Overwegingen bij COM(2015)452 - EU-lijst van veilige landen van herkomst voor de toepassing van Richtlijn 2013/32/EU betreffende procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad 7 biedt lidstaten de mogelijkheid om in welbepaalde omstandigheden specifieke procedurele regels toe te passen, met name versnelde procedures en grensprocedures, wanneer een verzoek om internationale bescherming waarschijnlijk ongegrond is, onder meer wanneer de verzoeker onderdaan is van een land dat door het nationale recht als veilig land van herkomst is aangemerkt en dat bovendien ook als veilig kan worden beschouwd voor de betrokken verzoeker in het licht van zijn bijzondere omstandigheden. Dezelfde voorschriften kunnen worden toegepast in het geval van staatlozen in relatie tot derde landen waar zij vroeger hun gewone verblijfplaats hadden.

(2) Richtlijn 2013/32/EU bevat gemeenschappelijke criteria voor de aanmerking van derde landen als veilige landen van herkomst op nationaal niveau. Het is echter zo dat slechts bepaalde lidstaten in hun nationale wetgeving landen als veilige landen van herkomst hebben aangemerkt, zodat niet alle lidstaten momenteel gebruik kunnen maken van de daarmee samenhangende procedurele voorzieningen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2013/32/EU. Voorts wordt – als gevolg van de bestaande verschillen tussen de nationale lijsten van veilige landen van herkomst die zijn vastgesteld door de lidstaten, die wellicht voortvloeien uit verschillen in de beoordeling van de veiligheid van bepaalde derde landen of uit verschillen in de aard van de stromen van onderdanen van derde landen waarmee zij worden geconfronteerd – het begrip veilig land van herkomst in de zin van Richtlijn 2013/32/EU momenteel niet altijd door de lidstaten toegepast ten aanzien van dezelfde derde landen.

(3) Gezien de zeer forse stijging sinds 2014 van het aantal verzoeken om internationale bescherming in de Unie, en de daaruit voortkomende ongekende druk op de asielstelsels van de lidstaten, onderkende de Unie de behoefte aan een stringentere toepassing van de bepalingen inzake het veilig land van herkomst van Richtlijn 2013/32/EU, als een essentieel hulpmiddel voor de snelle behandeling van verzoeken die waarschijnlijk ongegrond zijn. Met name refereerde de Europese Raad in zijn conclusies van 25 en 26 juni 2015, in samenhang met de noodzaak om de behandeling van asielverzoeken te versnellen, naar het voornemen van de Commissie zoals uiteengezet in haar mededeling over een Europese migratieagenda 8 om deze bepalingen te versterken, onder meer door de mogelijke vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst. Bovendien toonde de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken zich in zijn conclusies over veilige landen van herkomst van 20 juli 2015 ingenomen met het voornemen van de Commissie om de bepalingen van Richtlijn 2013/32/EU inzake veilige landen van herkomst te versterken, onder meer door de mogelijke vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst.

(4) Er moet een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst worden vastgesteld op basis van de gemeenschappelijke criteria van Richtlijn 2013/32/EU, aangezien dit de toepassing door alle lidstaten van de procedures waarbij het begrip 'veilig land van herkomst' een rol speelt, zal vergemakkelijken, en zo de algemene efficiëntie van hun asielstelsels bij de behandeling van verzoeken om internationale bescherming die waarschijnlijk ongegrond zijn, zal verhogen. De vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst zal ook enkele van de bestaande verschillen tussen lidstaten met betrekking tot hun nationale lijsten van veilige landen van herkomst aanpakken, die ertoe leiden dat verzoekers om internationale bescherming uit dezelfde derde landen in de lidstaten niet altijd aan dezelfde procedures worden onderworpen. Hoewel de lidstaten bevoegd moeten blijven tot het toepassen of invoeren van wetgeving die het mogelijk maakt om op nationaal niveau andere derde landen dan die op de gemeenschappelijke EU-lijst aan te merken als veilig land van herkomst, zal de vaststelling van een dergelijke gemeenschappelijke lijst ervoor zorgen dat het begrip door alle lidstaten op uniforme wijze wordt toegepast met betrekking tot verzoekers wier land van herkomst in deze lijst is opgenomen. Dit zal dan ook een eenvormige toepassing van de procedures vergemakkelijken en daardoor ook secundaire stromen van verzoekers om internationale bescherming tegengaan. In die context is het wenselijk dat de mogelijkheid tot het nemen van verdere harmonisatiestappen in de toekomst – die ertoe zouden kunnen leiden dat er geen behoefte meer is aan nationale lijsten van veilige landen van herkomst – na een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening op basis van een door de Commissie opgesteld verslag in overweging wordt genomen.

(5) De bepalingen van Richtlijn 2013/32/EU in verband met de toepassing van het begrip 'veilig land van herkomst' moeten van toepassing zijn op derde landen op de bij deze verordening vastgestelde gemeenschappelijke EU-lijst. Dit betekent met name dat de omstandigheid dat een derde land op de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst staat, geen absolute waarborg kan vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land en daarom een passende individuele beoordeling van hun verzoeken om internationale bescherming niet overbodig maakt. Bovendien moet eraan worden herinnerd dat wanneer een verzoeker geldige redenen aanvoert om het land in zijn bijzondere omstandigheden als niet-veilig te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem ter zake doende kan worden beschouwd.

(6) De Commissie dient regelmatig de situatie te beoordelen in derde landen die op de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst staan. In geval van een plotselinge verslechtering van de situatie in een derde land op de gemeenschappelijke EU-lijst moet de bevoegdheid tot het vaststellen van handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU worden gedelegeerd aan de Commissie om de vermelding van dit derde land op de gemeenschappelijke EU-lijst te schorsen voor een termijn van een jaar, wanneer zij op basis van een onderbouwde beoordeling van oordeel is dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van Richtlijn 2013/32/EU om een derde land aan te merken als veilig land van herkomst. Bij deze onderbouwde beoordeling moet de Commissie rekening houden met een reeks beschikbare informatiebronnen, waaronder met name de jaarlijkse voortgangsverslagen van de Commissie voor derde landen die door de Europese Raad als kandidaat-lidstaat zijn aangewezen, regelmatige verslagen van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en de informatie van de lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR), de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties. De Commissie moet in staat zijn om de schorsing van de vermelding van een derde land op de gemeenschappelijke EU-lijst te verlengen met een termijn van hoogstens één jaar wanneer zij een wijziging van de verordening heeft voorgesteld met het oog op de verwijdering van dit derde land van de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(7) Naar aanleiding van de conclusies over veilige landen van herkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 20 juli 2015, tijdens welke de lidstaten zijn overeengekomen dat prioriteit moet worden gegeven aan een beoordeling door alle lidstaten van de veiligheid van de Westelijke Balkan, organiseerde het EASO op 2 september 2015 een vergadering van deskundigen met de lidstaten waar er een brede consensus over werd bereikt dat Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo* 9 , de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië zijn aan te merken als veilige landen van herkomst in de zin van Richtlijn 2013/32/EU.

(8) Overeenkomstig Richtlijn 2013/32/EU wordt een land als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees parlement en de Raad 10 , noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, noch van bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

(9) Op basis van een reeks informatiebronnen, waaronder met name verslagen van de EDEO en informatie van de lidstaten, het EASO, de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties, wordt een aantal derde landen als veilig land van herkomst aangemerkt.

(10) In Albanië vormt de materiële en procedurele mensenrechten- en antidiscriminatiewetgeving, inclusief het lidmaatschap van alle belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, een adequate rechtsgrondslag voor bescherming tegen vervolging en mishandeling. In 2014 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat in vier van de in totaal 150 aanvragen sprake was van schendingen. Er zijn geen aanwijzingen voor eventuele refoulement-incidenten met betrekking tot de eigen burgers. In 2014 waren de lidstaten van oordeel dat 7,8 % (1040) van de asielaanvragen van burgers van Albanië gegrond was. Ten minste acht lidstaten hebben Albanië als veilig land van herkomst aangemerkt. Albanië is door de Europese Raad als kandidaat-lidstaat aangewezen. Op dat moment luidde het oordeel dat Albanië voldeed aan de criteria die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993 met betrekking tot de stabiliteit van de instellingen die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden waarborgen, en Albanië moet aan deze criteria blijven voldoen om lid te worden in overeenstemming met de aanbevelingen in het jaarlijkse voortgangsverslag.

(11) In Bosnië en Herzegovina bepaalt de grondwet de wijze waarop de verschillende bevolkingsgroepen van het land de macht onderling delen. De materiële en procedurele wetgeving op het gebied van mensenrechten en antidiscriminatie, inclusief het lidmaatschap van alle belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, vormt een adequate rechtsgrondslag voor bescherming tegen vervolging en mishandeling. In 2014 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat in vijf van de in totaal 1196 aanvragen sprake was van schendingen. Er zijn geen aanwijzingen voor eventuele refoulement-incidenten met betrekking tot de eigen burgers. In 2014 waren de lidstaten van oordeel dat 4,6 % (330) van de asielaanvragen van burgers van Bosnië en Herzegovina gegrond was. Ten minste negen lidstaten hebben Bosnië en Herzegovina als veilig land van herkomst aangemerkt.

(12) In de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vormt de materiële en procedurele mensenrechten- en antidiscriminatiewetgeving, inclusief het lidmaatschap van alle belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, een adequate rechtsgrondslag voor bescherming tegen vervolging en mishandeling. In 2014 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat in zes van de in totaal 502 aanvragen sprake was van schendingen. Er zijn geen aanwijzingen voor eventuele refoulement-incidenten met betrekking tot de eigen burgers. In 2014 waren de lidstaten van oordeel dat 0,9 % (70) van de asielaanvragen van burgers van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gegrond was. Ten minste zeven lidstaten hebben de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië als veilig land van herkomst aangemerkt. De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is door de Europese Raad als kandidaat-lidstaat aangewezen. Op dat moment luidde het oordeel dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voldeed aan de criteria die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993 met betrekking tot de stabiliteit van de instellingen die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden waarborgen, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië moet aan deze criteria blijven voldoen om lid te worden in overeenstemming met de aanbevelingen in het jaarlijkse voortgangsverslag.

(13) In Kosovo* vormt de materiële en procedurele mensenrechten- en antidiscriminatiewetgeving een adequate rechtsgrondslag voor bescherming tegen vervolging en mishandeling. Het feit dat Kosovo* geen partij is bij relevante internationale instrumenten op het gebied van de mensenrechten, zoals het EVRM, vloeit voort uit het ontbreken van een internationale consensus over zijn status als soevereine staat. Er zijn geen aanwijzingen voor eventuele refoulement-incidenten met betrekking tot de eigen burgers. In 2014 waren de lidstaten van oordeel dat 6,3 % (830) van de asielaanvragen van burgers van Kosovo* gegrond was. Ten minste zes lidstaten hebben Kosovo* als veilig land van herkomst aangemerkt.

(14) In Montenegro vormt de materiële en procedurele mensenrechten- en antidiscriminatiewetgeving, inclusief het lidmaatschap van alle belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, een adequate rechtsgrondslag voor bescherming tegen vervolging en mishandeling. In 2014 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat in één van de in totaal 447 aanvragen sprake was van schendingen. Er zijn geen aanwijzingen voor eventuele refoulement-incidenten met betrekking tot de eigen burgers. In 2014 waren de lidstaten van oordeel dat 3,0 % (40) van de asielaanvragen van burgers van Montenegro gegrond was. Ten minste acht lidstaten hebben Montenegro als veilig land van herkomst aangemerkt. Montenegro is door de Europese Raad als kandidaat-lidstaat aangewezen en de onderhandelingen zijn geopend. Op dat moment luidde het oordeel dat Montenegro voldeed aan de criteria die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993 met betrekking tot de stabiliteit van de instellingen die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden waarborgen, en Montenegro moet aan deze criteria blijven voldoen om lid te worden in overeenstemming met de aanbevelingen in het jaarlijkse voortgangsverslag.

(15) In Servië vormt de grondwet de basis voor zelfbestuur van minderheden op het gebied van onderwijs, taalgebruik, informatie en cultuur. De materiële en procedurele wetgeving op het gebied van mensenrechten en antidiscriminatie, inclusief het lidmaatschap van alle belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, vormt een adequate rechtsgrondslag voor bescherming tegen vervolging en mishandeling. In 2014 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat in 16 van de in totaal 11 490 aanvragen sprake was van schendingen. Er zijn geen aanwijzingen voor eventuele refoulement-incidenten met betrekking tot de eigen burgers. In 2014 waren de lidstaten van oordeel dat 1,8 % (400) van de asielaanvragen van burgers van Servië gegrond was. Ten minste negen lidstaten hebben Servië als veilig land van herkomst aangemerkt. Servië is door de Europese Raad als kandidaat-lidstaat aangewezen en de onderhandelingen zijn geopend. Op dat moment luidde het oordeel dat Servië voldeed aan de criteria die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993 met betrekking tot de stabiliteit van de instellingen die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden waarborgen, en Servië moet aan deze criteria blijven voldoen om lid te worden in overeenstemming met de aanbevelingen in het jaarlijkse voortgangsverslag.

(16) In Turkije vormt de materiële en procedurele mensenrechten- en antidiscriminatiewetgeving, inclusief het lidmaatschap van alle belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, een adequate rechtsgrondslag voor bescherming tegen vervolging en mishandeling. In 2014 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat in 94 van de in totaal 2899 aanvragen sprake was van schendingen. Er zijn geen aanwijzingen voor eventuele refoulement-incidenten met betrekking tot de eigen burgers. In 2014 waren de lidstaten van oordeel dat 23,1 % (310) van de asielaanvragen van burgers van Turkije gegrond was. Eén lidstaat heeft Turkije als veilig land van herkomst aangemerkt. Turkije is door de Europese Raad als kandidaat-lidstaat aangewezen en de onderhandelingen zijn geopend. Op dat moment luidde het oordeel dat Turkije voldeed aan de criteria die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993 met betrekking tot de stabiliteit van de instellingen die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden waarborgen, en Turkije moet aan deze criteria blijven voldoen om lid te worden in overeenstemming met de aanbevelingen in het jaarlijkse voortgangsverslag.

(17) Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(18) Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen zoals vastgelegd in het Handvest.

(19) [Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat zij wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.]

OF

[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten.]

OF

[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland (bij brief van ...) laten weten te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.]

OF

[Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft het Verenigd Koninkrijk (bij brief van ...) laten weten te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.]

(20) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat,