Overwegingen bij COM(2021)548 - Vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 moet bij het aannemen van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, met de adviezen van de adviesraden voor de betrokken geografische gebieden of bevoegdheidsgebieden en met de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

(2) Het is aan de Raad om maatregelen aan te nemen ter vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, waar nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden aan de lidstaten moeten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt. 

(3) In artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het GVB onder meer tot doel heeft het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) oplevert, indien mogelijk in 2015 en, geleidelijk toenemend, voor alle bestanden uiterlijk in 2020 te verwezenlijken.

(4) De totale toegestane vangsten (TAC’s) moeten derhalve overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met biologische en sociaal-economische aspecten, inclusief een billijke behandeling van de verschillende visserijsectoren, en met de standpunten die tijdens de raadpleging van belanghebbenden naar voren zijn gebracht.

(5) In artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder een meerjarenplan vallen, in overeenstemming moeten zijn met die plannen.

(6) Het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee exploiteren, werd ingevoerd bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad 4 en is op 16 juli 2019 in werking getreden (“het plan”). Het plan moet ervoor zorgen dat de levende biologische rijkdommen van de zee zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten zich kunnen herstellen en op een niveau blijven dat hoger is dan datgene wat de MDO kan opleveren.

(7) Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1022 moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening genoemde bestanden zodanig worden vastgesteld dat een niveau van visserijsterfte wordt bereikt waarmee de maximale duurzame opbrengst in steeds verdere mate en zo mogelijk uiterlijk in 2020, doch uiterlijk op 1 januari 2025 wordt verwezenlijkt. De vangstmogelijkheden moeten worden uitgedrukt als maximaal toegestane visserijinspanning en moeten worden bepaald overeenkomstig de visserijinspanningsregeling van artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1022.

(8) Voor 2022 moet de maximaal toegestane visserijinspanning bijgevolg met p.m. % worden verlaagd ten opzichte van de uitgangswaarde; dit percentage moet in mindering worden gebracht op de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2021 is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/90 van de Raad 5 .

(9) Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (“GFCM”) Aanbeveling GFCM/42/2018/1 tot vaststelling van beheersmaatregelen voor Europese aal (Anguilla anguilla) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen. Die maatregelen bevatten vangst- of inspanningsbeperkingen en een jaarlijkse sluitingsperiode van drie opeenvolgende maanden die door iedere lidstaat moet worden bepaald in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad 6 , het nationale beheersplan of de nationale beheersplannen voor aal en de temporele migratiepatronen van aal in de lidstaat. Bestonden er vóór de inwerkingtreding van die aanbeveling nationale beheersplannen om de inspannings- of vangstbeperkingen met ten minste 30 % terug te dringen, dan mogen de reeds vastgestelde en uitgevoerde vangst- of visserijinspanningsbeperkingen niet worden overschreden. De sluiting moet gelden voor alle mariene wateren van de Middellandse Zee en voor brakke wateren zoals estuaria, kustlagunes en overgangswateren, overeenkomstig die aanbeveling. De sluitingsperiode is functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de vangsten of visserijinspanning zonder zo’n periode moeten worden verlaagd om het herstel van het bestand te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(10) [Ruimte voor kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee.]

(11) Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/42/2018/3 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame trawlvisserij op rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Levantzee (geografische deelgebieden 24 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen werd ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(12) Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/42/2018/4 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame trawlvisserij op rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Ionische Zee (geografische deelgebieden 19, 20 en 21 van de GFCM) aangenomen waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen werd ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(13) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/6 inzake beheersmaatregelen voor duurzame trawlvisserij op rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië (geografische deelgebieden 12 tot en met 16 van de GFCM) aangenomen waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen werd ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(14) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserij in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen waarbij een visserijinspanningsregeling en een vlootcapaciteitsmaximum voor bepaalde demersale bestanden werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(15) Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten, is het wenselijk de bestaande visserijpatronen aan te houden en de toegang van de Sloveense vloot tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimaal inspanningsquotum voor demersale bestanden te waarborgen.

(16) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM eveneens Aanbeveling GFCM/43/2019/4 inzake een beheersplan voor de duurzame exploitatie van rood koraal (Corallium rubrum) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vismachtigingen en oogstbeperkingen voor rood koraal werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(17) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/2 inzake een beheersplan voor de duurzame exploitatie van zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán (geografische deelgebieden 1, 2 en 3 van de GFCM) aangenomen waarbij een vangst- en inspanningsbeperking werd ingevoerd op basis van het gemiddelde niveau dat in de periode 2010-2015 was toegestaan en werd gerealiseerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(18) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/1 inzake een reeks beheersmaatregelen voor het gebruik van verankerde visaantrekkende voorzieningen in de visserij op goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen dat op goudmakreel mag vissen, werd ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(19) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29 van de GFCM) aangenomen. Die aanbeveling bevatte een bijgewerkte regionale totale TAC en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen, en met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking tot 180 visdagen per jaar. Deze aanvullende maatregelen zijn functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de TAC voor tarbot zonder die maatregelen moet worden verlaagd om het herstel ervan te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(20) Overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de GFCM moet de visserijsterfte op het huidige niveau worden gehouden om de duurzaamheid van het sprotbestand in de Zwarte Zee te waarborgen. Daarom moet voor dat bestand opnieuw een autonoom quotum worden vastgesteld.

(21) De vangstmogelijkheden moeten op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met biologische en sociaal-economische aspecten, inclusief een billijke behandeling van de verschillende visserijsectoren, en met de standpunten die tijdens de raadpleging van belanghebbenden naar voren zijn gebracht.

(22) De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 7 , en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen bij de Commissie.

(23) De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad 8 tot implementatie van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-gebied.

(24) Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad 9 zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s ingevoerd, waaronder de flexibiliteitsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van die verordening voor voorzorgs- en analytische TAC’s. Op grond van artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen voor welke bestanden artikel 3 of artikel 4 van die verordening niet van toepassing is gelet op met name de biologische situatie van de bestanden. Meer recent is de jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoorde exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen en tot een verslechtering van de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden bepaald dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing mogen zijn op analytische TAC’s wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(25) Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en de broodwinning van de vissers van de Unie te waarborgen, moet deze verordening vanaf 1 januari 2022 van toepassing zijn. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.

(26) De vangstmogelijkheden moeten in volledige overeenstemming met het Unierecht worden gebruikt.