Overwegingen bij COM(2021)570 - Wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) NextGenerationEU, ingesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad 11 , is een tijdelijk herstelinstrument ten belope van 750 miljard euro in prijzen van 2018, opgenomen op de financiële markten, om een duurzaam en veerkrachtig herstel in de hele Unie te waarborgen, de verstrekking van economische steun in de uitzonderlijke situatie veroorzaakt door de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en de groene en de digitale transitie te bevorderen.

(2) De terugbetaling van de hoofdsom van dergelijke middelen die dienen te worden gebruikt voor uitgaven uit hoofde van het herstelinstrument voor de Europese Unie en de daarmee samenhangende verschuldigde rente, zullen moeten worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie, onder meer middels voldoende opbrengsten uit nieuwe eigen middelen die na 2021 worden ingevoerd. In het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 12 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het belang van de context van het herstelinstrument voor de Europese Unie erkend en verklaard dat “de uitgaven uit de Uniebegroting ten behoeve van de terugbetaling van het herstelinstrument voor de Europese Unie niet zouden mogen leiden tot een onnodige vermindering van programma-uitgaven of investeringsinstrumenten uit hoofde van het MFK”. In het Interinstitutioneel Akkoord is tevens bepaald dat “het ook wenselijk [is] de verhoging van de bni-middelen van de lidstaten te verzachten”.

(3) Het EU-emissiehandelssysteem, ingesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 13 , is een hoeksteen van het klimaatbeleid van de Unie. Gezien het nauwe verband tussen de handel in emissierechten en de doelstellingen van het klimaatbeleid van de Unie is het passend een deel van de betrokken inkomsten aan de begroting van de Unie toe te wijzen.

(4) De eigen middelen uit de handel in emissierechten omvatten een deel van de inkomsten afkomstig van de veiling van emissierechten in alle sectoren die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen. Overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG en Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad 14 kunnen de lidstaten besluiten een deel van de totale hoeveelheid emissierechten, gespecificeerd in Richtlijn 2003/87/EG, niet te veilen of over te dragen aan en te veilen ten behoeve van het bij die richtlijn ingestelde moderniseringsfonds. Deze emissierechten moeten ook in aanmerking worden genomen om het bedrag aan eigen middelen op basis van de handel in emissierechten te berekenen. Het is passend emissierechten voor het initiële dotatiekapitaal van het moderniseringsfonds en middelen voor het innovatiefonds uit te sluiten.

(5) Om een buitensporig regressief effect op de bijdragen van de emissiehandel te voorkomen, moet een maximale bijdrage voor in aanmerking komende lidstaten worden vastgesteld. Voor de periode 2023-2027 komen de lidstaten in aanmerking als het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaard en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor 2020, minder dan 90 % van het EU-gemiddelde bedraagt. Voor de periode 2028-2030 moet het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in 2025 worden gebruikt. De maximale bijdrage moet worden vastgesteld door het aandeel van de lidstaten in de totale eigen middelen op basis van de handel in emissierechten af te zetten tegen het aandeel van die lidstaten in het bruto nationaal inkomen van de Unie. Voor alle lidstaten moet een minimumbijdrage worden vastgesteld indien hun aandeel in het totale bedrag aan ETS-eigen middelen lager is dan 75 % van hun aandeel in het bruto nationaal inkomen van de Unie.

(6) Bij Verordening (EU) [XXX] van het Europees Parlement en de Raad 15 is een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens als aanvulling op het EU-emissiehandelssysteem ingesteld om de effectiviteit van het klimaatbeleid van de Unie te waarborgen. Gezien het nauwe verband tussen het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en het klimaatbeleid van de Unie moet een deel van de inkomsten uit de verkoop van certificaten als eigen middelen aan de begroting van de Unie worden afgedragen.

(7) In oktober 2021 hebben de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en het Inclusief Kader inzake grondslaguitholling en winstverschuiving van de G20 overeenstemming bereikt over de toerekening aan de deelnemende marktjurisdicties van 25 % van de restwinsten van grote multinationale ondernemingen boven de winstgevendheidsdrempel van 10 % (“OESO/G20 IF Pijler 1-overeenkomst”). De eigen middelen moeten bestaan uit de toepassing van een uniform afdrachtpercentage op het deel van de restwinsten van multinationale ondernemingen dat aan de lidstaten wordt toegewezen [overeenkomstig de richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van de algemene overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten]. 

(8) De bepalingen betreffende de bijdrage uit de veiling van emissierechten in het kader van het huidige emissiehandelssysteem moeten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2023. Zodra Richtlijn 2003/87/EG is gewijzigd, moeten de bepalingen betreffende de bijdrage uit de veiling van emissierechten in het kader van het herziene emissiehandelssyteem van toepassing zijn vanaf de eerste dag na de laatste dag van de termijn voor de omzetting van die wijziging. De bepalingen betreffende de bijdrage van het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens moeten van toepassing zijn vanaf de datum van toepassing van de verordening. [De bepalingen van de OESO/G20 IF Pijler 1-overeenkomst treden in werking zodra de richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van de algemene overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten van toepassing is en het multilaterale verdrag in werking is getreden.]