Overwegingen bij COM(2019)534 - Correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijn­doelstelling voor de begroting in Hongarije

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig artikel 121 van het Verdrag bevorderen de lidstaten gezonde overheidsfinanciën op middellange termijn door middel van de coördinatie van het economische beleid en van het multilaterale toezicht om het ontstaan van buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2) Het stabiliteits- en groeipact (SGP) is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3) Op 22 juni 2018 heeft de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4,van het Verdrag vastgesteld dat er in 2017 in Hongarije sprake was van een significante afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn van een structureel overheidstekort van 1,0 % van het bbp. In het licht van deze geconstateerde significante afwijking heeft de Raad Hongarije op 22 juni 2018 aanbevolen 2 de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de netto primaire overheidsuitgaven 3 in 2018 nominaal met niet meer dan 2,8 % stijgen, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1,0 % van het bbp. Ook werd de aanbeveling gedaan dat Hongarije alle meevallers aanwendt om het tekort terug te dringen, zodat het land op een passend aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting komt. Op 4 december 2018 heeft de Raad geconcludeerd dat Hongarije geen effectieve actie had ondernomen om gevolg te geven aan de aanbeveling van de Raad van 22 juni 2018. Op basis van die elementen heeft de Raad op 4 december 2018 een herziene aanbeveling aangenomen en Hongarije aangemaand de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het nominale stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven in 2019 niet uitkomt boven 3,3 %, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1,0 % van het bbp.

(4) De groei van de netto primaire overheidsuitgaven in 2018, berekend op basis van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie en de door Eurostat gevalideerde begrotingsresultaten voor 2018, lag ver boven de uitgavenbenchmark, hetgeen wijst op een significante afwijking (een afwijking van 1,3 % van het bbp). Het structurele saldo ging achteruit van -3,4 % van het bbp in 2017 naar -3,7 % van het bbp, hetgeen eveneens wijst op een significante afwijking van de aanbevolen structurele aanpassing (een afwijking van 1,3 % van het bbp). De omvang van de afwijking waarop het structurele saldo wijst, wordt negatief beïnvloed door aanzienlijk lagere inkomsten en hogere investeringsuitgaven tegen de achtergrond van een oververhitte economie, terwijl naar raming slechts marginaal is geprofiteerd van de terugvallende rente-uitgaven. De uitgavenbenchmark ondervindt een sterk negatieve invloed van de in de berekening daarvan toegepaste potentiële bbp-groei op middellange termijn, die een zeer lage potentiële bbp-groei inhoudt in de nasleep van de crisis. Daarnaast lijkt de bbp-deflator die voor de uitgavenbenchmark wordt gebruikt, de toegenomen kostendruk op de overheidsuitgaven niet naar behoren te weerspiegelen. Na aanpassing voor deze factoren blijkt de uitgavenbenchmark de begrotingsinspanning adequaat weer te geven en wijst deze nog steeds op een significante afwijking. Rekening houdend met deze factoren bevestigen beide indicatoren dat er in 2018 sprake is van een significante afwijking van de vereisten van het preventieve deel van het SGP.

(5) Op 5 juni 2019 was de Commissie op grond van een algehele evaluatie van mening dat er in Hongarije sprake is van een vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject naar de middellangetermijndoelstelling voor de begroting. In overeenstemming met artikel 121, lid 4, van het Verdrag en artikel 10, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad heeft zij dan ook een waarschuwing tot Hongarije gericht.

(6) Overeenkomstig artikel 10, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97 dient de Raad binnen een maand na de datum van de aanneming van de waarschuwing een aanbeveling tot de betrokken lidstaat te richten om de nodige beleidsmaatregelen te nemen. In Verordening (EG) nr. 1466/97 is bepaald dat de aanbeveling de betrokken lidstaat een termijn van ten hoogste vijf maanden moet opleggen om de afwijking te verhelpen. Op die grondslag lijkt het passend 15 oktober 2019 vast te stellen als uiterste datum waarop Hongarije de afwijking moet hebben verholpen. Tegen die datum zou Hongarije verslag moeten uitbrengen over de maatregelen die in reactie op deze aanbeveling zijn genomen.

(7) Afgaande op de in de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie vervatte projecties van de output gap zal de economische situatie in Hongarije in 2019 en 2020 goed blijven. Terwijl de groei van het reële bbp in 2019 volgens de ramingen overeenstemt met het potentiële bbp (op 3,7 %), wordt in 2020 een groei van het reële bbp verwacht die lager zou zijn dan het groeipotentieel (op 3,6 %). De overheidsschuldquote van Hongarije ligt boven de drempelwaarde van 60 % van het bbp. Derhalve bedraagt de minimaal vereiste structurele inspanning die is voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 1466/97 en de in het kader van het preventieve deel van het SGP gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix van vereisten, waarin de heersende economische omstandigheden en eventuele houdbaarheidskwesties zijn meegenomen, ten minste 0,75 % van het bbp voor zowel 2019 als 2020.

(8) Het Hongaarse structurele tekort is in 2017 en 2018 gestegen met respectievelijk 1,4 % en 0,3 % van het bbp tot 3,7 % van het bbp in 2018. Volgens de verwachtingen van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie zou het vanaf 2019 afnemen. Er moet een bijkomende inspanning worden geleverd om die gecumuleerde afwijkingen te corrigeren en Hongarije opnieuw op een passend consolidatiepad te brengen na de uitschuivers sinds 2017 en als aanvulling op de minimale aanpassingsvereiste in 2019. Een bijkomende inspanning van 0,25 % van het bbp in 2019 ten opzichte van die welke voortvloeit uit de in het kader van het preventieve deel van het SGP gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix van vereisten, lijkt passend gezien de omvang van de vastgestelde significante afwijking van het aanbevolen aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting en zal de aanpassing terug naar de middellangetermijndoelstelling voor de begroting versnellen. De vereiste inspanning voor 2019 is in overeenstemming met de aanpassing die de Raad op 4 december 2018 heeft aanbevolen. Voor 2020 lijkt de minimaal vereiste aanpassing van 0,75 % van het bbp passend op voorwaarde dat de gevraagde aanpassing in 2019 wordt nagekomen.

(9) De vereiste verbetering van het structurele saldo met 1,0 % van het bbp in 2019 en met 0,75 % van het bbp in 2020 spoort met een nominaal stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven van ten hoogste 3,3 % in 2019 en 4,7 % in 2020.

(10) In de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie wordt voor 2019 en 2020 een verbetering van het structurele saldo met respectievelijk 0,4 % en 0,6 % van het bbp verwacht. Voor een structurele verbetering met respectievelijk 1,0 % en 0,75 % van het bbp in 2019 en 2020 moeten derhalve maatregelen worden vastgesteld met een totale structurele opbrengst van 0,6 % van het bbp in 2019 en aanvullende maatregelen met een structurele opbrengst van 0,2 % van het bbp in 2020 ten opzichte van het huidige basisscenario in de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie.

(11) Het uitblijven van maatregelen om gevolg te geven aan vroegere aanbevelingen om de geconstateerde significante afwijking te corrigeren vergt dringende maatregelen om het Hongaarse begrotingsbeleid opnieuw op een behoedzaam traject te brengen.

(12) Om de aanbevolen begrotingsdoelstellingen te realiseren, is het van cruciaal belang dat Hongarije de nodige maatregelen vaststelt en strikt implementeert, en tevens de ontwikkeling van de lopende uitgaven nauwlettend in het oog houdt,

(13) Hongarije zou uiterlijk op 15 oktober 2019 aan de Raad verslag moeten uitbrengen over de maatregelen die in reactie op deze aanbeveling zijn genomen.

(14) Het is dienstig dat deze aanbeveling openbaar wordt gemaakt,

BEVEELT AAN DAT HONGARIJE:

(1)de nodige maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat het nominale stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven in 2019 en 2020 niet hoger uitkomt dan respectievelijk 3,3 % en 4,7 %, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1,0 % van het bbp in 2019 en 0,75 % van het bbp in 2020, waarmee de lidstaat op een passend aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting komt;

(2)alle meevallers benut om het tekort terug te dringen; budgettaire consolidatiemaatregelen zouden op groeivriendelijke wijze een blijvende verbetering van het structurele overheidssaldo moeten waarborgen;

(3)uiterlijk op 15 oktober 2019 aan de Raad verslag uitbrengt over de naar aanleiding van deze aanbeveling genomen maatregelen; het verslag moet een voldoende gedetailleerd overzicht van de op geloofwaardige wijze aangekondigde maatregelen bevatten om te voldoen aan het vereiste aanpassingstraject, met een overzicht van de budgettaire consequenties van elke maatregel, alsmede bijgewerkte en gedetailleerde budgettaire prognoses voor 2019-2020.

Deze aanbeveling is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB C 223 van 27.6.2018, blz. 1.
(3) De netto primaire overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma's van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als uitgavenzijde worden uitgevlakt.