Overwegingen bij COM(2018)465 - Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2018)465 - Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III).
document COM(2018)465 NLEN
datum 15 september 2021
 
(1) Verordening (EU) nr. 231/2014 14 verstrijkt op 31 december 2020. Teneinde ervoor te zorgen dat het externe optreden van de Unie effectief blijft, moet een kader voor de planning en uitvoering van de externe bijstand in stand worden gehouden.

(2) Het instrument voor pretoetredingssteun heeft aanzienlijk andere doelstellingen dan het externe optreden van de Unie in het algemeen, aangezien dit instrument erop gericht is de in bijlage I genoemde begunstigden voor te bereiden op het toekomstige lidmaatschap van de Unie en het toetredingsproces te ondersteunen. Het is daarom van essentieel belang dat er een specifiek instrument bestaat ter ondersteuning van de uitbreiding, met dien verstande dat dit een aanvulling dient te vormen op de algemene doelstellingen van het externe optreden van de Unie, en met name die van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI).

(3) In artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) wordt bepaald dat elke Europese staat die de waarden van eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de rechten van de mens, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, eerbiedigt en zich ertoe verbindt deze waarden uit te dragen, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Een Europese staat die het lidmaatschap van de Unie heeft aangevraagd, kan alleen lid worden als vaststaat dat hij voldoet aan de lidmaatschapscriteria die de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 heeft vastgesteld (de „criteria van Kopenhagen”), en op voorwaarde dat de Unie het vermogen heeft om het nieuwe lid op te nemen. De criteria van Kopenhagen hebben betrekking op stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden, het bestaan van een functionerende markteconomie, de capaciteit om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te kunnen bieden, garanderen en op het vermogen om niet alleen de rechten maar ook de plichten die uit de verdragen voortvloeien, op zich te nemen, zoals het nastreven van de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie.

(4) Het uitbreidingsproces is gebaseerd op vaste criteria en eerlijke en consistente voorwaarden. Elke begunstigde wordt op de eigen verdiensten beoordeeld. Door de balans van de vorderingen op te maken en tekortkomingen te identificeren, worden de in bijlage I vermelde begunstigden aangespoord tot en begeleid bij de noodzakelijke ingrijpende hervormingen. Om het uitbreidingsperspectief tot een realiteit te maken, blijft de solide gehechtheid aan het beginsel van „eerst de basis” 15 van essentieel belang. Vooruitgang in de richting van toetreding hangt af van de vraag of de verzoekende staat de waarden van de Unie eerbiedigt en van zijn vermogen om de hervormingen door te voeren die nodig zijn om zijn systemen op het vlak van beleid, instellingen, wetten, administratie en economie af te stemmen op de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de Unie.

(5) Het uitbreidingsbeleid van de EU is een investering in vrede, veiligheid en stabiliteit in Europa. Dit beleid leidt tot grotere economische en handelsmogelijkheden, tot wederzijds voordeel van de EU en de kandidaten voor het lidmaatschap van de Unie. Het vooruitzicht van het lidmaatschap van de Unie is een krachtige motor voor veranderingsprocessen en leidt tot democratische, politieke, economische en maatschappelijke veranderingen.

(6) De Europese Commissie heeft in haar recente mededeling „Een geloofwaardig vooruitzicht op toetreding en een grotere EU-betrokkenheid bij de Westelijke Balkan” 16 opnieuw het duidelijke, op verdiensten gebaseerde vooruitzicht op het EU-lidmaatschap voor de Westelijke Balkan bevestigd. Dit is een krachtige stimulans voor de hele Westelijke Balkan en een teken van de gehechtheid van de EU aan de Europese toekomst van de betrokken gebieden.

(7) Steun dient tevens te worden verleend uit hoofde van de overeenkomsten die de Unie heeft gesloten met de in bijlage I vermelde begunstigden. De steun moet er voornamelijk op toegespitst zijn de in bijlage I vermelde begunstigden te helpen hun democratische instellingen en de rechtsstaat te versterken, hun justitiële stelsel en openbaar bestuur te hervormen, de grondrechten te eerbiedigen en gendergelijkheid, verdraagzaamheid, sociale inclusie en non-discriminatie te bevorderen. Bij de bijstand moeten ook de belangrijkste beginselen en rechten, zoals vastgesteld in het kader van de Europese pijler van sociale rechten 17 , worden ondersteund. De bijstand moet de inspanningen blijven ondersteunen die de begunstigden leveren om de regionale, macroregionale en grensoverschrijdende samenwerking alsmede de territoriale ontwikkeling te bevorderen, onder andere door uitvoering van de macroregionale strategieën van de Unie. Ook hun economische en sociale ontwikkeling en hun economische governance moeten worden gestimuleerd, waarbij moet worden gestreefd naar een agenda voor slimme, duurzame en inclusieve groei, onder meer door uitvoering van beleid inzake regionale ontwikkeling, landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid, sociaal en werkgelegenheidsbeleid en de ontwikkeling van de digitale economie en de digitale samenleving, ook in overeenstemming met het vlaggenschipinitiatief Digitale Agenda voor de Westelijke Balkan.

(8) De Unie moet, op basis van de ervaringen van haar lidstaten, de transitie van alle in bijlage I vermelde begunstigden naar de toetreding ondersteunen. Deze samenwerking moet met name gericht zijn op het delen van de ervaringen die de lidstaten in het hervormingsproces hebben opgedaan.

(9) Betere strategische en operationele samenwerking op het gebied van veiligheid tussen de Unie en de in bijlage I vermelde begunstigden is van cruciaal belang voor een doeltreffende aanpak van dreigingen op het gebied van veiligheid en terrorisme.

(10) Het is essentieel dat de samenwerking inzake migratie, met inbegrip van grensbeheer, sterker wordt bevorderd, de toegang tot internationale bescherming wordt gewaarborgd, relevante informatie wordt uitgewisseld, de voordelen van migratie voor de ontwikkeling worden versterkt, legale migratie en arbeidsmigratie worden vergemakkelijkt, het grenstoezicht wordt verbeterd en de inspanningen in de strijd tegen irreguliere migratie, mensenhandel en migrantensmokkel worden voortgezet.

(11) Het versterken van de rechtsstaat, waaronder de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit, en goed bestuur, met inbegrip van hervorming van het openbaar bestuur, blijven voor de meeste in bijlage I vermelde begunstigden belangrijke uitdagingen die van wezenlijk belang zijn om nader tot de Unie te kunnen komen en later volledig de verplichtingen van het lidmaatschap van de Unie te kunnen vervullen. Gezien het langetermijnkarakter van de hervormingen die op die gebieden moeten worden doorgevoerd en de noodzaak om een staat van dienst op te bouwen, moet de financiële steun uit hoofde van deze verordening zo spoedig mogelijk worden ingezet voor de vereisten waaraan de in bijlage I vermelde begunstigden moeten voldoen.

(12) Volgens het beginsel van de participatieve democratie moet de Commissie voor alle in bijlage I vermelde begunstigden aanmoedigen dat parlementair toezicht wordt uitgeoefend op de steun die die begunstigden ontvangen.

(13) De in bijlage I vermelde begunstigden moeten beter voorbereid zijn op wereldwijde uitdagingen zoals duurzame ontwikkeling en klimaatverandering, en zich aansluiten bij de inspanningen van de Unie om die problemen aan te pakken. Gelet op het belang van de strijd tegen klimaatverandering in overeenstemming met de verplichting die de Unie is aangegaan om de overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) uit te voeren, moet dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en de verwezenlijking van het algemene streven dat 25% van de uitgaven op de EU-begroting de klimaatdoelstellingen moet ondersteunen. Bij de acties in het kader van dit programma zal naar verwachting 16% van het totale budget van het programma bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. De relevante acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma, en de totale bijdrage via dit programma zal worden geëvalueerd en getoetst.

(14) Acties in het kader van dit instrument moeten de uitvoering ondersteunen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, een universele agenda waaraan de EU en haar lidstaten zich volledig hebben gecommitteerd en die alle in bijlage I vermelde begunstigden hebben onderschreven.

(15) Deze verordening legt, voor de periode waarin zij van toepassing is, de financiële middelen vast die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [te actualiseren referentie overeenkomstig het nieuwe interinstitutionele akkoord: punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 18 ].

(16) De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor naleving, samenhang en complementariteit van hun steun, met name door regelmatig overleg te plegen en frequent informatie uit te wisselen in de verschillende fasen van de steuncyclus. De noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen om de coördinatie en de complementariteit te verbeteren, onder meer door regelmatig overleg met andere donoren. De rol van maatschappelijke organisaties moet worden versterkt, zowel in het kader van programma’s die via overheidsinstanties worden uitgevoerd, als wanneer die organisaties direct begunstigde zijn van steun van de Unie.

(17) De prioritering van acties om de doelstellingen te bereiken op de betrokken beleidsterreinen die uit hoofde van deze verordening zullen worden ondersteund, moet door de Commissie worden vastgesteld in een programmeringskader voor de duur van het meerjarig financieel kader van de Unie voor de periode van 2021 tot 2027, in partnerschap met de in bijlage I vermelde begunstigden, op basis van de uitbreidingsagenda en hun specifieke behoeften en in overeenstemming met de in deze verordening omschreven algemene en specifieke doelstellingen, met inachtneming van de nationale strategieën ter zake. Het programmeringskader moet bepalen op welke gebieden bijstand moet worden verleend, met een indicatieve toewijzing per steungebied, inclusief een schatting van de klimaatgerelateerde uitgaven.

(18) Het is in het belang van de Unie dat de in bijlage I vermelde begunstigden worden ondersteund bij hun inspanningen om hervormingen door te voeren met het oog op het lidmaatschap van de Unie. Het beheer van de steun moet sterk resultaatgericht zijn en begunstigden stimuleren die hun blijk geven van hun hervormingsbereidheid door de pretoetredingssteun efficiënt uit te voeren en vorderingen te maken bij het vervullen van de lidmaatschapscriteria.

(19) De overgang van direct beheer van de pretoetredingsfondsen door de Commissie naar indirect beheer door de in bijlage I vermelde begunstigden moet geleidelijk verlopen en overeenstemmen met de capaciteit van elk van deze begunstigden. De steun moet gebruik blijven maken van de structuren en instrumenten die hun waarde in het pretoetredingsproces al bewezen hebben.

(20) De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal effect sorteert. Dat moet worden bereikt door middel van samenhang en complementariteit tussen de externe financieringsinstrumenten van de Unie, en door synergieën met andere beleidslijnen en programma’s van de Unie. Dit omvat in voorkomend geval ook de samenhang en complementariteit met de macrofinanciële bijstand.

(21) Met het oog op een maximaal effect van gecombineerde steunmaatregelen ten behoeve van een gemeenschappelijk doel moet in het kader van deze verordening kunnen worden bijgedragen aan acties in het kader van andere programma’s van de Unie, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken.

(22) De financiering in het kader van deze verordening moet worden ingezet voor het financieren van maatregelen in het kader van de internationale dimensie van Erasmus, die moeten worden uitgevoerd volgens de Erasmusverordening 19 .

(23) De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben vastgesteld, gelden ook voor dit besluit. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, opdrachten, prijzen, indirecte uitvoering, financiële bijstand, begrotingssteun, trustfondsen, financiële instrumenten en begrotingsgaranties, en voorzien in de controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De uit hoofde van artikel 322 VWEU vastgestelde regels betreffen ook de bescherming van de Uniebegroting in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in lidstaten en derde landen, omdat de eerbiediging van de rechtsstaat essentieel is voor degelijk financieel beheer en doeltreffende financiering van de Unie.

(24) De financieringsvormen en uitvoeringswijzen voor deze verordening moeten worden gekozen op basis van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, financiering volgens een vast percentage en eenheidskosten worden overwogen, alsmede niet aan de kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

(25) De Unie moet voor de uitvoering van de externe acties gemeenschappelijke regels blijven toepassen. De regels en procedures voor de uitvoering van de instrumenten van de Unie voor het financieren van het externe optreden worden vastgelegd in Verordening (EU) [NDICI] van het Europees Parlement en de Raad. Er moeten nadere bepalingen worden vastgesteld betreffende de aanpak van specifieke situaties, met name in het geval van grensoverschrijdende samenwerking en betreffende het beleidsgebied landbouw en plattelandsontwikkeling.

(26) Externe acties worden vaak uitgevoerd in een zeer instabiele context die een snelle en voortdurende aanpassing vereist aan de veranderende behoeften van de Uniepartners en de mondiale uitdagingen op het gebied van mensenrechten, democratie en behoorlijk bestuur, veiligheid en stabiliteit, klimaatverandering en milieu en irreguliere migratie en de dieperliggende oorzaken ervan. Om het beginsel van voorspelbaarheid te verzoenen met de noodzaak om snel te reageren op nieuwe behoeften moet de financiële uitvoering van de programma’s worden aangepast. Om de Unie beter in staat te stellen te reageren op onvoorziene behoeften, moet deze verordening, met inachtneming van het beginsel dat de begroting van de Unie jaarlijks wordt vastgesteld, de mogelijkheid openlaten om de door het Financieel Reglement reeds voor andere beleidsgebieden toegestane flexibiliteit toe te passen, namelijk overdracht en hervastlegging van vastgelegde middelen, zodat gezorgd wordt voor efficiënte benutting van de middelen van de Unie, zowel voor de burgers van de Unie als voor de in bijlage I vermelde begunstigden, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van de middelen van de Unie die beschikbaar zijn voor het externe optreden van de Unie.

(27) Het nieuwe Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+), dat voortbouwt op de voorganger ervan, moet een geïntegreerd financieringspakket vormen dat wereldwijd, onder andere aan de in bijlage I vermelde begunstigden, financieringscapaciteit biedt in de vorm van de subsidies, begrotingsgaranties en financiële instrumenten. Het Investeringskader voor de Westelijke Balkan moet blijven zorgen voor de governance van de activiteiten die uit hoofde van deze verordening worden uitgevoerd.

(28) De garantie voor extern optreden dient de EFDO+-verrichtingen te ondersteunen en IPA III dient bij te dragen tot de voorzieningsbehoeften in verband met de verrichtingen ten gunste van de in bijlage I vermelde begunstigden, met inbegrip van de voorzieningen en verplichtingen die voortvloeien uit de leningen voor macrofinanciële bijstand.

(29) Het is van belang ervoor te zorgen dat de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking worden toegepast in samenhang met het kader dat door de programma’s voor extern optreden en de verordening territoriale samenwerking tot stand is gekomen. Er moeten bij deze verordening specifieke bepalingen inzake medefinanciering worden vastgesteld.

(30) De in artikel 8 bedoelde jaarlijkse of meerjarige actieprogramma’s en maatregelen zijn werkprogramma’s in de zin van het Financieel Reglement. Jaarlijkse of meerjarige actieplannen bestaan uit een reeks maatregelen samengevoegd tot één document.

(31) Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 20 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 21 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 22 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 23 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met doeltreffende en evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 24 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EMO en de Europese Rekenkamer en ervoor zorgen dat derden die bij de uitvoering van Uniemiddelen betrokken zijn, gelijkwaardige rechten verlenen. De in bijlage I vermelde begunstigden dienen onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, waarover een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgesteld, onverwijld aan de Commissie te melden en haar op de hoogte te houden van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures. Teneinde de werkwijze aan te passen aan de goede praktijken in de lidstaten dienen dergelijke meldingen te worden verricht langs elektronische weg, met behulp van het Irregularity Management System dat door de Commissie is ingesteld.

(32) Teneinde rekening te houden met wijzigingen in het beleidskader van de toetredingen of met significante ontwikkelingen in de in bijlage I vermelde begunstigden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot aanpassing en actualisering van de in de bijlagen II en III vermelde thematische steunprioriteiten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(33) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, in het bijzonder wat betreft de specifieke voorwaarden en structuren voor indirect beheer met de in bijlage I vermelde begunstigden en de uitvoering van de steun voor plattelandsontwikkeling, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig [Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 25 ]. Bij het vaststellen van de eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening moet rekening worden gehouden met de lessen die zijn getrokken uit het beheer en de uitvoering van in het verleden verleende pretoetredingssteun. Die eenvormige voorwaarden moeten worden gewijzigd indien ontwikkelingen dat vergen.

(34) Het bij die verordening ingestelde comité moet bevoegd zijn voor rechtshandelingen en vastleggingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1085/2006 26 en Verordening (EU) nr. 231/2014 en voor de uitvoering van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 389/2006 van de Raad 27 .

(35) Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening opgenomen maatregelen onmiddellijk kunnen worden toegepast, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.