Overwegingen bij COM(2021)181 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende vrijstellingen bij invoer en bepaalde leveringen van goederen en diensten mbt maatregelen van de Unie in het algemeen belang

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG van de Raad 42 verlenen de lidstaten vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) voor de invoer van goederen door en leveringen van goederen en diensten aan de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank, dan wel door de door de Europese Unie opgerichte organen waarop het aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen (hierna “het protocol” genoemd) van toepassing is, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de mededinging. Die vrijstelling is echter strikt beperkt tot aankopen voor officieel gebruik en geldt niet voor situaties waarin organen van de Unie goederen en diensten aankopen in het algemeen belang, met name wanneer die bestemd zijn om kosteloos ter beschikking te worden gesteld van de lidstaten of derden, zoals nationale autoriteiten of instellingen.

(2) Voortbouwend op de ervaring van de COVID-19-pandemie moeten er dringend maatregelen worden genomen ter voorbereiding op vergelijkbare uitdagingen in de toekomst. Daartoe moet een brede btw-vrijstelling worden ingevoerd voor de aankoop van goederen of diensten door de Commissie of een krachtens Unierecht opgericht agentschap of orgaan bij de uitvoering van een bevoegdheid die hun krachtens Unierecht in het algemeen belang is verleend. Een dergelijke vrijstelling is met name een noodzakelijke voorwaarde om een oplossing te kunnen bieden voor een betere coördinatie van crisisbeheersingsmaatregelen op Unieniveau. De vrijstelling waarborgt dat de maatregelen in het kader van de verscheidende initiatieven van de Unie niet worden gehinderd door te innen btw-bedragen of daarmee samenhangende regeldruk die aan de leveranciers van de benodigde goederen en diensten worden opgelegd. De handelingen onder de bij dit voorstel ingevoerde vrijstelling zijn op generlei wijze beperkt tot “activiteiten van algemeen belang” in de zin van titel IX, hoofdstuk 2, van Richtlijn 2006/112/EG.

(3) Er bestaat reeds een in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad 43 opgenomen certificaat van vrijstelling, dat geldt als bevestiging dat een levering van goederen en diensten aan een begunstigde instelling of persoon in aanmerking komt voor die vrijstelling krachtens artikel 151 van Richtlijn 2006/112/EG. De Commissie of een krachtens Unierecht opgericht agentschap of orgaan dat de goederen of diensten aankoopt waarvoor de nieuwe btw-vrijstelling geldt, moet aan de leveranciers ervan een certificaat kunnen overleggen ter bevestiging dat de betrokken handeling voor die vrijstelling in aanmerking komt. Om de afgifte en de verzending ervan te vereenvoudigen, moet dat certificaat elektronisch zijn. Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van artikel 151, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de technische details betreffende de inhoud en de afgifte van het certificaat van vrijstelling en de specificaties van het elektronische bericht waarmee de in het certificaat vervatte informatie moet worden verzonden. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 44 .

(4) Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5) In het licht van de huidige COVID-19-pandemie zijn bepaalde maatregelen die mogelijk onder deze vrijstellingen vallen, reeds in uitvoering. Om de Uniebegroting in het algemeen belang optimaal te gebruiken, gelden de bij deze richtlijn ingevoerde vrijstellingen vanaf 1 januari 2021.