Overwegingen bij COM(2021)387 - Standpunt in de Associatieraad EU-Jordanië met betrekking tot een wijziging van protocol nr. 3 bij die overeenkomst betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd), is door de Unie gesloten bij Besluit 2002/357/EG, EGKS van de Raad en de Commissie en is op 1 mei 2002 in werking getreden.

(2) De overeenkomst omvat protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (hierna “protocol nr. 3” genoemd). Krachtens artikel 4 van protocol nr. 3 kan de bij artikel 89 van de overeenkomst ingestelde Associatieraad (hierna “de Associatieraad” genoemd) besluiten de bepalingen van protocol nr. 3 te wijzigen.

(3) De Regionale Conventie betreffende de pan-Euromediterrane preferentiële oorsprongsregels (“de PEM-conventie”) is door de Unie gesloten bij Besluit 2013/94/EU van de Raad 6 en is voor de Unie in werking getreden op 1 mei 2012. Deze conventie bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende bilaterale vrijhandelsovereenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de PEM-conventie worden verhandeld en deze bepalingen zijn van toepassing onverminderd de beginselen die zijn opgenomen in die bilaterale overeenkomsten.

(4) Naar aanleiding van het besluit van de Raad over het in te nemen standpunt van de EU in de Associatieraad met betrekking tot een wijziging van protocol nr. 3 in december 2020 heeft de Associatieraad EU-Jordanië op 15 april 2021 Besluit nr. 1/2021 7 vastgesteld ter vervanging van protocol nr. 3.

(5) Protocol nr. 3 bevat enerzijds een dynamische koppeling met de PEM-conventie, waardoor het van toepassing zal zijn tussen de Unie en Jordanië, en anderzijds de overgangsregels die met ingang van 1 september 2021 als alternatieve reeks regels van toepassing zullen zijn op die van de huidige PEM-conventie.

(6) Als onderdeel van de Uniesteun voor Jordanië in het kader van de Syrische vluchtelingencrisis zijn de Unie en Jordanië in juli 2016 gezamenlijk overeengekomen om de oorsprongsregels die van toepassing zijn op de uitvoer van Jordaanse producten naar de Unie op grond van de associatieovereenkomst EU-Jordanië, tijdelijk te versoepelen.

(7) Besluit nr. 1/2016 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 19 juli 2016 8 wijzigde de bepalingen van protocol nr. 3 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en vulde de lijst aan van oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen om voor bepaalde categorieën producten, vervaardigd op het grondgebied van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, in verband met het scheppen van werkgelegenheid voor Syrische vluchtelingen en Jordaniërs, de status van oorsprong te verkrijgen.

(8) Bij Besluit nr. 1/2018 van het Associatiecomité EU-Jordanië 9 zijn de bepalingen van protocol nr. 3 verder gewijzigd, waardoor meer flexibiliteit is gecreëerd en de geldigheid van de regeling tot en met 31 december 2030 is verlengd. Dat besluit is op 4 december 2018 in werking getreden.

(9) Om Besluit nr. 1/2016 en Besluit nr. 1/2018 te blijven toepassen, moeten deze worden gekoppeld aan de nieuwe oorsprongsregels die na 1 september 2021 van toepassing zullen zijn. Dit vereist een wijziging van protocol nr. 3 bij de overeenkomst, zodat de faciliteiten in de Besluiten nr. 1/2016 en nr. 1/2018 van toepassing blijven. Een dergelijk besluit moet door de Associatieraad worden vastgesteld. Het is daarom passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Associatieraad EU-Jordanië om protocol nr. 3 te wijzigen.

(10) De toepassing van bijlage 1 bij het ontwerp van gezamenlijk besluit van de Associatieraad, die aan dit besluit is gehecht, dient vergezeld te gaan van passende controle- en rapportageverplichtingen en kan worden opgeschort indien de voorwaarden voor de toepassing ervan niet langer zijn vervuld of indien aan de voorwaarden voor vrijwaringsmaatregelen is voldaan.

(11) Om voor continuïteit te zorgen bij de toepassing van Besluit nr. 1/2016 en Besluit nr. 1/2018, en zodoende economische verliezen voor toegelaten exporteurs op grond van Besluit nr. 1/2016 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 19 juli 2016 te voorkomen, bevat het ontwerp van gezamenlijk besluit van de Associatieraad een bepaling inzake terugwerkende kracht om de juridische continuïteit van de afwijkende maatregel te waarborgen, mocht het voor de Associatieraad onmogelijk zijn deze vóór 1 september 2021 vast te stellen.

(12) Het standpunt van de Unie in de Associatieraad moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit. Dit neemt niet weg dat niet-substantiële kleine wijzigingen mogelijk blijven. Deze wijzigingen kunnen zonder een ander besluit van de Raad door de vertegenwoordigers van de Unie in de Associatieraad worden goedgekeurd.

(13) Het standpunt van de Unie in de Associatieraad moet derhalve worden gebaseerd op het ontwerpbesluit.