Overwegingen bij COM(2021)626 - Machtiging van Estland af te wijken van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Krachtens de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van aan hem geleverde goederen en diensten die hij voor zijn belaste activiteiten bestemt. Krachtens artikel 26, lid 1, punt a), van die richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, gelijkgesteld aan een dienst.

(2) Krachtens Uitvoeringsbesluit 2014/797/EU van de Raad 12 werd Estland tot en met 31 december 2017 gemachtigd het recht op aftrek van de btw op de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van bepaalde personenauto’s tot 50 % te beperken en de belastingplichtige te ontheffen van de verplichting om aangifte te doen van het niet-zakelijke gebruik van onder deze beperking vallende voertuigen.

(3) Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1854 van de Raad 13 is de geldigheid van Uitvoeringsbesluit 2014/797/EU verlengd tot en met 31 december 2020.

(4) Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 12 februari 2021, heeft Estland bij de Commissie een verzoek ingediend om te worden gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde het recht op aftrek ter zake van de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van bepaalde personenauto’s die voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, te beperken.

(5) Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 19 maart 2021 van het verzoek van Estland in kennis gesteld. Bij brief van 23 maart 2021 heeft de Commissie Estland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(6) Het niet-zakelijke gebruik van personenauto’s is vaak zeer moeilijk nauwkeurig te registreren en ook als dat mogelijk is, is de procedure vaak omslachtig. De voorgestelde maatregel voorziet in een vast tarief voor de aftrekbare btw ter zake van uitgaven voor personenauto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, met uitzondering van enkele gevallen. Op basis van actuele gegevens achten de Estse autoriteiten een tarief van 50 % gerechtvaardigd. Teneinde dubbele belasting te voorkomen, dient tegelijkertijd ontheffing te worden verleend van de verplichting om btw te voldoen over het niet-zakelijke gebruik van de personenauto’s die onder de beperking vallen. Door deze vereenvoudigingsmaatregel hoeft niet langer een administratie van het privégebruik van tot het bedrijf behorende voertuigen te worden bijgehouden en wordt tegelijkertijd voorkomen dat btw wordt ontdoken door een onjuiste administratie.

(7) De beperking van het recht op aftrek uit hoofde van de gevraagde machtiging geldt voor de btw die is betaald op de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van specifieke categorieën personenauto’s alsook op de daarmee samenhangende uitgaven, met inbegrip van de aankoop van brandstof.

(8) De gevraagde machtiging geldt uitsluitend voor personenauto’s met een toegestaan maximumgewicht van ten hoogste 3 500 kilogram en niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend, omdat personenauto’s van meer dan 3 500 kilogram of meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend, nauwelijks voor niet-zakelijke doeleinden worden gebruikt vanwege de aard van deze personenauto’s of het soort bedrijvigheid waarvoor zij worden gebruikt. Er wordt ook een gedetailleerde lijst opgesteld van specifieke personenauto’s die van de machtiging zijn uitgesloten op basis van hun bijzondere gebruik.

(9) De machtiging moet in de tijd worden beperkt tot en met 31 december 2024, zodat een evaluatie kan worden verricht van de noodzaak en de doeltreffendheid van de derogatiemaatregel alsook van de opsplitsing tussen gebruik voor bedrijfsdoeleinden en gebruik voor andere dan bedrijfsdoeleinden, die de grondslag voor de derogatie vormt.

(10) Indien Estland een verlenging van de machtiging na 2024 nodig acht, moet het uiterlijk op 31 maart 2024 bij de Commissie een verzoek om verlenging indienen, samen met een verslag dat ook een evaluatie van het toegepaste percentage bevat.

(11) De derogatie zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.