Overwegingen bij COM(2022)39 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG inzake de toepassingsperiode van de verleggingsregeling voor fraudegevoelige leveringen en het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Belastingfraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) leidt tot een aanzienlijke derving van begrotingsinkomsten en heeft een effect op de werking van de interne markt.

(2) Krachtens artikel 199 bis van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad 15 kunnen de lidstaten desgewenst gebruikmaken van de verleggingsregeling voor de betaling van de btw op leveringen van vooraf bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten, met name in het geval van ploffraude in het intracommunautaire handelsverkeer (MTIC). Het snellereactiemechanisme als bedoeld in artikel 199 ter van die richtlijn biedt de lidstaten onder bepaalde strikte voorwaarden een snellere procedure voor de invoering van de verleggingsregeling, hetgeen resulteert in een adequater en doeltreffender antwoord op plotse en grootschalige fraude. Beide artikelen vervallen op 30 juni 2022.

(3) De Commissie heeft twee wetgevingsvoorstellen 16 aangenomen voor de invoering van het definitieve btw-stelsel, dat een alomvattend antwoord moet bieden op intracommunautaire ploffraude. Over deze voorstellen, die oorspronkelijk op 1 juli 2022 in werking zouden treden, wordt nog onderhandeld in de Raad en het is te verwachten dat zij niet vóór die datum zullen worden aangenomen en op die datum in werking zullen treden.

(4) Naar aanleiding van het belastingpakket 17 , en onder de noemer btw in het digitale tijdperk, werkt de Commissie ook aan een voorstel voor de modernisering van rapportageregels, een systeem dat mogelijk in realtime gedetailleerde informatie over afzonderlijke transacties aan de belastingdiensten zou verstrekken en dat de toepassing van de verleggingsregeling overbodig zou kunnen maken.

(5) In 2018 bracht de Commissie verslag uit van haar bevindingen over de gevolgen van de mechanismen van de artikelen 199 bis en 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG voor fraudebestrijding 18 . Zoals in het verslag is beschreven, beschouwden de lidstaten en belanghebbenden de verleggingsregeling in artikel 199 bis van de btw-richtlijn als een effectief en efficiënt instrument in de strijd tegen btw-fraude. Ook beschouwden de lidstaten in dat verslag het snellereactiemechanisme als een nuttig instrument en een voorzorgsmaatregel tegen uitzonderlijke gevallen van btw-fraude. Sindsdien zijn de juridische voorwaarden of praktische aanwijzingen voor de toepassing van de verleggingsregeling binnen het btw-stelsel van de EU niet gewijzigd. Ook is de btw-richtlijn niet ingrijpend gewijzigd om het probleem van de intracommunautaire ploffraude op een meer structurele manier aan te pakken. Het is dan ook redelijk aan te nemen dat deze bevindingen en overwegingen nog steeds grotendeels geldig zijn.

(6) Gezien het bovenstaande blijkt dat de in de artikelen 199 bis en 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde maatregelen als tijdelijke en doelgerichte maatregelen nuttig zijn geweest. Als zij vervallen, zouden de lidstaten een efficiënt instrument verliezen om fraude te bestrijden. Het is derhalve passend deze maatregelen met een nieuwe beperkte periode te verlengen om onderhandelingen in de Raad over het definitieve btw-stelsel mogelijk te maken en om de verdere ontwikkeling van gemoderniseerde rapportageregels, die in de tussentijd moeten worden aangenomen, mogelijk te maken.

(7) Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.