Overwegingen bij COM(2020)49 - Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (codificatie)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
🡻 

(1) Richtlijn 2011/16/EU van de Raad 6 is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd 7 . Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die richtlijn te worden overgegaan.


🡻 2011/16/EU overweging 3 (aangepast)

(2) ⌦ Deze richtlijn dient ⌫ lidstaten de bevoegdheid te verlenen tot een efficiënte samenwerking op internationaal niveau om de negatieve gevolgen van een almaar toenemende globalisering voor de interne markt te ondervangen


🡻 2011/16/EU overweging 6 (aangepast)

(3) Deze ⌦ richtlijn ⌫ moet van toepassing zijn op de directe en de indirecte belastingen die nog niet onder andere uniale wetgeving vallen. In dit verband wordt deze richtlijn geacht het passende instrument voor een doeltreffende administratieve samenwerking te zijn.


🡻 2011/16/EU overweging 7 (aangepast)

(4) Deze richtlijn voorziet in duidelijke en precieze voorschriften voor de administratieve samenwerking tussen de lidstaten, teneinde de werkingssfeer van deze samenwerking te verruimen, meer bepaald wat de uitwisseling van inlichtingen betreft. Duidelijke voorschriften moeten het met name ook mogelijk maken alle natuurlijke en rechtspersonen in de Unie te bestrijken, rekening gehouden met het steeds bredere scala aan ⌦ juridische constructies ⌫, waaronder niet alleen traditionele constructies zoals trusts, stichtingen en beleggingsfondsen, maar ook nieuwe instrumenten waarvan belastingbetalers in de lidstaten zich zouden kunnen bedienen.


🡻 2011/16/EU overweging 8 (aangepast)

(5) De contacten tussen de lokale of nationale bureaus die met de administratieve samenwerking zijn belast, moet direct verlopen, waarbij communicatie tussen de centrale verbindingsbureaus de regel dient te zijn. Het ontbreken van directe contacten leidt tot inefficiëntie, onderbenutting van de regelingen voor administratieve samenwerking en vertraging bij het doorgeven van inlichtingen. Om de samenwerking efficiënt en snel te doen verlopen ⌦ , dienen diensten direct contact met elkaar te hebben ⌫. De toedeling van bevoegdheden aan de verbindingsdiensten moet door de nationale wetgever worden geregeld.


🡻 2011/16/EU overweging 9 (aangepast)

(6) De lidstaten moeten op verzoek van een andere lidstaat inlichtingen uitwisselen over welbepaalde zaken en het onderzoek verrichten dat noodzakelijk is om dergelijke inlichtingen te kunnen verkrijgen. Doel van het criterium „verwacht belang” is te voorzien in een zo ruim mogelijke uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied en tegelijkertijd te verduidelijken dat de lidstaten niet vrijelijk „fishing expeditions” kunnen verrichten of om inlichtingen kunnen verzoeken die waarschijnlijk niet relevant zijn voor de belastingaangelegenheden van een bepaalde belastingplichtige. Hoewel artikel 24 van deze richtlijn procedurele vereisten bevat, moeten deze bepalingen ruim worden geïnterpreteerd om de effectieve uitwisseling van inlichtingen niet te belemmeren.


🡻 2014/107/EU overweging 1 (aangepast)

(7) Grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking zijn een steeds groter probleem geworden, dat inmiddels zowel in de Unie als op mondiaal niveau hoog op de agenda staat. Niet-aangegeven en onbelaste inkomsten leiden tot een aanzienlijke derving van nationale belastingopbrengsten. Om die reden zijn efficiëntie en doelmatigheid bij de belastinginning vereist. ⌦ Bovendien zijn door grensoverschrijdende belastingontwijking, agressieve belastingplanning en schadelijke belastingconcurrentie de uitdagingen aanzienlijk groter geworden. Die factoren verhinderen de lidstaten een fiscaal beleid te voeren dat groei bevordert. ⌫ Het automatisch uitwisselen van inlichtingen vormt in dat verband een belangrijk instrument ⌦ dat ⌫ sterk moet worden aangemoedigd als de toekomstige Europese en internationale standaard voor transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken.


🡻 2014/107/EU overweging 2 (aangepast)

(8) Ook op internationaal niveau (G20 en G8) is erkend dat het automatisch uitwisselen van inlichtingen een belangrijk instrument is in de strijd tegen grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking. De Verenigde Staten van Amerika hebben met verschillende andere landen, waaronder alle lidstaten, bilaterale overeenkomsten onderhandeld over de bilaterale automatische uitwisseling van inlichtingen, ter uitvoering van de United States' Foreign Account Tax Compliance Act (algemeen bekend als „FATCA”), waarna de G20 de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opdracht heeft gegeven om, uitgaande van deze overeenkomsten, één mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen te ontwikkelen.


🡻 2014/107/EU overweging 4 (aangepast)

(9) In 2014 heeft de OESO de ⌦ verschillende ⌫ elementen van een mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen in fiscale aangelegenheden gepresenteerd, ⌦ waaronder ⌫ een model voor een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten ⌦ (Model Competent Authority Agreement), ⌫ een gezamenlijke rapportagestandaard ⌦ (Common Reporting Standard („CRS”) ⌫, opmerkingen over het model voor een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en de gezamenlijke rapportagestandaard en informatietechnologische modaliteiten voor de implementatie van de mondiale standaard. Het volledige pakket betreffende de mondiale standaard is in september 2014 door de ministers van Financiën van de G20 en de presidenten van de centrale banken onderschreven.


🡻 2014/107/EU overweging 5 (aangepast)

(10) ⌦ Deze ⌫ richtlijn ⌦ dient ook te voorzien ⌫ in de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten voor bepaalde categorieën van inkomsten en vermogen die belastingplichtigen hebben in andere lidstaten dan hun staat van verblijf. ⌦ Deze richtlijn ⌫ dient een stapsgewijze aanpak neer te leggen voor de versterking van de automatische uitwisseling van inlichtingen door de geleidelijke uitbreiding tot nieuwe inkomsten- en vermogenscategorieën.


🡻 2014/107/EU overweging 9 (aangepast)

(11) Om de kosten te drukken en de administratieve lasten voor zowel de belastingdiensten als de marktdeelnemers te beperken, is het ook van cruciaal belang te verzekeren dat het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van ⌦ financiële ⌫ inlichtingen binnen de Unie is afgestemd op internationale ontwikkelingen. Met het oog daarop moeten de lidstaten van hun financiële instellingen eisen dat die regels ten uitvoer leggen inzake rapportage en due diligence die geheel consistent zijn met de regels van de door de OESO ontwikkelde ⌦ CRS ⌫. Voorts moet het toepassingsgebied van ⌦ de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen ⌫ dezelfde inlichtingen omvatten als de Model Competent Authority Agreement en de ⌦ CRS ⌫. Elke lidstaat dient slechts één lijst te hebben van op nationaal niveau gedefinieerde niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen, die zowel bij de uitvoering van deze richtlijn als bij de toepassing van andere overeenkomsten ter uitvoering van de mondiale standaard dient te worden gebruikt.


🡻 2014/107/EU overweging 10

(12) De categorieën rapporterende financiële instellingen en te rapporteren rekeningen die door deze richtlijn worden bestreken, zijn bedoeld om de belastingplichtigen minder gelegenheid te geven om rapportage te vermijden door hun activa te verplaatsen naar financiële instellingen, of te investeren in financiële producten die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Bepaalde financiële instellingen en rekeningen met een laag risico om voor belastingontduiking te worden gebruikt, zijn evenwel van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten. Over het algemeen dienen er geen drempels te worden opgenomen in deze richtlijn, aangezien deze gemakkelijk kunnen worden omzeild door rekeningen over verschillende financiële instellingen te splitsen. De financiële inlichtingen die moeten worden gerapporteerd en uitgewisseld dienen niet alleen betrekking te hebben op alle relevante inkomsten (interesten, dividenden en vergelijkbare soorten inkomsten), maar ook op het saldo van de rekeningen en de opbrengsten van de verkoop van financiële activa, zodat situaties kunnen worden aangepakt waarin een belastingplichtige tracht vermogen te verbergen dat inkomsten of activa vertegenwoordigt waarover belasting is ontdoken. Daarom is de verwerking van inlichtingen uit hoofde van deze richtlijn noodzakelijk en evenredig aan de doelstelling de belastingdiensten van de lidstaten in staat te stellen correct en ondubbelzinnig te bepalen om welke belastingplichtigen het gaat, hun belastingwetgeving in grensoverschrijdende situaties toe te passen en te handhaven, te beoordelen hoe waarschijnlijk het is dat belastingen worden ontdoken en onnodig verder onderzoek te vermijden.


🡻 2014/107/EU overweging 11

(13) Rapporterende financiële instellingen kunnen hun verplichtingen inzake het verstrekken van inlichtingen aan individuele te rapporteren personen nakomen door de nadere regelingen inzake verstrekking, met inbegrip van de frequentie daarvan, te volgen waarin op grond van hun interne procedures overeenkomstig hun nationale recht is voorzien.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 1 (aangepast)

(14) Het afgeven van voorafgaande fiscale rulings, waarmee een consequente en transparante toepassing van de wet makkelijker wordt, is een gangbare praktijk, ook in de Unie. Verduidelijking van het belastingrecht voor belastingbetalers biedt het bedrijfsleven zekerheid en kan daardoor investeringen bevorderen en de naleving van het recht stimuleren, en aldus bevorderlijk zijn voor de verdere ontwikkeling van de eengemaakte markt in de Unie op basis van de beginselen en vrijheden die ten grondslag liggen aan de verdragen. Rulings betreffende fiscaal geïnspireerde structuren hebben in bepaalde gevallen echter geleid tot lage belasting van kunstmatig hoge inkomsten in het land dat de voorafgaande ruling afgeeft, wijzigt of hernieuwt en geresulteerd in kunstmatig lage inkomsten voor belastingheffing in alle andere betrokken landen. Daarom is ⌦ een hoge mate van ⌫ transparantie nodig.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 7

(15) Belastingbetalers mogen zich gedurende bijvoorbeeld belastingprocedures of belastingcontroles beroepen op voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken op voorwaarde dat de feiten waarop de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of de voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn gebaseerd, nauwkeurig zijn gepresenteerd en dat de belastingbetalers zich houden aan de voorwaarden in de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of de voorafgaande verrekenprijsafspraken.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 8 (aangepast)

(16) De lidstaten ⌦ dienen ⌫ inlichtingen uit te wisselen, ongeacht of de belastingplichtige zich al dan niet aan de voorwaarden van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak houdt.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 10 (aangepast)

(17) Om de vruchten te kunnen plukken van de verplichte automatische uitwisseling van voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken, moeten de inlichtingen onmiddellijk nadat de ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak is afgegeven respectievelijk gemaakt, gewijzigd of hernieuwd, worden verstrekt, en daarom moeten regelmatige tijdstippen voor de inlichtingenverstrekking worden vastgesteld.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 11

(18) Met het oog op de rechtszekerheid moeten, onder zeer strikte voorwaarden, bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken met derde landen die zijn gemaakt volgens het kader van bestaande internationale verdragen met die landen, worden vrijgesteld van verplichte automatische uitwisseling, wanneer het volgens de bepalingen van die verdragen niet is toegestaan de uit hoofde van dat verdrag ontvangen inlichtingen vrij te geven aan een derde land. In die gevallen moeten echter in plaats daarvan de in artikel 9, lid 5, bedoelde inlichtingen over de verzoeken die leiden tot het maken van die bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken worden uitgewisseld. Daarom moeten in dergelijke gevallen de te verstrekken inlichtingen de aanwijzing bevatten dat deze op basis van een dergelijk verzoek worden verstrekt.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 13 (aangepast)

(19) ⌦ In het ⌫ standaardformulier voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen ⌦ over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken dient ⌫ rekening ⌦ te worden ⌫ gehouden met de werkzaamheden verricht in het forum schadelijke belastingmaatregelen (Forum on Harmful Tax Practices) van de OESO in het kader van het actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (Action Plan on Base Erosion and Profit Shifting, ⌦ „BEPS-actieplan” ⌫). Het is wenselijk dat nauw met de OESO wordt samengewerkt, op een gecoördineerde wijze, en niet alleen op het gebied van de ontwikkeling van een dergelijk standaardformulier voor verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen. Het uiteindelijke doel moet zijn een gelijk speelveld op mondiaal niveau te creëren, waarbij de Unie het voortouw moet nemen door ervoor te pleiten dat de omvang van de inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken tamelijk groot moet zijn.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 14

(20) De lidstaten moeten basisinlichtingen uitwisselen en een beperkte reeks basisinlichtingen moet ook aan de Commissie worden verstrekt. Op die manier kan de Commissie op elk moment monitoren en evalueren of de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken effectief wordt toegepast. De door de Commissie ontvangen inlichtingen mogen echter niet voor andere doeleinden worden gebruikt. Voorts mag deze mededeling een lidstaat niet ontheffen van zijn verplichtingen inzake het melden van staatssteun bij de Commissie.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 16 (aangepast)

(21) Een lidstaat moet, indien nodig, na de fase van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen ⌦ over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken ⌫ een beroep kunnen doen op artikel 5 betreffende de uitwisseling van inlichtingen op verzoek om aanvullende informatie te krijgen, daaronder begrepen de volledige tekst van voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken, van de lidstaat die dergelijke rulings of verrekenprijsafspraken heeft afgegeven, respectievelijk gemaakt.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 18

(22) De lidstaten dienen alle redelijke maatregelen te treffen die nodig zijn om alle obstakels weg te nemen die een belemmering kunnen vormen voor de effectieve en breedst mogelijke verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 19 (aangepast)

(23) Teneinde middelen efficiënter in te zetten, de inlichtingenuitwisseling te vergemakkelijken en te voorkomen dat elke lidstaat soortgelijke ontwikkelingen moet doorvoeren in zijn systemen om de inlichtingen op te slaan, moet specifiek worden voorzien in een centraal gegevensbestand, dat toegankelijk ⌦ dient te zijn ⌫ voor alle lidstaten en de Commissie, waarin de lidstaten inlichtingen ⌦ dienen ⌫ op te laden en op te slaan in plaats van deze per beveiligde e-mail uit te wisselen.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 2

(24) Aangezien groepen van multinationale ondernemingen („MNO-Groepen”) actief zijn in verschillende landen, hebben zij de mogelijkheid om aan agressieve fiscale planning te doen, wat voor binnenlandse ondernemingen onmogelijk is. Die praktijken van MNO-Groepen kunnen ondernemingen die uitsluitend nationaal actief zijn — normaal gesproken kleine en middelgrote ondernemingen — bijzonder sterk treffen, aangezien de belastingdruk voor deze bedrijven hoger is dan voor MNO-Groepen. Aan de andere kant lopen alle lidstaten een risico op inkomstenderving en dreigt concurrentie bij het aantrekken van MNO-Groepen te ontstaan waarbij aan deze groepen verdere belastingvoordelen worden geboden.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 3

(25) De belastingautoriteiten van de lidstaten hebben uitgebreide en relevante informatie over MNO-Groepen nodig met betrekking tot hun structuur, verrekenprijsbeleid en interne transacties binnen en buiten de Unie. Op grond van deze informatie kunnen de belastingautoriteiten met wijzigingen in de wetgeving of adequate risicobeoordelingen en belastingcontroles optreden tegen schadelijke belastingpraktijken en nagaan of ondernemingen zich schuldig hebben gemaakt aan praktijken die een kunstmatige verschuiving van aanzienlijke inkomsten naar belastingvoordelige omgevingen tot gevolg hebben.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 4 (aangepast)

(26) ⌦ Een hoge graad van ⌫ transparantie ten overstaan van de belastingautoriteiten zou tot gevolg kunnen hebben dat MNO-Groepen ertoe worden aangezet bepaalde praktijken stop te zetten en een billijke bijdrage in de belastingen te leveren in het land waar de winst wordt gegenereerd. ⌦ Het verzekeren van ⌫ transparantie voor MNO-Groepen is derhalve een essentieel onderdeel van de strijd tegen grondslaguitholling en winstverschuiving.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 5 (aangepast)

(27) De resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten betreffende een gedragscode inzake verrekenprijsdocumentatie voor gelieerde ondernemingen in de Europese Unie („EU-TPD”) 8 geeft een manier aan voor MNO‑Groepen in de Unie om de belastingautoriteiten inlichtingen te verstrekken over wereldwijde bedrijfsactiviteiten en het verrekenprijsbeleid („het groepsdossier”) en over de concrete transacties van de lokale entiteit („het lokaal dossier”). De EU-TPD voorziet evenwel niet in een mechanisme voor het verstrekken van een landenrapport.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 7

(28) Teneinde de overheidsmiddelen efficiënter in te zetten en de administratieve lasten voor MNO-Groepen te beperken, dient de rapportageverplichting alleen te gelden voor MNO-Groepen waarvan het jaarlijks geconsolideerde groepsinkomen een bepaald bedrag overschrijdt. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat dezelfde informatie tijdig wordt ingezameld en ter beschikking wordt gesteld van de belastingdiensten in de gehele Unie.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 8

(29) Om de goede werking van de interne markt te garanderen, moet de Unie zorgen voor eerlijke concurrentie tussen MNO-Groepen van binnen de Unie en MNO-Groepen van buiten de Unie waarvan een of verscheidene entiteiten zich in de Unie bevinden. De rapportageverplichting moet dus voor beide soorten groepen gelden. Om een vlotte overgang te waarborgen, moeten de lidstaten evenwel de rapportageverplichting voor een Groepsentiteit die ingezetene is van een lidstaat en die niet de Uiteindelijkemoederentiteit of Surrogaatmoederentiteit van een MNO-Groep is, met één jaar kunnen uitstellen.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 12

(30) Bij verplichte automatische uitwisseling van landenrapporten tussen lidstaten moet telkens een welomschreven set basisinlichtingen aan alle lidstaten worden verstrekt, waar blijkens de informatie in het landenrapport, één of meer Groepsentiteiten van de MNO-Groep fiscaal ingezetene zijn of aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot bedrijfsactiviteiten die met behulp van een vaste inrichting van de MNO-Groep worden uitgeoefend.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 13 (aangepast)

(31) Om de kosten te drukken en de administratieve lasten voor zowel de belastingdiensten als de MNO-Groepen te beperken, is het noodzakelijk te voorzien in regels die in overeenstemming zijn met de internationale ontwikkelingen en op een positieve manier bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan. Op 19 juli 2013 heeft de OESO haar BEPS-actieplan bekendgemaakt, wat een belangrijk initiatief is voor het wijzigen van de bestaande internationale belastingregels. Op 5 oktober 2015 heeft de OESO haar eindrapporten gepresenteerd, die door de ministers van Financiën van de G20 zijn bekrachtigd. Tijdens de bijeenkomst van 15 en 16 november 2015 is het OESO-pakket ook door de leiders van de G20 bekrachtigd.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 14 (aangepast)

(32) In het kader van de werkzaamheden met betrekking tot actie 13 van het BEPS‑actieplan zijn normen opgesteld voor het verstrekken van informatie door MNO-Groepen, met inbegrip van het groepsdossier, het lokaal dossier en het landenrapport. Daarom is het ⌦ met betrekking tot ⌫ de regels inzake het landenrapport passend rekening te houden met de OESO-normen.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 15

(33) Ingeval een Groepsentiteit niet alle informatie kan ontvangen of verkrijgen die nodig is om aan het rapportagevereiste van deze richtlijn te voldoen, kunnen de lidstaten dit beschouwen als een aanwijzing dat het nodig is om grote verrekenprijsrisico's en andere risico's inzake grondslaguitholling en winstverschuiving in verband met deze MNO-Groep te beoordelen.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 16

(34) Wanneer een lidstaat vaststelt dat een andere lidstaat herhaaldelijk nalaat om automatisch landenrapporten te verstrekken, moet hij trachten met die lidstaat in overleg te treden.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 17

(35) De Unie moet in haar optreden op het vlak van landenrapporten met name rekening blijven houden met toekomstige ontwikkelingen op OESO-niveau. Teneinde te garanderen dat deze richtlijn op samenhangende wijze in alle lidstaten wordt toegepast, moeten de lidstaten bij het omzetten van deze richtlijn het door de OESO in 2015 opgestelde eindrapport over actie 13 van het in het kader van de OESO/G20 uitgevoerde project over grondslaguitholling en winstverschuiving, gebruiken ter illustratie of uitlegging van deze richtlijn.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 20 (aangepast)

(36) De reikwijdte van de verplichte uitwisseling van inlichtingen moet derhalve de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten omvatten.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 21 (aangepast)

(37) In het verslag dat de lidstaten op grond van artikel 27 van ⌦ deze ⌫ richtlijn jaarlijks aan de Commissie moeten doen toekomen, moet de omvang worden gespecifieerd van de overeenkomstig artikel 10 en bijlage III, deel II, punt 1, ingediende lokale dossiers, en moet een lijst worden opgenomen van de rechtsgebieden waar Uiteindelijke moederentiteiten van in de Unie gebaseerde Groepsentiteiten zijn gevestigd, maar waarin geen volledige verslagen zijn ingediend of uitgewisseld.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 3 (aangepast)

(38) Aangezien het merendeel van de mogelijk agressieve fiscale planningsconstructies zich over meer dan één rechtsgebied uitstrekt, is de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen belastingautoriteiten ⌦ van verschillende lidstaten ⌫ van wezenlijk belang om die autoriteiten de informatie te bezorgen die zij nodig hebben om op te treden wanneer zij agressieve fiscale praktijken vaststellen.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 4 (aangepast)

(39) In de G7-verklaring van Bari van 13 mei 2017 inzake de bestrijding van fiscale criminaliteit en andere illegale geldstromen is de OESO gevraagd zich te buigen over manieren om constructies aan te pakken die zijn bedacht om rapportering overeenkomstig de CRS te omzeilen of die bedoeld zijn om uiteindelijk begunstigden af te schermen met niet-transparante structuren en zich daarbij te beraden over modelvoorschriften voor verplichte openbaarmaking die voortbouwen op de voor ontwijkingsconstructies gevolgde benadering die is beschreven in het verslag over BEPS-actie 12.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 5 (aangepast)

(40) Er dient op te worden gewezen dat bepaalde financiële intermediairs en andere aanbieders van belastingadvies hun cliënten actief lijken te hebben geholpen om geld in het buitenland te verbergen.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 6 (aangepast)

(41) De melding van mogelijk agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies kan daadwerkelijk bijdragen aan de inspanningen om een eerlijk belastingklimaat op de interne markt te scheppen. In dat verband ⌦ dienen ⌫ intermediairs ⌦ te worden verplicht ⌫ om de belastingautoriteiten te informeren over bepaalde grensoverschrijdende constructies die kunnen worden gebruikt voor agressieve fiscale planning. Na de melding ⌦ dienen ⌫ de belastingautoriteiten inlichtingen ⌦ te ⌫ delen met hun gelijken in andere lidstaten. Dergelijke regelingen moeten ook de CRS doeltreffender maken. Voorts zou het van wezenlijk belang zijn dat de Commissie toegang krijgt tot voldoende inlichtingen zodat zij de goede werking van deze richtlijn kan monitoren. Dergelijke toegang tot inlichtingen voor de Commissie ontheft een lidstaat niet van zijn verplichting staatssteun bij de Commissie te melden.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 7 (aangepast)

(42) Het afschrikeffect dat met de melding van mogelijk agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies wordt beoogd, heeft meer kans op slagen wanneer de belastingautoriteiten de relevante informatie vroegtijdig ontvangen, dat wil zeggen vóórdat dergelijke constructies daadwerkelijk zijn geïmplementeerd. Om het werk van de belastingdiensten van de lidstaten te vergemakkelijken, ⌦ dient ⌫ de daaropvolgende automatische uitwisseling van inlichtingen over dergelijke constructies om het kwartaal plaats ⌦ te ⌫ vinden.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 8 (aangepast)

(43) Om de goede werking van de interne markt te garanderen en leemten in de voorgestelde regelgeving te voorkomen, moet de meldingsplicht worden opgelegd aan alle spelers die doorgaans betrokken zijn bij het bedenken, aanbieden, opzetten of beheren van de implementatie van een meldingsplichtige grensoverschrijdende transactie of een reeks van dergelijke transacties, alsmede aan diegenen die bijstand of advies verlenen. Er mag ook niet worden voorbijgegaan aan het feit dat de meldingsplicht bij een intermediair soms niet kan worden gehandhaafd omdat er een wettelijk ⌦ professioneel ⌫ verschoningsrecht bestaat of omdat er geen sprake is van een intermediair, bijvoorbeeld wanneer de belastingplichtige zelf een regeling bedenkt en implementeert. Het is dus van wezenlijk belang dat de belastingautoriteiten in die omstandigheden toch informatie kunnen blijven krijgen over belastinggerelateerde constructies die mogelijk verband houden met agressieve fiscale planning. Daarom dient de meldingsplicht in dergelijke gevallen te verschuiven naar de belastingplichtige die van de constructie profiteert.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 9

(44) In de loop der jaren zijn agressieve fiscale planningsconstructies steeds complexer geworden, en zij worden ook constant gewijzigd en aangepast in reactie op defensieve tegenmaatregelen van de belastingautoriteiten. Daarom is het doeltreffender om te proberen grip te krijgen op mogelijk agressieve fiscale planningsconstructies door een lijst samen te stellen van de kenmerken en elementen van transacties die een sterke aanwijzing voor belastingontwijking of -misbruik vormen, dan een definitie te geven van agressieve fiscale planning. Deze aanwijzingen worden „wezenskenmerken” genoemd.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 10

(45) Aangezien deze richtlijn inzake het melden van mogelijk agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies in de eerste plaats gericht moet zijn op de goede werking van de interne markt, is het zaak op Unieniveau geen voorschriften vast te stellen die verder gaan dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Daarom dienen gemeenschappelijke voorschriften inzake melding uitsluitend te gelden voor grensoverschrijdende situaties, dat wil zeggen situaties waarbij meer dan één lidstaat of een lidstaat en een derde land betrokken zijn. Vanwege de mogelijke gevolgen voor de werking van de interne markt is het in die omstandigheden te verantwoorden dat gemeenschappelijke voorschriften worden vastgesteld, in plaats dat de lidstaten deze aangelegenheid op nationaal niveau regelen. Een lidstaat zou verdere soortgelijke rapportagemaatregelen kunnen treffen, maar inlichtingen die zijn verzameld in aanvulling op de te melden inlichtingen uit hoofde van deze richtlijn, dient niet automatisch gemeld te worden aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten. Die inlichtingen kunnen op verzoek dan wel spontaan worden uitgewisseld volgens de geldende regels.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 11 (aangepast)

(46) Aangezien de te melden constructies een grensoverschrijdende dimensie moeten hebben, is het belangrijk dat de relevante inlichtingen worden gedeeld met de belastingautoriteiten in andere lidstaten, zodat het afschrikeffect van deze richtlijn ten aanzien van agressieve fiscale planningpraktijken zo doeltreffend mogelijk is.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 13 (aangepast)

(47) Teneinde de kosten en administratieve lasten voor zowel belastingdiensten als intermediairs tot een minimum te beperken en deze richtlijn tot een doeltreffend afschrikmiddel tegen agressieve fiscale planningpraktijken te maken, dient de automatische uitwisseling van inlichtingen in verband met meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies binnen de Unie in lijn te zijn met internationale ontwikkelingen. Een specifiek wezenskenmerk ter bestrijding van constructies die tot doel hebben de meldingsplicht in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen te omzeilen ⌦ dient te worden vastgesteld ⌫. Voor de toepassing van dat wezenskenmerk moeten overeenkomsten inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen in het kader van de CRS worden beschouwd als gelijkwaardig aan de rapportageverplichtingen in artikel 8, lid 4, en in bijlage I. Bij de toepassing van de delen van deze richtlijn betreffende het tegengaan van constructies ter omzeiling van de CRS en constructies waarbij rechtspersonen, juridische constructies of andere soortgelijke structuren zijn betrokken, kunnen lidstaten het werk van de OESO gebruiken, met name haar modelvoorschriften voor verplichte openbaarmaking ter bestrijding van constructies ter omzeiling van de CRS en ondoorzichtige offshorestructuren en het bijbehorende commentaar, als bron van voorbeelden of voor interpretatie, teneinde te verzekeren dat die delen in alle lidstaten op een samenhangende wijze worden toegepast, voor zover die teksten op de bepalingen van Unierecht zijn afgestemd.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 14 (aangepast)

(48) Hoewel de directe belastingen tot de bevoegdheid van de lidstaten blijven behoren, is het dienstig een vennootschapsbelastingtarief van nul of bijna-nul te vermelden, uitsluitend met de bedoeling een duidelijke omschrijving te geven van het toepassingsgebied van het wezenskenmerk dat betrekking heeft op constructies met grensoverschrijdende transacties, die uit hoofde van ⌦ deze ⌫ richtlijn door intermediairs of, naargelang het geval, belastingplichtigen moeten worden gemeld en waarover de bevoegde autoriteiten automatisch inlichtingen moeten uitwisselen. Voorts is het dienstig in herinnering te brengen dat agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies, waarvan het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen dat het voorwerp of doel van de toepasselijke belastingwetgeving ondermijnt, onderworpen zijn aan de algemene antimisbruikregel van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad 9 .


🡻 2011/16/EU overweging 11 (aangepast)

(49) Ook het eigener beweging uitwisselen van inlichtingen tussen de lidstaten moet gestimuleerd worden.


🡻 2011/16/EU overweging 12

(50) Er dienen termijnen voor het verstrekken van inlichtingen op grond van deze richtlijn te worden vastgesteld met het oog op een tijdige en derhalve effectieve inlichtingenuitwisseling.


🡻 2011/16/EU overweging 13

(51) Het is belangrijk dat ambtenaren van de belastingdienst van een lidstaat aanwezig kunnen zijn op het grondgebied van een andere lidstaat.


🡻 2011/16/EU overweging 14

(52) Aangezien de belastingsituatie van een of meer in verschillende lidstaten gevestigde belastingplichtigen vaak van gezamenlijk of complementair belang is, moet de mogelijkheid gecreëerd worden dat twee of meer lidstaten met wederzijdse instemming en op vrijwillige basis bij de personen in kwestie gelijktijdige controles uitvoeren.


🡻 2011/16/EU overweging 15

(53) Gezien het in bepaalde lidstaten bestaande wettelijke vereiste een belastingbetaler in kennis te stellen van besluiten of akten met betrekking tot zijn belastingplicht, en de daarmee samenhangende problemen voor belastingdiensten, onder meer indien de belastingbetaler naar een andere lidstaat verhuisd is, is het in die omstandigheden wenselijk dat de belastingdiensten de medewerking kunnen inroepen van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat waarheen de belastingbetaler verhuisd is.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 15

(54) Terugkoppeling door de ontvangende lidstaat aan de verstrekkende lidstaat is noodzakelijk voor het functioneren van een doeltreffend systeem van automatische inlichtingenuitwisseling. Daarom moet uitdrukkelijk worden gesteld dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een keer per jaar aan de andere betrokken lidstaten informatie moeten terugkoppelen over de automatische uitwisseling van inlichtingen. In de praktijk moet deze verplichte terugkoppeling geschieden door middel van onderling overeengekomen bilaterale regelingen.


🡻 2011/16/EU overweging 17

(55) Samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie is noodzakelijk om de samenwerkingsprocedures doorlopend te kunnen bestuderen en ervaringen en de beste praktijken met elkaar te kunnen delen.


🡻 2011/16/EU overweging 18

(56) Het is van belang dat, met het oog op een efficiënte administratieve samenwerking, de krachtens deze richtlijn verkregen inlichtingen en bescheiden, met inachtneming van de in deze richtlijn opgenomen beperkingen, door de ontvangende lidstaat ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Het is voorts belangrijk dat de lidstaten deze inlichtingen onder bepaalde voorwaarden aan een derde land kunnen doorgeven.


🡻 2011/16/EU overweging 19

(57) De gevallen waarin een aangezochte lidstaat het verstrekken van inlichtingen kan weigeren, moeten duidelijk omschreven en beperkt worden, rekening gehouden met bepaalde particuliere belangen die bescherming behoeven, alsook met het algemeen belang.


🡻 2011/16/EU overweging 20

(58) Een lidstaat zou evenwel niet mogen weigeren inlichtingen door te geven omdat hij hier geen nationaal belang bij heeft, omdat de inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.


🡻 2011/16/EU overweging 21

(59) Deze richtlijn bevat minimumvoorschriften en mag derhalve geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om een verdergaande samenwerking met andere lidstaten aan te gaan overeenkomstig hun nationale wetgeving of in het kader van met andere lidstaten gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten.


🡻 2011/16/EU overweging 22

(60) Er moet voorts duidelijk worden gemaakt dat de lidstaat die een derde land verder reikende samenwerking verleent dan die waarin deze richtlijn voorziet, deze samenwerking niet kan weigeren aan andere lidstaten welke ze willen aangaan.


🡻 2011/16/EU overweging 23

(61) De uitwisseling van inlichtingen dient te geschieden via gestandaardiseerde formulieren, formats en communicatiekanalen.


🡻 (EU) 2016/2258 overweging 2 (aangepast)

(62) Wanneer de rekeninghouder een intermediaire structuur is, ⌦ dienen ⌫ financiële instellingen door die structuur heen ⌦ te ⌫ kijken en de uiteindelijk begunstigden ervan ⌦ te ⌫ identificeren en ⌦ te ⌫ rapporteren. Dit belangrijke onderdeel in de toepassing van ⌦ deze ⌫ richtlijn is afhankelijk van antiwitwasinlichtingen („anti-money-laundering” — „AML”) die zijn verkregen op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad 10 om de uiteindelijk begunstigden te kunnen identificeren.


🡻 (EU) 2016/2258 overweging 3 (aangepast)

(63) Om er doeltreffend op te kunnen toezien dat financiële instellingen de due‑diligenceprocedures van ⌦ deze ⌫ richtlijn toepassen, moeten de belastingautoriteiten toegang hebben tot AML-inlichtingen. Zonder die toegang zijn deze autoriteiten er niet toe in staat erop toe te zien, te bevestigen en te controleren dat de financiële instellingen ⌦ deze ⌫ richtlijn naar behoren toepassen door de uiteindelijk begunstigden van intermediaire structuren correct te identificeren en te rapporteren.


🡻 (EU) 2016/2258 overweging 4 (aangepast)

(64) ⌦ Deze ⌫ richtlijn bevat andere uitwisselingen van inlichtingen en vormen van administratieve samenwerking tussen lidstaten. In het kader van administratieve samenwerking in belastingzaken toegang verlenen tot AML-inlichtingen in het bezit van entiteiten op grond van Richtlijn (EU) 2015/849, ⌦ dient ervoor te ⌫ zorgen dat belastingautoriteiten beter zijn gewapend om hun taken uit hoofde van ⌦ deze ⌫ richtlijn te vervullen, alsmede om belastingontduiking en -fraude doeltreffender te bestrijden.


🡻 (EU) 2016/2258 overweging 5 (aangepast)

(65) Belastingautoriteiten ⌦ dienen om die reden ⌫ toegang ⌦ te krijgen ⌫ tot AML‑inlichtingen, -procedures, -documenten en -mechanismen, zodat zij hun taken bij het toezicht op de correcte toepassing van ⌦ deze ⌫ richtlijn kunnen uitvoeren en met het oog op het functioneren van alle vormen van administratieve samenwerking ⌦ die daarin zijn vastgesteld ⌫.


🡻 2011/16/EU overweging 24

(66) De doeltreffendheid van de administratieve samenwerking moet worden geëvalueerd, met name op basis van statistieken.


🡻 2011/16/EU overweging 27 (aangepast)

(67) Elke uitwisseling van inlichtingen waarnaar in deze richtlijn wordt verwezen is onderworpen aan Verordeningen (EU) 2016/679 11 en (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 12 . Er dient evenwel te worden overwogen de reikwijdte te beperken van bepaalde rechten en verplichtingen die zijn neergelegd in Verordening (EU) 2016/679, teneinde de in artikel 23, lid 1, onder e), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren. Deze beperkingen zijn noodzakelijk en proportioneel gelet op de potentiële inkomstenderving voor de lidstaten en het cruciale belang van onder deze richtlijn vallende gegevens voor een efficiënte fraudebestrijding.


🡻 2014/107/EU overweging 12

(68) Rapporterende financiële instellingen, verzendende lidstaten en ontvangende lidstaten mogen, in hun hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking, de overeenkomstig deze richtlijn verwerkte inlichtingen niet langer bewaren dan nodig is voor de toepassing van deze richtlijn. Gezien de verschillen in de wetgevingen van de lidstaten moet de maximale bewaartermijn worden vastgesteld op basis van de voorschriften inzake verjaring waarin is voorzien in de nationale belastingwetgeving van elke verantwoordelijke voor de verwerking.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 22 (aangepast)

(69) De uit hoofde van deze richtlijn uitgewisselde inlichtingen ⌦ mogen ⌫ geen aanleiding ⌦ geven ⌫ tot de onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim of van een handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.


🡻 (EU) 2016/881 overweging 9

(70) De lidstaten moeten regels vaststellen met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en zij moeten ervoor zorgen dat deze sancties worden toegepast. Hoewel de keuze van de sancties bij de lidstaten blijft berusten, moeten de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.


🡻 2014/107/EU overweging 13

(71) Teneinde te garanderen dat deze richtlijn in heel de Unie op samenhangende wijze wordt toegepast, moeten de lidstaten bij het implementeren uitgaan van het door de OESO ontwikkelde commentaar op het Model Competent Authority Agreement en de CRS, die zij ter illustratie of interpretatie kunnen gebruiken. De Unie dient in haar optreden in dit verband met name rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen op OESO-niveau.


🡻 (EU) 2018/822 overweging 16 (aangepast)

(72) Om uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, en met name de automatische inlichtingenuitwisseling tussen de belastingautoriteiten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van ⌦ standaardformulieren ⌫ met een beperkt aantal rubrieken, met inbegrip van de talenregeling. Om dezelfde reden moeten aan de Commissie ook uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van de nodige praktische regelingen voor de opwaardering van het ⌦ gemeenschappelijk communicatienetwerk en het ⌫ centrale gegevensbestand betreffende administratieve samenwerking op belastinggebied. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 13 .


🡻 (EU) 2016/2258 overweging 6

(73) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Wanneer in deze richtlijn wordt vereist dat toegang voor de belastingautoriteiten tot persoonsgegevens bij wet wordt vastgesteld, betekent dit niet noodzakelijk dat een wetgevingshandeling van een parlement nodig is, onverminderd het constitutionele bestel van de betrokken lidstaat. Een dergelijke wet dient evenwel duidelijk en precies te zijn en de toepassing ervan dient voor de personen die eraan zijn onderworpen, duidelijk en voorzienbaar te zijn, in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.


🡻 (EU) 2015/2376 overweging 23

(74) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten onder voorwaarden die verenigbaar zijn met het goed functioneren van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens de vereiste uniformiteit en doeltreffendheid beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.


🡻 

(75) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage V, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,


🡻 2011/16/EU (aangepast)