Overwegingen bij COM(2020)749 - Wijziging Richtlijn 2006/112 toekenning uitvoeringsbevoegdheden aan de EC om de betekenis van de termen die in sommige bepalingen van die richtlijn worden gebruikt, te bepalen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Om de uniforme toepassing van het recht van de Unie te waarborgen en het gelijkheidsbeginsel in acht te nemen, is het zaak dat de termen die worden gebruikt in bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG 11 van de Raad die de lidstaten niet uitdrukkelijk toestaan om de betekenis en het toepassingsgebied van die termen vast te stellen, overal in de Unie op eenvormige wijze worden uitgelegd.

(2) Het is niet onwaarschijnlijk dat een afwijkende uitlegging van de termen die worden gebruikt in Richtlijn 2006/112/EG, tot gevallen van dubbele belastingheffing, rechtsonzekerheid, extra kosten voor bedrijven en verstoringen van de mededinging leidt. Ook om de toepassing van Richtlijn 2006/112/EG door de belastingdiensten en de bedrijven te vergemakkelijken, is het zaak dat die termen op Unieniveau op eenvormige wijze worden uitgelegd.

(3) In artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat indien het nodig is dat juridisch bindende handelingen van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, bij die handelingen uitvoeringsbevoegdheden moeten worden toegekend aan de Commissie of, in naar behoren gemotiveerde specifieke gevallen, aan de Raad.

(4) Om het besluitvormingsproces op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) efficiënter te maken en de uniforme toepassing van de btw-wetgeving van de Unie te bevorderen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de betekenis van bepaalde termen die in Richtlijn 2006/112/EG worden gebruikt, vast te stellen.

(5) De aan de Commissie toegekende uitvoeringsbevoegdheden mogen geen afbreuk doen aan de discretionaire bevoegdheid die de lidstaten hebben om maatregelen van intern recht te nemen die nodig zijn ter uitvoering van een aantal bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG. Het is derhalve noodzakelijk om de reikwijdte van de aan de Commissie toegekende uitvoeringsbevoegdheden dienovereenkomstig te verduidelijken.

(6) In naar behoren gemotiveerde specifieke gevallen moeten de uitvoeringsbevoegdheden, voor materiële aangelegenheden die bijzonder gevoelig zijn voor de lidstaten, aan de Raad worden verleend. Dit is met name zo in het geval van uitvoeringsmaatregelen die vereist zouden zijn voor de bepalingen in titel I (“Voorwerp en toepassingsgebied”), titel VIII (“Tarieven”) en titel XIII (“Afwijkingen”) van de btw-richtlijn.

(7) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de betekenis van de termen die in sommige bepalingen van die richtlijn worden gebruikt, vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 12 van het Europees Parlement en de Raad.

(8) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk meer uniformiteit bij de toepassing van de btw-wetgeving van de Unie waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(9) Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.