Overwegingen bij COM(2021)327 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 om de voorspelbaarheid voor de lidstaten te vergroten en de procedures voor geschillenbeslechting bij de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen te verduidelijken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
1. Hoewel Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 11 van de Raad voor een solide en stabiele verankering van de mechanismen voor de financiering van de EU heeft gezorgd, zijn verbeteringen van de bepalingen inzake de terbeschikkingstelling van eigen middelen nodig om de voorspelbaarheid voor de lidstaten te vergroten en de geschillenbeslechtingsprocedures te verduidelijken.

2. Momenteel beheren enkel de lidstaten eigenmiddelenrekeningen die op naam van de Commissie zijn geopend. Een vermindering van het aantal bankrekeningen dat wordt gebruikt voor de inning van eigen middelen zou efficiënter zijn en een gemeenschappelijke aanpak van het kasbeheer mogelijk maken. Om het beheer van de eigenmiddelenrekeningen te moderniseren, moet de Commissie een gecentraliseerde eigenmiddelenrekening kunnen instellen.

3. Verordening (EU, Euratom) 609/2014 staat de lidstaten niet toe vooruitbetalingen te doen. In het verleden hebben sommige lidstaten hun nationale bijdragen echter vooruitbetaald nadat de Commissie daarmee had ingestemd. Met het oog op de rechtszekerheid moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om per geval vooruitbetalingen te doen, na de Commissie daarvan vooraf in kennis te hebben gesteld. Wanneer een lidstaat van deze mogelijkheid gebruik maakt, moeten de andere lidstaten om redenen van billijkheid geen kosten dragen die verband houden met deze vooruitbetaling, zoals negatieve rente.

4. De datum van betaling door de lidstaten van de aanpassingen van de btw- en bni-middelen van voorgaande begrotingsjaren moet worden verschoven naar maart van het volgende jaar om de voorspelbaarheid voor de nationale begrotingsprocedures te vergroten.

5. Om te zorgen voor een stabiele begroting die nodig is om de beleidsdoelstellingen van de Unie te financieren, moet de procedure voor de berekening van rente met name waarborgen dat eigen middelen tijdig en volledig beschikbaar worden gesteld.

6. De huidige drempel waaronder rentebedragen worden kwijtgescholden, moet worden aangepast. Daarom moet het bedrag waarvoor van de invordering van rente wordt afgezien, worden verhoogd om de kosteneffectiviteit van de inningsprocedures te verbeteren.

7. Om de evenredigheid van het systeem te waarborgen zonder het ontradende effect ervan te verminderen, beperkt Verordening (EU, EG, Euratom) nr. 609/2014 de verhoging van de rente boven de basisrentevoet tot 16 procentpunten. Deze plafonnering van 16 procentpunten geldt enkel voor de gevallen die bekend zijn geworden na de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad 12 . Bijgevolg kunnen zaken die reeds bekend waren vóór de inwerkingtreding van Verordening 2016/804, waarbij bijzonder hoge rentebedragen in het geding zijn, niet profiteren van die beperking, ongeacht of het bedrag van de rente reeds aan de lidstaten is meegedeeld. In die gevallen moeten de lidstaten nog steeds rentebedragen betalen die niet in verhouding staan tot de verschuldigde hoofdsom. Om de relevante bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 te verduidelijken en te vereenvoudigen, moet de beperking van de verhoging tot 16 procentpunten gelden voor alle rentebedragen die niet vóór de inwerkingtreding van die verordening aan de lidstaat zijn meegedeeld.

8. Ten behoeve van een goed beheer van de in artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde specifieke boekhouding moeten ongezekerde bedragen binnen een redelijke termijn worden beoordeeld en geregulariseerd. Daartoe moeten de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende oninbare bedragen worden gewijzigd om een algemene termijn in te voeren voor bedragen die uit die afzonderlijke rekening moeten worden gehaald, om ervoor te zorgen dat de gevallen in deze specifieke boekhouding regelmatig worden geëvalueerd.

9. In artikel 13, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is slechts één termijn vastgesteld, op grond waarvan de Commissie haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat moet meedelen binnen zes maanden na ontvangst van het verslag van die lidstaat. Om de follow-up van de afboekingsverslagen tijdig uit te voeren en een snelle en volledig transparante beoordeling mogelijk te maken van het besluit van de lidstaat om het oninbare bedrag van de traditionele eigen middelen niet ter beschikking te stellen, moeten verdere procedurele termijnen voor de Commissie en de lidstaten worden vastgesteld.

10. Voor gevallen van betwisting tussen de lidstaten en de Commissie over de terbeschikkingstelling van traditionele eigen middelen moet een formele evaluatieprocedure worden ingesteld en in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 opgenomen om de transparantie te verbeteren en de rechten van verdediging van de lidstaten te verduidelijken. Er moeten ook bepalingen worden ingevoerd ter weerspiegeling van de huidige praktijk van betaling onder voorbehoud, hetgeen de mogelijkheid biedt om tegen de Commissie een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking in te stellen overeenkomstig artikel 268 VWEU en artikel 340, tweede alinea, VWEU.

11. De artikelen 6 en 10 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moeten worden aangepast om de verwijzing naar de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie te schrappen en Duitsland op te nemen als begunstigde van forfaitaire correcties overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad 13 .

12. Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.