Overwegingen bij COM(2007)817 - Bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2007)817 - Bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen.
document COM(2007)817 NLEN
datum 19 december 2007
 
(1) Op grond van artikel 174, lid 1, van het EG-Verdrag dienen natuurlijke hulpbronnen, waaronder olie, de meest gebruikte energiebron in Europa en tevens een van de bronnen van verontreinigende emissies, behoedzaam en rationeel te worden gebruikt.

(2) In de tijdens de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001 gepresenteerde mededeling van de Commissie 'Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling'[8] worden als belangrijkste obstakels voor duurzame ontwikkeling onder andere de emissies van broeikasgassen en de door het vervoer veroorzaakte problemen genoemd.

(3) In besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap[9] wordt de noodzaak erkend van specifieke maatregelen ter verbetering van energie-efficiëntie en energiebesparing, van de integratie van de doelstellingen inzake klimaatverandering in het vervoers- en energiebeleid, alsmede van specifieke maatregelen in de vervoerssector om het probleem van het energiegebruik en de emissie van broeikasgassen aan te pakken.

(4) De Commissie heeft in haar mededeling “Een energiebeleid voor Europa”[10] voorgesteld dat de EU zich ertoe zou verbinden de CO2-uitstoot tegen in 2020 met 20% te verlagen ten opzichte van 1990. Onder meer om de continuïteit van de energievoorziening te verbeteren door een diversifiëring van de brandstofmix, zijn de volgende bindende doelstellingen zijn naar voren geschoven: een verbetering van de energie-efficiëntie met 20%, 20% hernieuwbare energie en een aandeel van 10% biobrandstoffen op de markt van de voertuigbrandstoffen.

(5) In haar mededeling over het "Actieplan voor energie-efficiëntie – het potentieel realiseren"[11] verklaart de Commissie dat zij haar inspanningen zal voortzetten om doorn middel van openbare aanbestedingen en bewustmaking markten te ontwikkelen voor schone, intelligente, veilige en energiezuinige voertuigen.

(6) In de tussentijdse evaluatie van het Witboek vervoer van de Commissie van 2001 “Europa duurzaam in beweging - Duurzame mobiliteit voor ons continent”[12] kondigt de EU aan dat zij milieuvriendelijke innovatie zal ondersteunen, met name via de opeenvolgende euronormen en door overheden ertoe aan te zetten bij openbare aanbestedingen te opteren voor schone voertuigen.

(7) De Commissie heeft een nieuwe strategie ontwikkeld die de EU in staat moet stellen de CO2-uitstoot door nieuwe personenwagens tegen 2012 te beperken tot 120 g/km[13]. Er is een regelgevingskader voorgesteld om ervoor te zorgen dat de voertuigtechnologie nog verder wordt verbeterd. Er moeten nog aanvullende maatregelen worden genomen om de aanschaf van zuinige voertuigen aan te moedigen.

(8) In het Groenboek inzake stedelijk vervoer “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur”[14] wordt erop gewezen dat het voorstel om de marktintroductie van schone en zuinige voertuigen te ondersteunen via groene aanbestedingen de steun geniet van de betrokken actoren. Een mogelijke benadering is “de internalisering van externe kosten door bij de aanbesteding niet alleen rekening te houden met de prijs van het voertuig maar ook met de kosten voor het energieverbruik en de uitstoot van CO2 en verontreinigende stoffen tijdens de volledige levensduur van het voertuig. Bij een groen aankoopbeleid kan bovendien voorrang worden gegeven aan nieuwe Euronormen. Een snellere invoering van schonere voertuigen komt de luchtkwaliteit in de stad ten goede.”

(9) In zijn verslag van 12 december 2007 verwelkomt de CARS 21-groep op hoog niveau het initiatief van de Commissie om de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, op voorwaarde dat wordt geopteerd voor een technologieneutrale prestatiegerichte benadering.

(10) De Groep op hoog niveau voor concurrentievermogen, energie en milieu formuleerde in zijn verslag van 27 februari 2007 de aanbeveling “bij private en publieke aankopen rekening te houden met de kosten gedurende de volledige levenscyclus van het voertuig en met name met het brandstofverbruik. De lidstaten en de Gemeenschap zouden richtsnoeren voor openbare aanbestedingen moeten ontwikkelen en publiceren zodat bij aanbestedingen niet alleen wordt nagegaan welk product het goedkoopst is maar ook meer duurzame goederen uit een hogere prijsklasse in aanmerking komen.”

(11) De aankoopprijs van schone en zuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten kunnen worden gedrukt.

(12) De aanschaf van voertuigen voor het openbaar vervoer kan een aanzienlijke impact hebben op de markt indien in de hele Gemeenschap geharmoniseerde criteria worden gehanteerd.

(13) De grootste impact op de markt en de beste kosten-batenverhouding worden bereikt door de verplichting de levensduurkosten van het energieverbruik en de uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen op te nemen als gunningscriterium bij de aankoop van voertuigen voor het openbaar vervoer.

(14) Het energieverbruik en de uitstoot van CO2 en verontreinigende stoffen meenemen als gunningscriterium leidt niet tot een hogere totale kostprijs maar is een manier om bij de aankoopbeslissing rekening te houden met de levensduurkosten. Deze maatregel, een aanvulling op de regelgeving inzake euronormen en de daarin vastgestelde emissiegrenswaarden, betekent dat een kostprijs wordt bepaald van de uitstoot van verontreinigende stoffen zonder dat daartoe nieuwe normen moeten worden vastgesteld.

(15) Informatie over de kostprijs van de uitstoot van CO2, NOx, niet-methaanhoudende koolwaterstoffen, en fijne stofdeeltjes is verzameld via de “ExternE” studie[15], het “Clean Air for Europe” (CAFE[16])-programma van de Commissie en de HEATCO-studie[17]. Ter wille van de eenvoud van de gunningsprocedure wordt rekening gehouden met het huidige prijspeil.

(16) De verplichte toepassing van milieucriteria voor de aanschaf van schone en zuinige voertuigen belet overheidsinstanties niet ook rekening te houden met andere relevante criteria. Overheden kunnen ook opteren voor de aanpassing van bestaande voertuigen om de milieuprestaties te verbeteren.

(17) Deze richtlijn mag aanbestedende overheden en contractsluitende partijen er niet van weerhouden bij de aanschaf openbaarvervoerbussen nu reeds te opteren voor voertuigen die aan de nieuwste emissienormen voldoen, hoewel die nog niet bindend zijn.

(18) De Commissie moet de bevoegdheid krijgen de bij deze richtlijn vastgestelde technische gegevens voor de berekening van de operationele levensduurkosten van wegvoertuigen aan te passen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing[18].

(19) Aangezien de doelstelling om de aanschaf van schone en zuinige voertuigen te bevorderen niet in voldoende mate door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en actie op communautair niveau vergt zodat een kritische massa van voertuigen kan worden gewaarborgd om de ontwikkeling van dergelijke voertuigen door de Europese industrie rendabel te maken, kan de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het EG Verdrag hiertoe de nodige maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstelling te bereiken.