Overwegingen bij COM(2022)701 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor het digitale tijdperk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De opkomst van de digitale economie heeft de werking van het btw-stelsel van de Unie sterk ondergraven, aangezien dit niet is aangepast aan de nieuwe digitale bedrijfsmodellen en niet de mogelijkheid biedt om de door de digitalisering gegenereerde gegevens ten volle te benutten. Richtlijn 2006/112/EG 60 van de Raad moet worden gewijzigd om rekening te houden met deze ontwikkeling.

(2) De btw-rapportageverplichtingen moeten worden aangepast om de uitdagingen van de platformeconomie aan te pakken en de noodzaak van meerdere btw-registraties in de Unie te verminderen.

(3) Het verlies aan btw-inkomsten, bekend als de “btw-kloof”, werd in 2020 in de Unie geraamd op 93 miljard EUR 61 , waarvan een aanzienlijk deel is toe te schrijven aan fraude, met name intracommunautaire ploffraude 62 , die op 40-60 miljard EUR 63 wordt geraamd. In het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa roepen de burgers op tot “het harmoniseren en coördineren van het belastingbeleid in de EU-lidstaten om belastingontduiking en -ontwijking te voorkomen” en “het bevorderen van de samenwerking tussen de EU-lidstaten om ervoor te zorgen dat alle bedrijven in de EU billijke belastingen betalen”. Het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk is in overeenstemming met deze doelstellingen.

(4) Om de belastinginning bij grensoverschrijdende transacties te verbeteren en een einde te maken aan de bestaande versnippering als gevolg van de toepassing van uiteenlopende rapportagesystemen door de lidstaten, moeten regels voor digitale rapportagevereisten van de Unie worden vastgesteld. Dergelijke regels moeten de belastingdiensten informatie op transactiebasis verstrekken om kruiscontroles van gegevens mogelijk te maken, de controlecapaciteit van de belastingdiensten te vergroten en een afschrikkend effect in geval van niet-naleving te creëren, alsook om de nalevingskosten voor bedrijven die in verschillende lidstaten actief zijn, te verlagen en belemmeringen op de interne markt weg te nemen.

(5) Om de automatisering van het rapportageproces voor de belastingplichtigen en de belastingdiensten te vergemakkelijken, moeten de aan de belastingdiensten te rapporteren transacties elektronisch worden gedocumenteerd. Elektronische facturering moet de standaard voor de uitreiking van facturen worden. Het moet de lidstaten evenwel worden toegestaan voor binnenlandse prestaties andere middelen te aanvaarden. De uitreiking van elektronische facturen door de leverancier of dienstverlener en de toezending ervan aan de afnemer mogen niet afhankelijk worden gesteld van voorafgaande toestemming of controle door de belastingdienst.

(6) De definitie van een elektronische factuur moet worden afgestemd op die van Richtlijn 2014/55/EU 64 van het Europees Parlement en de Raad om tot standaardisering te komen op het gebied van btw-rapportage.

(7) Met het oog op een efficiënte uitvoering van het btw-rapportagesysteem is het noodzakelijk dat de belastingdienst de informatie onverwijld ontvangt. Daarom moet de termijn voor de uitreiking van facturen bij grensoverschrijdende transacties worden vastgesteld op twee werkdagen nadat het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

(8) Elektronische facturering moet de automatische doorzending van de voor controledoeleinden benodigde gegevens aan de belastingdienst vergemakkelijken. Te dien einde moet een elektronische factuur alle gegevens bevatten die naderhand aan de belastingdienst moeten worden toegezonden.

(9) Elektronische facturering kan niet worden geïmplementeerd als standaardmethode voor het documenteren van transacties voor btw-doeleinden als het gebruik van elektronische facturen afhankelijk blijft van aanvaarding door de afnemer. Daarom mag een dergelijke aanvaarding niet langer vereist zijn voor de uitreiking van elektronische facturen.

(10) De Commissie heeft voldaan aan haar verplichting om het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen over het effect van de vanaf 1 januari 2013 toepasselijke factureringsregels en met name over de mate waarin deze daadwerkelijk tot een afname van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven hebben geleid, zoals vereist bij artikel 237 van Richtlijn 2006/112/EG. Aangezien aan deze verplichting is voldaan, moet zij uit die richtlijn worden geschrapt.

(11) De verplichting om lijsten in te dienen ter opgave van intracommunautaire transacties moet worden geschrapt, aangezien diezelfde transacties ook onder het toepassingsgebied van de digitale rapportagevereisten voor intracommunautaire transacties vallen, zij het dat de gegevens sneller en gedetailleerder moeten worden verstrekt. De digitale rapportagevereisten hebben betrekking op dezelfde transacties als de lijsten, met uitzondering van transacties in het kader van regelingen inzake voorraad op afroep, als bedoeld in artikel 17 bis van Richtlijn 2006/112/EG, die via de aangifte voor het éénloketsysteem (OSS) moeten worden opgegeven.

(12) Om het voor belastingplichtigen gemakkelijker te maken de factuurgegevens door te zenden, moeten de lidstaten hen daarvoor de nodige middelen ter beschikking stellen, zodat de gegevens door de belastingplichtige zelf of door een derde voor zijn rekening kunnen worden verzonden.

(13) Hoewel de informatie die op grond van de digitale rapportagevereisten voor intracommunautaire transacties moet worden doorgegeven, vergelijkbaar moet zijn met die welke via de lijsten werd doorgegeven, moet de belastingplichtigen worden verzocht aanvullende gegevens te verstrekken, waaronder bankgegevens en betalingsbedragen, zodat de belastingdiensten niet alleen de goederen, maar ook de geldstromen kunnen volgen.

(14) Onnodige administratieve lasten voor belastingplichtigen die in verschillende lidstaten actief zijn, moeten worden vermeden. Daarom moeten dergelijke belastingplichtigen de mogelijkheid hebben om hun belastingdienst de vereiste gegevens te verstrekken volgens de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1870 65 van de Commissie vastgestelde Europese norm, die voldoet aan het in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2014/55/EU vastgestelde verzoek om een Europese norm voor het semantische gegevensmodel van de kernelementen van een elektronische factuur vast te stellen. Het moet de lidstaten worden toegestaan aanvullende methoden voor de rapportage van de gegevens vast te stellen, die bepaalde belastingplichtigen eventueel gemakkelijker in acht kunnen nemen.

(15) Met het oog op de noodzakelijke harmonisatie van de rapportage van gegevens over intracommunautaire transacties moeten de te verstrekken gegevens in alle lidstaten dezelfde zijn, zonder dat de lidstaten om aanvullende gegevens kunnen verzoeken.

(16) Een belangrijk element in de strijd tegen btw-fraude bij intracommunautaire transacties is de kruiscontrole van de door de leverancier of dienstverlener aangegeven gegevens met de door de afnemer aangegeven gegevens. Daartoe moeten afnemers van goederen en diensten worden verplicht de gegevens over hun intracommunautaire transacties te rapporteren.

(17) Verschillende lidstaten hebben uiteenlopende rapportagevereisten voor transacties op hun grondgebied ingevoerd, wat heeft geleid tot aanzienlijke administratieve lasten voor belastingplichtigen die in verschillende lidstaten actief zijn, aangezien zij hun boekhoudsystemen moeten aanpassen om aan die vereisten te voldoen. Om de kosten als gevolg van dergelijke verschillen te vermijden, moeten de in de lidstaten geïmplementeerde systemen voor de rapportage van leveringen van goederen en diensten onder bezwarende titel tussen belastingplichtigen op hun grondgebied dezelfde kenmerken hebben als het voor intracommunautaire transacties geïmplementeerde systeem. De lidstaten moeten voorzien in de elektronische middelen voor de doorzending van de informatie en belastingplichtigen moeten, zoals het geval is voor intracommunautaire transacties, de gegevens kunnen indienen overeenkomstig de bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1870 vastgestelde Europese norm, ook al kan de betrokken lidstaat voorzien in aanvullende middelen voor de doorzending van de gegevens. De gegevens moeten door de belastingplichtige zelf of door een derde voor zijn rekening kunnen worden doorgezonden.

(18) De lidstaten mogen niet worden verplicht een digitale rapportagevereiste in te voeren voor leveringen van goederen en diensten onder bezwarende titel tussen belastingplichtigen op hun grondgebied. Als zij evenwel een dergelijke vereiste in de toekomst zouden invoeren, moeten zij deze afstemmen op de digitale rapportagevereisten voor intracommunautaire transacties. Lidstaten die reeds over een rapportagesysteem voor die transacties beschikken, moeten dat aanpassen om ervoor te zorgen dat de gegevens worden gerapporteerd overeenkomstig de digitale rapportagevereisten voor intracommunautaire transacties.

(19) Om de doeltreffendheid van de digitale rapportagevereisten te beoordelen, moet de Commissie een evaluatieverslag opstellen waarin het effect van de digitale rapportagevereisten op de verkleining van de btw-kloof en op de uitvoerings- en nalevingskosten voor belastingplichtigen en belastingdiensten wordt beoordeeld, teneinde na te gaan of het systeem zijn doel heeft bereikt dan wel verdere aanpassingen vereist.

(20) De lidstaten moeten andere maatregelen kunnen blijven toepassen om de correcte inning van de btw te waarborgen en ontduiking te voorkomen. Zij mogen echter niet de mogelijkheid hebben om aanvullende rapportageverplichtingen op te leggen voor de transacties die onder de digitale rapportagevereisten vallen.

(21) De platformeconomie heeft tot bepaalde problemen geleid bij de toepassing van de btw-regels, met name waar het gaat om de vaststelling van de belastbare status van de dienstverlener en om gelijke concurrentievoorwaarden tussen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en andere bedrijven.

(22) De platformeconomie heeft geleid tot een ongerechtvaardigde verstoring van de concurrentie tussen prestaties die via onlineplatforms worden verricht en aan btw-heffing ontsnappen, en prestaties die in de traditionele economie worden verricht en aan de btw zijn onderworpen. De verstoring was zeer sterk in de twee grootste sectoren van de platformeconomie na de e-commerce, namelijk de kortetermijnverhuur van accommodatie en het personenvervoer.

(23) Daarom moeten regels worden vastgesteld om de concurrentieverstoringen in de kortetermijnverhuur van accommodatie en het personenvervoer aan te pakken door platforms bij de inning van de btw een andere rol (namelijk die van “gelijkgestelde dienstverlener”) te geven. Volgens dit concept moeten platforms worden verplicht btw in rekening te brengen wanneer btw verschuldigd is, maar de onderliggende dienstverlener deze niet in rekening brengt omdat hij bijvoorbeeld een natuurlijke persoon is of een belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen.

(24) In het geval van faciliteringsdiensten die door platforms aan niet-belastingplichtigen worden verleend, wordt de regel inzake de plaats van dienst door de lidstaten verschillend geïnterpreteerd. Daarom moet deze regel worden verduidelijkt.

(25) Sommige lidstaten beroepen zich op artikel 135, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG om een btw-vrijstelling toe te passen op kortetermijnverhuur van accommodatie, terwijl andere lidstaten dat niet doen. Om een gelijke behandeling en consistentie te waarborgen en tegelijkertijd de concurrentieverstoring in de accommodatiesector te blijven aanpakken, moet worden verduidelijkt dat deze vrijstelling niet van toepassing is op kortetermijnverhuur van accommodatie. De criteria om te bepalen wat wordt verstaan onder kortetermijnverhuur van accommodatie, die geacht wordt een vergelijkbare functie als de hotelsector te hebben, gelden uitsluitend voor de toepassing van deze richtlijn en laten de definities in andere Uniewetgeving onverlet. In deze richtlijn wordt derhalve geen EU-definitie van kortetermijnverhuur van accommodatie vastgesteld.

(26) Om te vermijden dat platforms die gelijkgestelde prestaties verrichten, onbedoeld onder de bijzondere regeling voor reisbureaus vallen, of omgekeerd, moeten transacties waarvoor het platform de gelijkgestelde leverancier of dienstverlener is, van die bijzondere regeling worden uitgesloten.

(27) Dit voorstel doet geen afbreuk aan de regels die zijn vastgesteld in andere rechtshandelingen van de Unie, met name Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) 66 , die andere aspecten van de dienstverlening door onlineplatforms regelt, zoals verplichtingen voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden om overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren.

(28) Bij de Richtlijnen (EU) 2017/2455 67 en 2019/1995 68 van de Raad is Richtlijn 2006/112/EG gewijzigd wat betreft de btw-regels voor de belastingheffing op grensoverschrijdende b2c-e-commerceactiviteiten in de Unie. Deze wijzigingsrichtlijnen hebben de concurrentieverstoringen verminderd, de administratieve samenwerking verbeterd en een aantal vereenvoudigingen ingevoerd. Hoewel de bij die richtlijnen ingevoerde wijzigingen die sinds 1 juli 2021 van toepassing zijn, grotendeels succesvol zijn gebleken, is niettemin vastgesteld dat er behoefte is aan bepaalde verbeteringen.

(29) Te dien einde moeten enkele bestaande regels worden verduidelijkt. Het betreft hier onder meer de in artikel 59 quater van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde regel voor de berekening van de op kalenderjaren gebaseerde drempel van 10 000 EUR, waaronder telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten en intracommunautaire afstandsverkopen van goederen die worden verricht door een in de Unie gevestigde dienstverlener of leverancier die slechts in één lidstaat is gevestigd, aan de btw onderworpen kunnen blijven in de lidstaat waar de belastingplichtige die deze diensten verleent, is gevestigd of waar deze goederen zich bevinden op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer. Artikel 59 quater van Richtlijn 2006/112/EG moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat alleen intracommunautaire afstandsverkopen van goederen die worden geleverd vanuit de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd, in aanmerking worden genomen bij de berekening van de drempel van 10 000 EUR, maar niet afstandsverkopen uit een voorraad goederen in een andere lidstaat.

(30) Richtlijn 2006/112/EG moet ook worden gewijzigd om te verduidelijken dat alle b2c-diensten die binnen de Unie worden verricht door belastingplichtigen die buiten de Unie zijn gevestigd, onder het toepassingsgebied vallen van de bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (de niet-Unieregeling), en niet alleen diensten aan in de Unie gevestigde afnemers. Gelet op de invoering van de nieuwe regels inzake btw-tarieven bij Richtlijn (EU) 2022/542 69 van de Raad en de geplande inwerkingtreding van de nieuwe regels voor kleine en middelgrote ondernemingen 70 , alsook om de vrijstellingen krachtens artikel 151 van Richtlijn 2006/112/EG voor goederenleveringen en diensten te bestrijken, die onder andere worden verricht in het kader van de diplomatieke en consulaire betrekkingen of bestemd zijn voor bepaalde andere internationale instellingen, is het ook nodig het in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde éénloketsysteem (Unieregeling) uit te breiden door ervoor te zorgen dat prestaties met een nultarief en van btw vrijgestelde prestaties onder het toepassingsgebied van die regeling vallen, zoals prestaties van kleine en middelgrote ondernemingen. Daarnaast moet Richtlijn 2006/112/EG worden gewijzigd om te verduidelijken binnen welke termijn de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regelingen, wijzigingen kan aanbrengen in de desbetreffende btw-aangiften in de drie bestaande vereenvoudigingsregelingen, te weten het niet-Unie-OSS, het Unie-OSS en het invoer-OSS (“IOSS”). Deze verduidelijking zal belastingplichtigen die voor de regelingen zijn geregistreerd, in staat stellen correcties aan te brengen in de desbetreffende btw-aangiften tot de uiterste datum voor de indiening van die aangiften. Tot slot moet het tijdstip van het belastbare feit voor prestaties in het kader van de vereenvoudigingsregelingen (Unie- en niet-Unie-OSS) duidelijk worden geregeld om te voorkomen dat de lidstaten de regels verschillend toepassen.

(31) Btw-identificatie is in de regel vereist in elke lidstaat waar belastbare transacties plaatsvinden. Om evenwel het aantal gevallen te beperken waarin meer dan één btw-registratie vereist is, is bij Richtlijn (EU) 2017/2455 een aantal maatregelen in Richtlijn 2006/112/EG opgenomen om de noodzaak van meerdere btw-registraties tot een minimum te beperken. Om de noodzaak van meerdere btw-registraties nog verder te beperken, is een aantal uitbreidingsmaatregelen in kaart gebracht ter ondersteuning van de doelstelling van één btw-registratie in de Unie. Er moeten derhalve regels worden vastgesteld om deze uitbreidingsmaatregelen in te voeren.

(32) Bij Richtlijn (EU) 2017/2455 is onder meer het toepassingsgebied van het mini-éénloketsysteem uitgebreid tot een breder éénloketsysteem (OSS) dat alle grensoverschrijdende diensten aan niet-belastingplichtigen in de Unie en alle intracommunautaire afstandsverkopen van goederen omvat. Bij wijze van uitzondering kunnen elektronische interfaces, zoals marktplaatsen en platforms, die voor bepaalde leveringen van goederen binnen de Unie als gelijkgestelde leverancier worden aangemerkt, ook bepaalde binnenlandse leveringen van goederen aangeven in het kader van het Unie-OSS. Om de doelstelling van één btw-registratie in de Unie te ondersteunen, moet het toepassingsgebied van het Unie-OSS verder worden uitgebreid tot andere leveringen van goederen, waaronder binnenlandse b2c-leveringen van goederen in de Unie door belastingplichtigen die niet voor btw-doeleinden in de lidstaat van verbruik zijn geïdentificeerd, zodat bedrijven zich niet voor btw-doeleinden hoeven te registreren in elke lidstaat waar zij dergelijke goederen aan consumenten leveren. Daarnaast moet het toepassingsgebied van het Unie-OSS ook worden uitgebreid tot binnenlandse leveringen van onder de winstmargeregeling vallende goederen aan alle soorten personen, wanneer die goederen worden geleverd door een belastingplichtige (belastingplichtige wederverkoper) die niet in de lidstaat is geïdentificeerd waar hij dergelijke goederen levert. Door deze wijziging kunnen belastingplichtige wederverkopers gebruikmaken van de OSS-vereenvoudigingen en kan de over die leveringen verschuldigde btw in één lidstaat van identificatie worden aangegeven en betaald via het uitgebreide Unie-OSS.

(33) In de regel wordt de btw in rekening gebracht en voldaan door de leverancier van de goederen of de dienstverlener. In bepaalde omstandigheden kunnen de lidstaten echter bepalen dat in het kader van de verleggingsregeling de afnemer en niet de leverancier of dienstverlener de verschuldigde btw moet voldoen. Om de doelstelling van één btw-registratie in de Unie verder te ondersteunen, moeten regels worden vastgesteld voor de verplichte toepassing van de verleggingsregeling door de lidstaten in situaties waarin een leverancier of dienstverlener niet voor btw-doeleinden is gevestigd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Een leverancier die goederen levert of een dienstverlener die diensten verleent aan een persoon die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de goederenlevering of dienst belastbaar is, moet het recht hebben de verleggingsregeling toe te passen. Voor controledoeleinden moeten dergelijke goederenleveringen en diensten in de lijst worden opgegeven.

(34) Bij Richtlijn (EU) 2017/2455 is in Richtlijn 2006/112/EG de aansprakelijkheid van elektronische interfaces, zoals marktplaatsen en platforms, ingevoerd wanneer zij bepaalde leveringen van goederen aan consumenten in de Unie faciliteren en dus optreden als gelijkgestelde leverancier. Wat goederenleveringen binnen de Unie betreft, is de fictie van de gelijkgestelde leverancier momenteel beperkt tot leveringen van goederen aan niet-belastingplichtigen, waarbij die goederen in de Unie worden geleverd door niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen. Om een gelijk speelveld tussen bedrijven van binnen en buiten de Unie te creëren en de kosten van grensoverschrijdend zakendoen binnen de Unie tot een minimum te beperken, moeten maatregelen worden vastgesteld om de nalevingslasten voor verkopers van binnen de Unie die actief zijn via elektronische interfaces, verder te verlichten. De uitgebreide fictie van de gelijkgestelde leverancier zal daarom zien op alle leveringen van goederen binnen de Unie die door een elektronische interface worden gefaciliteerd, ongeacht de plaats van vestiging van de onderliggende leverancier en ongeacht de hoedanigheid van de afnemer.

(35) Bij Richtlijn (EU) 2017/2455 is in Richtlijn 2006/112/EG een specifieke vereenvoudiging ingevoerd, namelijk het éénloketsysteem voor invoer (“IOSS”), dat tot doel had de btw-nalevingslasten te verminderen bij de invoer van bepaalde goederen van geringe waarde bestemd voor consumenten in de Unie. Dienovereenkomstig hoeven belastingplichtigen die ervoor kiezen zich voor het IOSS te registreren, zich niet te registreren voor de btw in elke lidstaat waar zij in aanmerking komende goederen voor consumenten invoeren. In plaats daarvan kan de over deze leveringen verschuldigde btw via het IOSS in één lidstaat worden aangegeven en betaald. Om de naleving van de btw bij de invoer van bepaalde goederen verder te ondersteunen en te verbeteren, moeten maatregelen worden vastgesteld om het gebruik van het IOSS te verplichten voor elektronische interfaces, zoals marktplaatsen en platforms, wanneer zij de invoer van bepaalde goederen naar consumenten in de Unie faciliteren. Belastingplichtigen die elektronische interfaces exploiteren en uitsluitend binnenlandse leveringen in hun lidstaat van vestiging faciliteren, moeten evenwel buiten het toepassingsgebied van de maatregel blijven.

(36) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie bevoegdheden worden toegekend om sterkere garanties te bieden voor het correcte gebruik en voor het controleproces van IOSS-btw-identificatienummers in het kader van de vrijstelling waarin die richtlijn voorziet. Dit moet de Commissie in staat stellen een uitvoeringshandeling vast te stellen om bijzondere maatregelen in te voeren om bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen. Onder dergelijke bijzondere maatregelen valt onder andere de koppeling van het unieke verzendingsnummer aan het IOSS-btw-identificatienummer. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 71 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde onderzoeksprocedure en het comité te dien einde is het bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 72 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde comité.

(37) Een leverancier of dienstverlener moet zich voor de btw registreren wanneer hij niet voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Met name wanneer een belastingplichtige eigen goederen overbrengt naar een andere lidstaat in het kader van, onder andere, zijn e-commerceactiviteiten, is hij genoodzaakt zich te registreren in de lidstaten waaruit en waarnaar de goederen worden overgebracht. In overeenstemming met de doelstelling van één btw-registratie in de Unie moeten de gevallen waarin meer dan één btw-registratie vereist is, verder worden beperkt door te voorzien in de toepassing van een nieuwe regeling in het kader van de OSS-regelingen, die specifiek is opgezet om de btw-nalevingsverplichtingen in verband met bepaalde overbrengingen van eigen goederen te vereenvoudigen.

(38) Richtlijn 2006/112/EG voorziet in een vereenvoudigde btw-behandeling van goederen die in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep worden overgebracht, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Aangezien de OSS-vereenvoudigingsregeling voor overbrengingen van eigen goederen alomvattend is en ook grensoverschrijdende goederenbewegingen omvat die momenteel onder de regeling inzake voorraad op afroep vallen uit hoofde van artikel 17 bis van die richtlijn, is het noodzakelijk laatstgenoemde regeling geleidelijk af te schaffen door een einddatum ervoor vast te stellen, voordat de bepalingen inzake voorraad op afroep in Richtlijn 2006/112/EG volledig worden geschrapt. Als einddatum wordt daarom 31 december 2024 vastgesteld, waarna het niet langer mogelijk zal zijn een nieuwe regeling inzake voorraad op afroep op te zetten. Voor regelingen inzake voorraad op afroep die op of vóór 31 december 2024 van start gaan, moeten de desbetreffende voorwaarden, waaronder de termijn van twaalf maanden voor de overdracht van de eigendom van die goederen aan de beoogde koper, blijven gelden. Samen met de vaststelling van deze nieuwe einddatum moet in de bepalingen betreffende de regeling inzake voorraad op afroep een nieuw lid worden ingevoegd dat de toepassing van die regeling op 31 december 2025 beëindigt, aangezien zij na die datum overbodig zal zijn.

(39) Onder de winstmargeregeling kunnen belastingplichtige wederverkopers btw betalen over het verschil tussen de aankoop- en verkoopprijs van onder de regeling vallende goederen, namelijk gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten. Om ervoor te zorgen dat die specifieke leveringen worden belast in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, moet Richtlijn 2006/112/EG worden gewijzigd om een nieuwe regel inzake de plaats van levering in te voeren. Voorts moet Richtlijn 2006/112/EG worden gewijzigd om leveringen van onder de winstmargeregeling vallende goederen specifiek uit te sluiten van de verplichte toepassing van de verleggingsregeling. Om de doelstelling van één btw-registratie in de Unie te ondersteunen en de nalevingslasten tot een minimum te beperken, kunnen belastingplichtige wederverkopers die de winstmargeregeling toepassen, ervoor kiezen zich te registreren om gebruik te maken van het Unie-OSS voor het aangeven en betalen van de btw die verschuldigd is voor bepaalde leveringen van onder de winstmargeregeling vallende goederen via die regeling, zonder dat zij zich in meerdere lidstaten hoeven te registreren.

(40) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 73 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(41) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het btw-stelsel het digitale tijdperk in leiden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de noodzaak om het gebruik van digitale rapportagevereisten te harmoniseren en aan te moedigen, de btw-behandeling van platforms te verbeteren en de gevallen te verminderen waarin een bedrijf zich in andere lidstaten moet registreren, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(42) Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.