Overwegingen bij COM(2022)349 - Wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)349 - Wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen. |
---|---|
document | COM(2022)349 |
datum | 18 oktober 2023 |
(2) De ongerechtvaardigde invasie van Oekraïne door de Russische Federatie op 24 februari 2022 en het aanhoudende gewapende conflict in Oekraïne hebben duidelijk gemaakt dat het van cruciaal belang is nu iets te doen aan de bestaande tekortkomingen. Dit heeft geleid tot de terugkeer van zware oorlogvoering en territoriale conflicten in Europa, waardoor de capaciteit van de lidstaten om de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name die welke zijn verergerd door de overdracht van defensieproducten aan Oekraïne, aanzienlijk moet worden vergroot.
(3) De Commissie en de hoge vertegenwoordiger hebben op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling gepresenteerd inzake de analyse van de investeringskloof op defensiegebied en de te nemen volgende stappen (“The Defence Investment Gaps Analysis and Way Forward”). In de mededeling werd gewezen op het bestaan, binnen de EU, van financiële, industriële en vermogenstekorten op defensiegebied.
(4) Een specifiek kortetermijninstrument, ontworpen in een geest van solidariteit, werd genoemd als een instrument om de lidstaten op vrijwillige basis aan te sporen tot gemeenschappelijke aanbestedingen om de meest dringende en kritieke leemten, met name die welke zijn ontstaan door de reactie op de huidige Russische agressie, op een gezamenlijke manier op te vullen.
(5) Een dergelijk nieuw instrument zal bijdragen tot de versterking van de gemeenschappelijke defensieaanbestedingen en, via de bijbehorende financiering van de Unie, tot de versterking van de industriële defensievermogens van de EU.
(6) Het versterken van de Europese industriële en technologische defensiebasis moet daarom centraal staan in deze inspanningen. Er bestaan inderdaad nog steeds problemen en lacunes en de industriële basis van de Europese defensie blijft zeer gefragmenteerd, zonder voldoende gezamenlijke actie en interoperabiliteit van producten.
(7) In de huidige context van de defensiemarkt, die wordt gekenmerkt door een toenemende bedreiging voor de veiligheid en het realistische perspectief van een conflict met een hoge intensiteit, verhogen de lidstaten hun defensiebegrotingen snel en streven zij naar soortgelijke aankopen. Dit resulteert in een vraag die groter is dan de productiecapaciteit op het gebied van de Europese industriële en technologische defensiebasis, die momenteel is afgestemd op vredestijd.
(8) Als gevolg daarvan kan een sterke prijsinflatie worden verwacht, evenals langere vertragingen in de leveringstermijn, wat de veiligheid van de Unie en haar lidstaten kan schaden. De defensie-industrie moet zorgen voor de productiecapaciteit die nodig is om orders te verwerken, alsook voor kritieke grondstoffen en subcomponenten. In dit verband kunnen producenten grote orders bevoorrechten, waardoor de meest kwetsbare landen mogelijk in de problemen komen, aangezien zij niet over de kritieke omvang en financiële middelen beschikken om grote bestellingen veilig te stellen.
(9) Voorts moeten inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de toegenomen uitgaven leiden tot een veel sterkere Europese technologische en industriële defensiebasis. Zonder coördinatie en samenwerking zullen de toegenomen nationale investeringen de versnippering van de Europese defensie-industrie waarschijnlijk verergeren.
(10) In het licht van bovenstaande uitdagingen en de daarmee gepaard gaande structurele veranderingen in de defensie-industrie van de EU lijkt het noodzakelijk de aanpassing van de Europese technologische en industriële defensiebasis te versnellen, het concurrentievermogen en de efficiëntie ervan te vergroten en aldus bij te dragen tot de versterking en hervorming van de industriële defensievermogens van de lidstaten. Het aanpakken van industriële tekorten moet onder meer inhouden dat de dringendste leemten snel worden aangepakt.
(11) Gemeenschappelijke investeringen en overheidsopdrachten op defensiegebied moeten met name worden gestimuleerd, aangezien dergelijke samenwerkingsacties ervoor zouden zorgen dat de noodzakelijke veranderingen in de industriële basis van de EU op een gezamenlijke manier plaatsvinden, waarbij verdere versnippering van de industrie wordt voorkomen.
(12) Daartoe moet een kortetermijninstrument voor de intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten in de fase van overheidsopdrachten op defensiegebied (het “instrument”) worden ingesteld. Het zal de lidstaten stimuleren gezamenlijke acties te ondernemen, en met name, wanneer zij aankopen doen om deze leemten op te vullen, dit gezamenlijk te doen, door het niveau van interoperabiliteit te verhogen en hun industriële defensievermogens te versterken en te hervormen.
(13) Het kortetermijninstrument moet de complexiteit en de risico’s van dergelijke gezamenlijke acties compenseren en tegelijkertijd schaalvoordelen mogelijk maken bij de door de lidstaten ondernomen acties om de Europese technologische en industriële basis te versterken en te moderniseren, waardoor de veerkracht van de capaciteit en de voorzieningszekerheid van de Unie worden vergroot. Het stimuleren van gemeenschappelijke aanbestedingen zou ook leiden tot lagere kosten in termen van exploitatie, onderhoud en intrekking van de systemen.
(14) Dit instrument zal voortbouwen op en rekening houden met de werkzaamheden van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied die door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het agentschap is opgericht, in overeenstemming met de gezamenlijke mededeling “Defence Investment Gaps Analysis and Way Forward”, om de behoeften op het gebied van overheidsopdrachten op het gebied van defensie op zeer korte termijn te coördineren en samen te werken met de lidstaten en EU-defensiefabrikanten om gezamenlijke aanbestedingen voor het aanvullen van voorraden te ondersteunen, met name in het licht van de aan Oekraïne verleende steun.
(15) Het instrument is in overeenstemming met bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op het gebied van defensie, zoals in het kader van het Europees Defensiefonds en de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO), en creëert synergieën met andere EU-programma’s. Het instrument is volledig in overeenstemming met de ambitie van het strategisch kompas.
(16) Aangezien het instrument tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie te vergroten, moeten gemeenschappelijke overheidsopdrachten, om van het instrument te kunnen profiteren, worden geplaatst bij juridische entiteiten die in de Unie of in geassocieerde landen zijn gevestigd en niet onder zeggenschap staan van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Daarnaast moeten de infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractanten en subcontractanten die voor de gemeenschappelijke aanbesteding worden gebruikt, zich op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd derde land bevinden, teneinde de bescherming van de essentiële veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten veilig te stellen.
(17) In bepaalde omstandigheden moet kunnen worden afgeweken van het beginsel dat contractanten en subcontractanten die bij een door het instrument gesteunde gemeenschappelijke aanbesteding betrokken zijn niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan. In dat verband kan een in de Unie of in een geassocieerd derde land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, als contractant en subcontractant betrokken zijn bij de gemeenschappelijke aanbesteding indien aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), is voldaan, onder meer wat betreft de versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis.
(18) De gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures en -contracten omvatten bovendien ook de eis dat het defensieproduct niet mag worden onderworpen aan de zeggenschap van of een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.
(19) Subsidies in het kader van het instrument kunnen de vorm aannemen van financiering die niet gekoppeld is aan kosten op basis van het behalen van resultaten op basis van werkpakketten, mijlpalen of streefdoelen van het gemeenschappelijke aanbestedingsproces, teneinde het nodige stimulerende effect te creëren.
(20) Wanneer de subsidie van de Unie wordt verleend in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, moet de Commissie in het werkprogramma de financieringsvoorwaarden voor elke actie vaststellen, met name a) een beschrijving van de actie die gepaard gaat met samenwerking op het gebied van gemeenschappelijke aanbestedingen om tegemoet te komen aan de meest dringende en kritieke capaciteitsbehoeften, b) de mijlpalen voor de uitvoering van de actie, c) de verwachte ruwe orde van grootte van de gemeenschappelijke aanbesteding en d) de maximale beschikbare bijdrage van de Unie.
(21) Om het stimulerende effect te genereren, kan het niveau van de bijdrage van de Unie worden gedifferentieerd op basis van factoren zoals a) de complexiteit van de gemeenschappelijke aanbesteding, waarvoor een deel van de verwachte omvang van het aanbestedingscontract, op basis van bij gelijkaardige acties opgedane ervaring, als eerste maatstaf kan dienen, b) de kenmerken van de samenwerking, zoals gezamenlijk gebruik, het aanleggen van voorraden, eigendom of onderhoud, die waarschijnlijk zullen leiden tot sterkere interoperabiliteitsresultaten en investeringssignalen op lange termijn naar het bedrijfsleven, en c) het aantal deelnemende lidstaten of geassocieerde landen of de opname van extra lidstaten of geassocieerde landen in bestaande samenwerkingsverbanden.
(22) De lidstaten moeten een aanbestedingsagent aanwijzen om namens hen een gemeenschappelijke aanbesteding uit te voeren. De inkoopagent moet een aanbestedende dienst zijn die is gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd derde land, met inbegrip van organen van de Unie of internationale organisaties, zoals de Organisation conjointe de coopération en matière d'armement (OCCAR).
(23) Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van het Financieel Reglement is ook een reeds begonnen actie subsidiabel mits de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was de actie reeds vóór ondertekening van de subsidieovereenkomst aan te vangen. De financiële bijdrage mag echter geen betrekking hebben op een periode die voorafgaat aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om te voorkomen dat de steun van de Unie onderbroken wordt en de belangen van de Unie zouden kunnen worden geschaad, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit te voorzien in financiële bijdragen voor acties die een periode vanaf 24 februari 2022 bestrijken, zelfs indien deze vóór de indiening van de subsidieaanvraag van start zijn gegaan.
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het 'Financieel Reglement') is op dit programma van toepassing. Het bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies.
(25) In deze verordening worden voor het fonds de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen 2 (het “Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020”).
(26) Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 4 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 5 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 6 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad kan het Europees Openbaar Ministerie overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 7 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
(27) Volgens artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 8 komen in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het instrument en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.
(28) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.