit noodzakelijk is om, in het belang van de Unie, de rechten van voorrang te handhaven die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die deze lidstaten reeds eerder krachtens de Overeenkomst van Lissabon hebben ingeschreven.

(16) Besluit (EU) 2019/1754 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.