Overwegingen bij COM(2022)704 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De fictiebepaling van de gelijkgestelde dienstverlener voor platforms, portalen of soortgelijke middelen die kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoersdiensten als bedoeld in artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG faciliteren, kan pas goed functioneren als zij op bepaalde punten wordt gespecificeerd.

(2) De term “faciliteren” moet worden gedefinieerd om belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren, rechtszekerheid te bieden over de vraag of de fictie van de gelijkgestelde dienstverlener op hen van toepassing is. Sommige aanbieders, met inbegrip van die welke listings ter beschikking stellen, moeten uitdrukkelijk van de fictie worden uitgesloten omdat zij niet rechtstreeks concurreren met de traditionele, niet-digitale sectoren.

(3) Er moet worden gespecificeerd hoe belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, kortertermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren, de hoedanigheid van de onderliggende dienstverlener moeten bepalen. Als zij geen btw-identificatienummer hebben verstrekt, moeten die belastingplichtigen worden geacht de diensten zelf te hebben ontvangen en verricht. De belastingplichtige die de dienst faciliteert, hoeft geen omstandige controle van het door de onderliggende dienstlener verstrekte btw-identificatienummer te verrichten.

(4) Sommige lidstaten kennen een btw-identificatienummer toe aan belastingplichtigen die geen btw in rekening brengen over hun prestaties, met inbegrip van belastingplichtigen die gebruikmaken van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van titel XII, hoofdstuk 1, van Richtlijn 2006/112/EG. Om ervoor te zorgen dat de belastingplichtige die de dienst faciliteert, kan nagaan of de fictie van de gelijkgestelde dienstverlener al dan niet van toepassing is, moet worden bepaald dat de onderliggende dienstverlener in die gevallen dat btw-identificatienummer niet mag verstrekken aan de belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren.

(5) Belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijke middel, kortermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren, mogen niet aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van btw die verschuldigd is wanneer zij handelen op basis van door de onderliggende dienstverlener verstrekte informatie, indien zij kunnen aantonen dat zij redelijkerwijs niet konden weten dat die informatie onjuist was.

(6) Belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een platform, portaal of soortgelijke middel, kortertermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer faciliteren en die de gelijkgestelde dienstverlener zijn, moeten de hoedanigheid van de afnemer, dat wil zeggen de ontvanger van de onderliggende diensten, gemakkelijk kunnen bepalen. Om de bepaling van de hoedanigheid en de administratieve lasten voor die belastingplichtigen te verlichten, moeten zij ervan kunnen uitgaan dat de afnemer een belastingplichtige is wanneer er een btw-identificatienummer is verstrekt, en een niet-belastingplichtige wanneer er geen btw-identificatienummer is verstrekt.

(7) In Richtlijn 2006/112/EG moet een nieuwe vereenvoudigingsregeling in het éénloketsysteem (OSS) worden ingevoerd voor belastingplichtigen die bepaalde eigen goederen over de grens brengen. Om die specifieke regeling ten uitvoer te leggen in het algemene kader van de bijzondere btw-regelingen waarin titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG voorziet, moeten in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 12 van de Raad specifieke regels met betrekking tot btw-identificatie, voorwaarden voor uitsluiting van de regeling, btw-aangiften en boekhoudkundige verplichtingen worden vastgesteld.

(8) Aangezien de nieuwe OSS-vereenvoudigingsregeling alomvattend wordt en ook grensoverschrijdende goederenbewegingen omvat die momenteel onder de regeling inzake voorraad op afroep vallen, moet die regeling uit Richtlijn 2006/112/EG worden geschrapt. De uitvoeringsbepalingen voor die specifieke regeling zijn dan overbodig en moeten daarom uit Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 worden geschrapt.

(9) Het gebruik van het éénloketsysteem voor invoer (IOSS) moet worden verplicht voor elektronische interfaces die als gelijkgestelde leverancier bepaalde afstandsverkopen van ingevoerde goederen faciliteren door Richtlijn 2006/112/EG in die zin te wijzigen. Het verplichte karakter van die regeling heeft gevolgen voor de voorwaarden om die belastingplichtigen te identificeren en uit te sluiten. Daarom moeten die voorwaarden in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 worden gewijzigd.

(10) Krachtens artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG moeten belastingplichtigen die, via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen of diensten aan een niet-belastingplichtige binnen de Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van titel V van die richtlijn, faciliteren, een boekhouding van die prestaties bijhouden. Er moet evenwel alleen informatie worden verstrekt over leveringen van goederen of diensten die door de elektronische interface zijn gefaciliteerd, en niet in gevallen waarin de fictie van de gelijkgestelde leverancier of dienstverlener van toepassing is. Ter ondersteuning van de bestrijding van btw-fraude moet dergelijke informatie over onderliggende leveranciers en dienstverleners ook worden opgenomen in de verplichte gegevensset die moet worden bewaard door gelijkgestelde leveranciers of dienstverleners die zijn geregistreerd voor de bijzondere vereenvoudigingsregelingen in het kader van het éénloketsysteem. Met deze aanvullende gegevenselementen moet de door platforms gerapporteerde informatie kunnen worden getoetst aan de betalingsgegevens over grensoverschrijdende transacties die beschikbaar zijn in het centrale elektronische systeem van betalingsinlichtingen dat is ingesteld bij hoofdstuk V, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 904/2010 13 van de Raad en in werking treedt op 1 januari 2024.

(11) De onderdelen van Richtlijn 2006/112/EG die wijzigingen vereisen in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011, moeten door de lidstaten uiterlijk 31 december 2024 in nationale wetgeving zijn omgezet. De wijzigingen in die verordening moeten derhalve toepassing vinden vanaf 1 januari 2025.

(12) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.