Overwegingen bij COM(2022)698 - Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van [xxxx] tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EU, 2013/36/EU en (EU) 2019/2034 wat betreft de behandeling van het concentratierisico met betrekking tot centrale tegenpartijen en het risico van tegenpartijen bij centraal geclearde derivatentransacties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Om te zorgen voor samenhang met Verordening (EU) nr. 648/2012 en om de goede werking van de interne markt te waarborgen, is het noodzakelijk in Richtlijn 2009/65/EU een reeks uniforme regels vast te stellen voor aanpak van tegenpartijrisico’s bij derivatentransacties die door instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) worden uitgevoerd, wanneer de transacties zijn gecleard door een CTP die op grond van die verordening een vergunning heeft gekregen of erkend is. Richtlijn 2009/65/EU legt alleen wettelijke begrenzingen op voor tegenpartijrisico’s bij otc-derivatentransacties, ongeacht of de derivaten centraal zijn gecleard. Aangezien regelingen voor centrale clearing het aan derivatencontracten inherente tegenpartijrisico beperken, moet, bij het bepalen van de toepasselijke begrenzingen voor het tegenpartijrisico, rekening worden gehouden met de vraag of een derivaat centraal is gecleard door een CTP die op grond van die verordening een vergunning heeft gekregen of erkend is, en een gelijk speelveld tussen ter beurze verhandelde derivaten en otc-derivaten worden gecreëerd. Voor regelgevings- en harmonisatiedoeleinden is het ook noodzakelijk de begrenzingen voor het tegenpartijrisico alleen op te heffen wanneer de tegenpartijen gebruikmaken van CTP’s die in een lidstaat over een vergunning beschikken of die, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012, zijn erkend om clearingdiensten aan clearingleden en hun cliënten te leveren.

(2) Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie is het, voor een efficiënt gebruik van CTP’s, noodzakelijk om bepaalde belemmeringen voor het gebruik van centrale clearing in Richtlijn 2009/65/EU aan te pakken en verduidelijkingen in de Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/2034 door te voeren. De buitensporige afhankelijkheid van het financiële stelsel van de Unie van systeemrelevante CTP’s uit derde landen (tier 2-CTP’s) kan aanleiding geven tot bezorgdheid over de financiële stabiliteit die op passende wijze moet worden aangepakt. Om de financiële stabiliteit in de Unie te waarborgen en potentiële risico’s van besmetting in het financiële stelsel van de Unie adequaat te beperken, moeten daarom passende maatregelen worden ingevoerd om de identificatie, het beheer en de monitoring van concentratierisico’s als gevolg van blootstellingen aan CTP’s te bevorderen. In dat verband moeten de Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/2034 worden gewijzigd om instellingen en beleggingsondernemingen aan te moedigen de benodigde stappen te ondernemen om hun bedrijfsmodel aan te passen om te zorgen voor consistentie met de nieuwe clearingvereisten die door de herziening van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn ingevoerd, en om hun risicobeheerpraktijken in het algemeen te verbeteren, mede gelet op de aard, typen en complexiteit van hun marktactiviteiten. Hoewel de bevoegde autoriteiten al aanvullende eigenvermogensvereisten kunnen opleggen voor risico’s die niet of niet adequaat door de bestaande kapitaalvereisten worden gedekt, moeten zij beter worden uitgerust met aanvullende, meer gedetailleerde instrumenten en bevoegdheden in het kader van pijler 2 om hen in staat te stellen passende en doortastende maatregelen te nemen op basis van de conclusies van hun toezichtbeoordelingen.

(3) Richtlijnen 2009/65/EU, 2013/36/EU en (EU) 2019/2034 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk ervoor te zorgen dat kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en betrokken bevoegde autoriteiten het concentratierisico dat voortvloeit uit blootstellingen aan tier 2-CTP’s die diensten van wezenlijk systemisch belang aanbieden, adequaat monitoren en beperken, en dat de begrenzingen worden afgeschaft voor het tegenpartijrisico bij derivatentransacties die centraal gecleard zijn door een CTP die op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 een vergunning heeft gekregen of erkend is, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.