Overwegingen bij COM(2018)390 - Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2018)390 - Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij.
document COM(2018)390 NLEN
datum 7 juli 2021
 
(1) Er moet een Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) voor de periode 2021-2027 worden opgericht. Dat fonds moet erop gericht zijn om financiering uit de begroting van de Unie aan te wenden voor de ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), het maritiem beleid van de Unie en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance. Dergelijke financiering is onontbeerlijk voor een duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, voor voedselzekerheid door een aanbod van vis en schaal- en schelpdieren, voor de groei van een duurzame blauwe economie en voor gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

(2) Als wereldspeler in de oceanen en als de op vier na grootste producent van vis en schaal- en schelpdieren ter wereld, draagt de Unie een grote verantwoordelijkheid bij de bescherming, de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen en hun rijkdommen. Het behoud van zeeën en oceanen is immers van vitaal belang voor een snel groeiende wereldbevolking. Ook is het van sociaaleconomisch belang voor de Unie: een duurzame blauwe economie stimuleert investeringen, banen en groei, bevordert onderzoek en innovatie en draagt bij tot energiezekerheid door oceaanenergie. Bovendien zijn veilige en beveiligde zeeën en oceanen essentieel voor doeltreffende grenscontrole en voor de wereldwijde strijd tegen criminaliteit op zee en wordt zo tegemoet gekomen aan de bezorgdheid van de burgers met betrekking tot veiligheid.

(3) Verordening (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] (hierna de 'verordening gemeenschappelijke bepalingen' genoemd) 3 is vastgesteld met het oog op een betere coördinatie en op de harmonisatie van de uitvoering van steun in het kader van de fondsen in gedeeld beheer (hierna 'de fondsen' genoemd), met als belangrijkste doel de beleidsuitvoering op een coherente wijze te vereenvoudigen. Die algemene bepalingen zijn van toepassing op het deel van het EFMZV onder gedeeld beheer. Met de verschillende fondsen, die alle op dezelfde wijze worden beheerd, worden complementaire doelstellingen nagestreefd. Bijgevolg zijn in Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald, evenals algemene beginselen zoals partnerschap en meerlagig bestuur. Die verordening bevat ook de gemeenschappelijke elementen van strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst, en beschrijft een gemeenschappelijke benadering voor de prestatiegerichtheid van de fondsen. De verordening bevat bepalingen inzake randvoorwaarden, evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie. Ook zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, het gebruik van InvestEU, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en financieel beheer. Sommige beheers- en controleregelingen zijn ook gemeenschappelijk voor alle fondsen. De complementariteit tussen de fondsen, met inbegrip van het EFMZV, en andere programma's van de Unie moet worden beschreven in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

(4) De door het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde horizontale financiële regels zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in Verordening (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] (hierna het 'Financieel Reglement' genoemd) 4 en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en zij voorzien ook in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op grond van artikel 322 van het Verdrag vastgestelde voorschriften betreffen ook de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor goed financieel beheer en doeltreffende financiering door de Unie.

(5) In het kader van direct beheer moet het EFMZV synergieën en complementariteit met andere fondsen en programma's van de Unie ontwikkelen. Ook moet financiering mogelijk zijn in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen die worden uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [InvestEU-verordening] 5 .

(6) Steun uit het EFMZV moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken en mag particuliere financiering niet overlappen of verdringen, of de mededinging op de interne markt niet verstoren. De steun moet een duidelijke toegevoegde waarde voor Europa hebben.

(7) De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op basis van de mate waarin ze kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de voor de acties vastgelegde prioriteiten en tot resultaten kunnen leiden, rekening houdend met onder meer de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico op niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten worden overwogen, alsook van financiering die geen verband houdt met kosten, als bedoeld in artikel 125, lid 1, van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

(8) In het in Verordening (EU) XX/XX 6 vastgestelde meerjarig financieel kader is bepaald dat de begroting van de Unie het visserijbeleid en het maritiem beleid moet blijven ondersteunen. De EFMZV-begroting moet, in lopende prijzen, 6 140 000 000 EUR belopen. De EFMZV-middelen moeten worden verdeeld tussen gedeeld, direct en indirect beheer. 5 311 000 000 EUR moet worden uitgetrokken voor steun onder gedeeld beheerd en 829 000 000 EUR voor steun onder direct en indirect beheer. Met het oog op stabiliteit, met name met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen, moet de afbakening van de nationale toewijzingen onder gedeeld beheer voor de programmeringsperiode 2021-2027 worden gebaseerd op de EFMZV-verdeling van de periode 2014-2020. Er moeten specifieke bedragen worden bestemd voor de ultraperifere gebieden, voor controle en handhaving en voor de verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden, terwijl de bedragen voor definitieve stopzetting en buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten moeten worden geplafonneerd.

(9) De Europese maritieme sector biedt meer dan 5 miljoen banen, die bijna 500 miljard EUR per jaar opleveren, en dat aantal zou nog sterk kunnen stijgen. De output van de wereldwijde oceaaneconomie wordt momenteel op 1,3 biljoen EUR geraamd en dat bedrag kan tegen 2030 meer dan verdubbelen. De noodzaak om te voldoen aan de CO2-emissiedoelstellingen, de hulpbronnenefficiëntie te verhogen en de ecologische voetafdruk van de blauwe economie te verkleinen, is een belangrijke aanzet geweest voor innovatie in andere sectoren, zoals de uitrusting van zeeschepen, de scheepsbouw, oceaanobservatie, de baggerij, de bescherming van kustgebieden en de mariene bouw. De investeringen in de maritieme economie worden gefinancierd uit de structuurfondsen van de Unie, in het bijzonder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het EFMZV. Nieuwe investeringsinstrumenten zoals InvestEU moeten worden aangewend om het groeipotentieel van de sector waar te maken.

(10) Het EFMZV moet berusten op vier prioriteiten: bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee; bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten; mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen; versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen. Deze prioriteiten moeten worden nagestreefd door middel van gedeeld, direct en indirect beheer.

(11) Het EFMZV voor de periode na 2020 moet worden gebaseerd op een vereenvoudigde structuur zonder vooraf op een al te prescriptieve manier maatregelen of nadere subsidiabiliteitsregels op Unieniveau vast te leggen. Er moeten daarentegen brede steungebieden worden beschreven voor elke prioriteit. De lidstaten moeten in hun programma dus de meest geschikte manieren aangeven om de prioriteiten te realiseren. Er kan steun worden verleend voor uiteenlopende maatregelen die de lidstaten aangeven in de programma's, volgens de regels van de onderhavige verordening en van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] op voorwaarde dat zij onder de in de onderhavige verordening genoemde steungebieden vallen. Er moet echter een lijst van niet-subsidiabele concrete acties worden opgesteld om schadelijke gevolgen voor de instandhouding van de visbestanden te vermijden, bijvoorbeeld een algemeen verbod op investeringen om de vangstcapaciteit te vergroten. Bovendien moet aan investeringen en compensaties ten bate van de vissersvloot de strikte voorwaarde worden verbonden dat ze stroken met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.

(12) Op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties is de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen opgenomen als een van de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG 14). De Unie wil zich ten volle inzetten voor dat doel en voor de verwezenlijking ervan. In die context heeft zij zich ertoe verbonden om een duurzame blauwe economie te bevorderen die strookt met de maritieme ruimtelijke ordening, de instandhouding van de biologische rijkdommen en het bereiken van een goede milieutoestand; om bepaalde vormen van visserijsubsidies die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken te verbieden; om subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij af te schaffen; en om geen nieuwe dergelijke subsidies in te voeren. Dat resultaat moet voortvloeien uit de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie over visserijsubsidies. Daarnaast heeft de Unie zich er, tijdens de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 en in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling van 2012 (Rio+20), toe verbonden een einde te maken aan subsidies die overcapaciteit in de visserij en overbevissing in de hand werken.

(13) Gezien het belang van de strijd tegen de klimaatverandering in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie in het kader van de Klimaatovereenkomst van Parijs en in het kader van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, moet deze verordening bijdragen tot 'klimaatmainstreaming' (integratie van klimaatactie in het beleid en de fondsen) en ertoe leiden dat 25 % van de uitgaven uit de begroting van de Unie worden aangewend voor klimaatdoelstellingen. Met de acties in het kader van deze verordening zal naar verwachting 30 % van de totale financiële middelen van het EFMZV bijdragen tot de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen. De acties zullen tijdens de voorbereiding en uitvoering van het EFMZV worden vastgesteld en zullen opnieuw worden beoordeeld in het kader van de desbetreffende evaluatie- en beoordelingsprocedures.

(14) Het EFMZV moet eveneens bijdragen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de Unie. Deze bijdrage moet worden gevolgd aan de hand van milieumarkers van de Unie en er moet regelmatig verslag over worden uitgebracht in het kader van evaluaties en van jaarlijkse prestatieverslagen.

(15) Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (hierna de 'GVB-verordening' genoemd) 7 moet de financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFMZV afhankelijk zijn van de naleving van de GVB-voorschriften. Bijgevolg mogen aanvragen van begunstigden die de toepasselijke GVB-voorschriften niet naleven, niet in aanmerking komen voor financiering.

(16) Om tegemoet te komen aan de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde specifieke voorwaarden van het GVB en om de naleving van GVB-voorschriften te bevorderen, moeten voorschriften worden vastgesteld ter aanvulling van de regels inzake onderbreking, schorsing en financiële correcties zoals bepaald in Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Wanneer een lidstaat of een begunstigde zijn uit het GVB voortvloeiende verplichtingen niet nakomt of wanneer de Commissie beschikt over aanwijzingen van een dergelijke niet-naleving, moet de Commissie de gelegenheid krijgen om bij wijze van voorzorgsmaatregel de betrokken betalingstermijnen te onderbreken. Naast de mogelijkheid om de betalingstermijn te onderbreken, moet de Commissie in geval van ernstige niet-naleving van GVB-voorschriften door een lidstaat de mogelijkheid krijgen om betalingen te schorsen en om financiële correcties op te leggen teneinde te voorkomen dat betalingen worden verricht voor niet-subsidiabele uitgaven.

(17) De laatste jaren heeft het GVB grote vooruitgang geboekt bij het terugbrengen van de visbestanden naar een gezond niveau, bij het vergroten van de winstgevendheid van de visserijsector van de Unie en bij de instandhouding van mariene ecosystemen. Er is echter nog heel wat werk voor de boeg om de sociaaleconomische en ecologische doelstellingen van het GVB te bereiken. Daarom moet de steun na 2020 worden voortgezet, met name in zeegebieden waar de vooruitgang trager verloopt.

(18) De visserij is van vitaal belang voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen in de Unie, en dan vooral waar de kleinschalige kustvisserij een belangrijke rol speelt. In veel vissersgemeenschappen ligt de gemiddelde leeftijd boven de 50. Generatievernieuwing en diversificatie van activiteiten blijven dan ook een uitdaging.

(19) Het EFMZV moet gericht zijn op de verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB, als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die steun moet ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

(20) Steun uit het EFMZV moet erop gericht zijn een duurzame visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst (MDO) tot stand te brengen en te handhaven, en de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken. Die steun moet onder meer betrekking hebben op innovatie en investeringen in milieuvriendelijke, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken en -technieken.

(21) De aanlandingsverplichting is een van de grootste uitdagingen van het GVB. Ze heeft voor de sector geleid tot aanzienlijke veranderingen in de visserijpraktijken, die soms gepaard gingen met hoge kosten. Daarom moet het mogelijk zijn uit het EFMZV steun te verlenen, en wel met een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, voor innovatie en investeringen die bijdragen tot de uitvoering van de aanlandingsverplichting, zoals investeringen in selectief vistuig, in de verbetering van de haveninfrastructuur en in de afzet van ongewenste vangsten. Er moet tevens een maximale steunintensiteit van 100 % worden gehanteerd voor het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie en het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen lidstaten om het door de aanlandingsverplichting ontstane 'knelsoorteffect' te matigen.

(22) Uit het EFMZV moet steun kunnen worden verleend voor innovatie en investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen met het oog op de verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden, van de energie-efficiëntie en van de kwaliteit van de vangsten. Die steun mag echter geen vergroting van de vangstcapaciteit of van het vermogen om vis op te sporen tot gevolg hebben. Voorts mag hij niet worden verleend met als enig doel de naleving van verplichtingen die krachtens het recht van de Unie of nationaal recht gelden. In de structuur zonder prescriptieve maatregelen moet het aan de lidstaten worden overgelaten om de nadere subsidiabiliteitsregels voor deze investeringen te bepalen. Wat de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen betreft, dient een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, te worden toegestaan.

(23) Visserijcontrole is van het allergrootste belang voor de uitvoering van het GVB. Daarom moet uit het EFMZV steun onder gedeeld beheer worden verleend voor de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een visserijcontroleregeling van de Unie, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (hierna de 'controleverordening' genoemd) 8 . Bepaalde verplichtingen die zijn opgenomen in de herziene controleverordening, rechtvaardigen specifieke steun uit het EFMZV, namelijk de verplichte volgsystemen en elektronische meldsystemen voor vaartuigen uit de kleinschalige kustvisserij, de verplichte systemen voor elektronische monitoring op afstand, en de verplichte continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor. Bovendien kunnen de investeringen door de lidstaten in controlemiddelen ook worden ingezet voor maritieme bewaking en samenwerking op het gebied van kustwachttaken.

(24) Het succes van het GVB hangt af van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies ten behoeve van het visserijbeheer en dus van de beschikbaarheid van visserijgegevens. Gezien de moeilijkheden en kosten waarmee het verzamelen van betrouwbare en volledige gegevens gepaard gaat, moet steun worden verleend voor de inspanningen van de lidstaten om gegevens te verzamelen en te verwerken overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad (hierna de 'verordening betreffende het kader voor gegevensverzameling' genoemd) 9 en om bij te dragen aan het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Deze steun moet synergieën mogelijk maken met het verzamelen en verwerken van andere soorten mariene gegevens.

(25) Uit het EFMZV moet steun worden verleend voor een effectieve, op kennis gebaseerde uitvoering en governance van het GVB in het kader van direct en indirect beheer door middel van de verstrekking van wetenschappelijk advies, de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie, de werking van adviesraden en vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.

(26) Gezien de moeilijkheden om de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB te bereiken, moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor acties voor het beheer van de visserijen en de vissersvloten. In dat verband blijft steun voor aanpassing van de vloot soms noodzakelijk voor bepaalde vlootsegmenten en zeegebieden. Die steun moet strikt gericht zijn op de instandhouding en duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee en op het bereiken van een evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden. Daarom moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten in de vlootsegmenten waar de vangstcapaciteit niet in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden. Die steun moet een instrument zijn van de actieplannen voor de aanpassing van vlootsegmenten met geconstateerde structurele overcapaciteit, zoals bedoeld in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en moet worden gerealiseerd hetzij via de sloop van een vissersvaartuig hetzij via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten. Indien die aanpassing zou leiden tot een verhoogde druk van de recreatievisserij op het mariene ecosysteem, mag de steun enkel worden verleend als deze in overeenstemming is met het GVB en met de doelstellingen van de desbetreffende meerjarenplannen. Om te zorgen voor samenhang tussen de structurele aanpassing van de vloot en de instandhoudingsdoelstellingen moet de steun voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten strikt gebonden zijn aan de verwezenlijking van resultaten. Daarom mag deze uitsluitend via financiering die geen verband houdt met kosten, zoals bedoeld in Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen], worden geïmplementeerd. In het kader van dat mechanisme vergoedt de Commissie de lidstaten voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten niet op basis van de werkelijke kosten, maar op basis van de naleving van de voorwaarden en het bereiken van resultaten. Daartoe moet de Commissie in een gedelegeerde handeling die voorwaarden vaststellen, die betrekking moeten hebben op de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.

(27) Gezien de hoge mate van onvoorspelbaarheid van visserijactiviteiten, kunnen uitzonderlijke omstandigheden aanzienlijke economische verliezen teweegbrengen voor de vissers. Om deze gevolgen te verzachten moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten wegens de uitvoering van bepaalde instandhoudingsmaatregelen (meerjarenplannen, streefdoelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van bestanden, maatregelen om de vangstcapaciteit van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden en technische maatregelen), wegens de uitvoering van noodmaatregelen, wegens de onderbreking van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij door overmacht of wegens een natuurramp of een milieuongeval. Die steun mag enkel worden verleend indien de vissers aanzienlijke gevolgen ondervinden van die omstandigheden, d.w.z. indien de commerciële activiteiten van het betrokken vaartuig gedurende ten minste negentig opeenvolgende dagen worden stopgezet en de economische verliezen ten gevolge van de stopzetting gedurende een bepaalde periode meer dan 30 % van de gemiddelde jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf bedragen. Bij de voorwaarden voor de verlening van die steun moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de aalvisserij.

(28) De kleinschalige kustvisserij wordt beoefend door vissersvaartuigen van minder dan 12 m die geen gebruikmaken van gesleept vistuig. Deze sector vertegenwoordigt bijna 75 % van alle in de Unie ingeschreven vissersvaartuigen en bijna de helft van de werkgelegenheid in de visserijsector. Marktdeelnemers uit de kleinschalige kustvisserij zijn zeer sterk aangewezen op gezonde visbestanden voor hun belangrijkste bron van inkomsten. Het EFMZV dient hen daarom een preferentiële behandeling toe te kennen door middel van een steunintensiteit van 100 %, ook voor concrete acties in verband met controle en handhaving, om duurzame visserijpraktijken aan te moedigen. Bovendien moeten bepaalde steungebieden worden voorbehouden voor de kleinschalige visserij in vlootsegmenten waar de visserijcapaciteit in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden, d.w.z. steun voor de aankoop van een tweedehands vaartuig en voor de vervanging of modernisering van een motor. Voorts moeten de lidstaten in hun programma een actieplan voor de kleinschalige kustvisserij opnemen, dat moet worden gemonitord op basis van indicatoren, waarvoor mijlpalen en streefdoelen moeten worden bepaald.

(29) Zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank van 24 oktober 2017, getiteld 'Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU' 10 , hebben de ultraperifere gebieden te kampen met specifieke problemen die verband houden met hun afgelegen ligging, hun topografie en het klimaat als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag, maar beschikken ze daarnaast over specifieke troeven voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie. Bijgevolg moet voor elk ultraperifeer gebied een actieplan voor de ontwikkeling van de sectoren van de duurzame blauwe economie, met inbegrip van de duurzame exploitatie van de visserij en de aquacultuur, worden toegevoegd aan het programma van de betrokken lidstaten en moet een financiële toewijzing worden bestemd voor steun voor de uitvoering van die actieplannen. Ook voor een compensatie voor de extra kosten die voortvloeien uit de ligging en het insulaire karakter van de ultraperifere gebieden, moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend. Deze steun moet worden geplafonneerd in de vorm van een percentage van de totale financiële toewijzing. Bovendien moet in ultraperifere gebieden een hogere steunintensiteit worden toegepast dan die welke voor andere concrete acties geldt.

(30) In het kader van gedeeld beheer moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust. Daartoe moet steun beschikbaar zijn ter compensatie van de verzameling door vissers van verloren vistuig en zwerfvuil op zee, en voor investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om verloren vistuig en zwerfvuil te ontvangen. Ook moet steun beschikbaar zijn voor acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (hierna de 'kaderrichtlijn mariene strategie' genoemd) 11 , voor de uitvoering van de krachtens die richtlijn vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen en, overeenkomstig de op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (hierna de 'habitatrichtlijn' genoemd) 12 vastgestelde prioritaire actiekaders, voor het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden en de bescherming van soorten uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn  2009/147/EC van het Europees Parlement en de Raad (hierna de 'vogelrichtlijn' genoemd) 13 . In het kader van direct beheer moet uit het EFMZV steun worden verleend voor de bevordering van schone en gezonde zeeën en voor de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 16 januari 2016 14 , in samenhang met de doelstelling van het bereiken of behouden van een goede milieutoestand in het mariene milieu.

(31) Visserij en aquacultuur dragen bij tot voedselzekerheid en voeding. Momenteel voert de Unie echter meer dan 60 % van de te koop aangeboden visserijproducten in en is zij daarvoor sterk afhankelijk van derde landen. Een belangrijke uitdaging is het bevorderen van de consumptie van viseiwitten die in de Unie volgens hoge kwaliteitsnormen zijn geproduceerd en die voor de consument beschikbaar zijn aan betaalbare prijzen.

(32) Het moet mogelijk zijn uit het EFMZV steun te verlenen voor de bevordering en de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, met inbegrip van de zoetwateraquacultuur, ten bate van de teelt van waterdieren en -planten voor de productie van voedingsmiddelen en andere grondstoffen. In sommige lidstaten worden nog steeds complexe administratieve procedures toegepast, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in een moeilijke toegang tot ruimte en omslachtige vergunningsprocedures. Dat maakt het voor de sector moeilijk om het imago en het concurrentievermogen van gekweekte producten te verbeteren. De steun moet in overeenstemming zijn met de meerjarige nationale strategische plannen voor de aquacultuur, die worden opgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013. Met name steun voor ecologische duurzaamheid, productieve investeringen, innovatie, verwerving van beroepsvaardigheden, verbetering van de arbeidsomstandigheden en compenserende maatregelen die voorzien in essentiële land- en natuurbeheerdiensten, moet in aanmerking komen. Acties op het gebied van volksgezondheid, verzekeringsregelingen voor aquacultuurbestanden en acties op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn moeten eveneens in aanmerking komen voor steun. Steun voor productieve investeringen mag evenwel uitsluitend via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend, die een grotere hefboomwerking op de markten hebben en daarom beter geschikt zijn dan subsidies om de financiële uitdagingen van de sector aan te pakken.

(33) Voedselzekerheid is afhankelijk van doeltreffende en goed georganiseerde markten, die zorgen voor meer transparantie, stabiliteit, kwaliteit en diversiteit in de voedselvoorzieningsketen en voor betere informatie voor de consument. Daarom moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor de afzet van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ("GMO-verordening") 15 . Steun moet met name beschikbaar zijn voor de oprichting van producentenorganisaties, de uitvoering van productie- en afzetplannen, de bevordering van nieuwe afzetmogelijkheden en de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt.

(34) De verwerkende industrie speelt een rol in de beschikbaarheid en de kwaliteit van visserij- en aquacultuurproducten. Uit het EFMZV moet steun kunnen worden verleend voor gerichte investeringen in deze sector, mits deze bijdragen tot de verwezenlijking van de GMO-doelstellingen. Die steun mag enkel via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend en niet via subsidies.

(35) Werkgelegenheid in kustgebieden berust op een plaatselijk aangestuurde ontwikkeling van een duurzame blauwe economie, die het sociale weefsel van deze gebieden nieuw leven inblaast. Oceaanindustrieën en -diensten groeien waarschijnlijk sneller dan de economie in het algemeen en dragen in grote mate bij tot de werkgelegenheid en de groei tegen 2030. Om duurzaam te kunnen zijn, is de blauwe groei afhankelijk van innovatie en investeringen in nieuwe maritieme bedrijven en in de bio-economie, met inbegrip van duurzame toerismemodellen, hernieuwbare oceaanenergie, innovatieve hoogwaardige scheepsbouw en nieuwe havendiensten, waar banen kunnen worden gecreëerd en tegelijkertijd de lokale ontwikkeling toeneemt. Terwijl overheidsinvesteringen in de duurzame blauwe economie moeten worden geïntegreerd in de hele begroting van de Unie, moet het EFMZV met name zijn toegespitst op het scheppen van de juiste voorwaarden voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie en op het wegwerken van knelpunten voor investeringen en voor de ontwikkeling van nieuwe markten en technologieën of diensten. Steun voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie moet worden verleend via gedeeld, direct en indirect beheer.

(36) De ontwikkeling van een duurzame blauwe economie is in grote mate afhankelijk van partnerschappen tussen lokale actoren die bijdragen tot de vitaliteit van kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen en economieën. Het EFMZV moet voorzien in instrumenten om dergelijke partnerschappen te bevorderen. Daartoe moet steun onder gedeeld beheer beschikbaar zijn voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD). Die benadering moet economische diversificatie in een lokale context stimuleren door de ontwikkeling van kust- en binnenvisserij, aquacultuur en een duurzame blauwe economie. CLLD-strategieën moeten ervoor zorgen dat lokale gemeenschappen beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken. Elk lokaal partnerschap moet dan ook het voornaamste aandachtspunt van zijn strategie weerspiegelen door te zorgen voor een evenwichtige betrokkenheid en vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen uit de plaatselijke duurzame blauwe economie.

(37) Onder gedeeld beheer moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor een duurzame blauwe economie door middel van de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu. Die steun moet gericht zijn op het voldoen aan de vereisten uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG, op de ondersteuning van maritieme ruimtelijke ordening en op het verbeteren van de kwaliteit en van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk.

(38) In het kader van direct en indirect beheer moet het EFMZV de nadruk leggen op de randvoorwaarden voor een duurzame blauwe economie door de bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, de verbetering van de overdracht en de toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, de verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen, de versterking van de uitwisseling van sociaaleconomische gegevens over de duurzame blauwe economie, de bevordering van een koolstofarme en klimaatbestendige duurzame blauwe economie en de ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten. Op al deze gebieden moet de nodige aandacht worden gegeven aan de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden.

(39) 60 % van de oceanen valt buiten de grenzen van de jurisdictie van nationale staten. Dit impliceert een gedeelde internationale verantwoordelijkheid. De meeste problemen waaronder de oceanen te lijden hebben, zoals overbevissing, klimaatverandering, verzuring, vervuiling en afnemende biodiversiteit, zijn grensoverschrijdend en vragen dus om een gezamenlijke reactie. Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarbij de Unie op grond van Besluit 98/392/EG van de Raad 16 partij is, zijn talrijke rechtsbevoegdheden, instellingen en specifieke kaders opgezet om de menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. De laatste jaren is men het er wereldwijd over eens geworden dat het mariene milieu en de menselijke activiteiten op zee op een meer doeltreffende manier moeten worden beheerd om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende druk op de oceanen.

(40) De Unie zet zich als wereldspeler resoluut in voor de bevordering van internationale oceaangovernance, overeenkomstig de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 10 november 2016, genaamd 'Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen' 17 . Het beleid van de Unie inzake oceaangovernance is een nieuw beleidsterrein dat de oceanen op geïntegreerde wijze bestrijkt. Internationale oceaangovernance is niet alleen belangrijk voor de verwezenlijking van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name duurzame ontwikkelingsdoelstelling 14 (instandhouding en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en rijkdommen van de zee voor duurzame ontwikkeling), maar ook om veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen te waarborgen voor de volgende generaties. De Unie moet deze internationale verbintenissen nakomen en een voortrekkersrol vervullen voor een betere internationale oceaangovernance op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau, onder meer om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, om het internationale kader voor oceaangovernance te verbeteren, om de druk op de oceanen en zeeën te verlagen, om de voorwaarden te creëren voor een duurzame blauwe economie en om het internationale oceaanonderzoek en internationale oceaangegevens te versterken.

(41) Acties ter bevordering van internationale oceaangovernance in het kader van het EFMZV moeten leiden tot een verbetering van het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, voorschriften en instellingen om menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. Het EFMZV moet steun verlenen voor internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten betreffende gebieden die niet onder partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met verschillende derde landen vallen, alsook voor de bijdrage van de Unie voor haar lidmaatschap bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). Partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en ROVB's zullen nog steeds uit hoofde van verschillende onderdelen van de begroting van de Unie worden gefinancierd.

(42) Op het gebied van veiligheid en defensie zijn betere grensbescherming en betere maritieme beveiliging van essentieel belang. In het kader van de op 24 juni 2014 door de Raad van de Europese Unie aangenomen strategie van de Europese Unie voor maritieme veiligheid en het op 16 december 2014 aangenomen bijbehorende actieplan spelen informatie-uitwisseling en samenwerking inzake grens- en kustwacht tussen het Europees Bureau voor visserijcontrole, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Grens- en kustwachtagentschap een belangrijke rol voor de verwezenlijking van die doelstellingen. Daarom moet uit het EFMZV steun worden verleend, zowel onder gedeeld als direct beheer, voor samenwerking op het gebied van maritieme bewaking en kustwachttaken, onder meer door de aankoop van artikelen voor multifunctionele maritieme operaties. Ook moeten de betrokken agentschappen steun onder indirect beheer kunnen implementeren op het gebied van maritieme bewaking en beveiliging.

(43) In het kader van gedeeld beheer moet elke lidstaat één enkel programma opstellen dat door de Commissie moet worden goedgekeurd. In de context van regionalisering en om de lidstaten aan te moedigen tot een meer strategische aanpak bij de voorbereiding van de programma's, moet de Commissie een analyse ontwikkelen voor elk zeegebied, waarin de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen worden aangegeven. Deze analyse moet als basis dienen voor de onderhandelingen tussen de lidstaten en de Commissie over elk programma, rekening houdend met de regionale moeilijkheden en behoeften. Bij de beoordeling van de programma's moet de Commissie rekening houden met de ecologische en sociaaleconomische uitdagingen van het GVB, de sociaaleconomische prestaties van de duurzame blauwe economie, de uitdagingen op het niveau van het zeegebied, de instandhouding en het herstel van de mariene ecosystemen, de vermindering van zwerfvuil op zee en de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

(44) De prestaties van de EFMZV-steun in de lidstaten moeten worden beoordeeld aan de hand van indicatoren. De lidstaten moeten rapporteren over de vooruitgang in de richting van vastgestelde mijlpalen en streefdoelen en de Commissie moet de prestaties evalueren op basis van door de lidstaten opgestelde jaarlijkse prestatieverslagen, zodat mogelijke problemen met de tenuitvoerlegging tijdig kunnen worden opgespoord en corrigerende maatregelen kunnen worden genomen. Daartoe moet een monitoring- en evaluatiekader worden vastgesteld.

(45) Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven 18 moet het EFMZV worden geëvalueerd op basis van gegevens die zijn verzameld aan de hand van specifieke voorschriften inzake monitoring, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen als basis om de effecten van het EFMZV op het terrein te evalueren.

(46) De Commissie moet informatie- en communicatieacties uitvoeren met betrekking tot het EFMZV, de acties in het kader van het EFMZV en de resultaten ervan. De aan het EFMZV toegewezen financiële middelen moeten tevens bijdragen tot de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de prioriteiten van het EFMZV.

(47) Overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie], Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 19 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 20 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 21 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 22 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 23 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij het beheer en de uitvoering van het EFMZV de financiële belangen van de Unie worden beschermd, overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] en Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

(48) Met het oog op meer transparantie betreffende de besteding van de fondsen van de Unie en op beter financieel beheer van die fondsen, met name door de publieke controle op de bestede gelden te versterken, moet bepaalde informatie over de concrete acties die in het kader van het EFMZV worden gefinancierd, worden gepubliceerd op een website van de lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Wanneer een lidstaat informatie over in het kader van het EFMZV gefinancierde concrete acties publiceert, moeten de in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 24 vervatte voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd.

(49) Teneinde bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen en te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling – in verband met de ontvankelijkheidscriteria voor aanvragen – van de drempel voor onontvankelijkheid en de lengte van de onontvankelijkheidsperiode, met betrekking tot de bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen voor financiering die geen verband houdt met kosten in verband met de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, met betrekking tot de vastlegging van de criteria voor de berekening van de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van de ultraperifere gebieden gepaard gaan, met betrekking tot de bepaling van gevallen van niet-naleving door de lidstaten die tot onderbreking van de betalingstermijn kunnen leiden, met betrekking tot de bepaling van gevallen van ernstige niet-naleving door de lidstaten die tot schorsing van betalingen kunnen leiden, met betrekking tot de vastlegging van de criteria om het niveau te bepalen van de toe te passen financiële correcties, alsmede de criteria om forfaitaire tarieven of geëxtrapoleerde financiële correcties toe te passen, met betrekking tot de wijziging van bijlage I en met betrekking tot de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader. Met het oog op een vlotte overgang van de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad 25 ingestelde regeling naar de bij de onderhavige verordening ingestelde regeling, moet aan de Commissie ook de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van overgangsbepalingen.

(50) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de goedkeuring en wijziging van de operationele programma's, met betrekking tot de goedkeuring en wijziging van de nationale werkprogramma's voor gegevensverzameling, met betrekking tot de schorsing van de betalingen en met betrekking tot de financiële correcties.

(51) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de procedures, het format en de tijdschema's voor de indiening van nationale werkprogramma's voor gegevensverzameling en de presentatie van de jaarlijkse prestatieverslagen.