Overwegingen bij COM(2015)450 - Crisisherplaatsingsmechanisme en wijziging van de verordening over het bepalen van de lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van asielverzoeken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 worden instrumenten vastgesteld om op basis van in Hoofdstuk III ervan neergelegde objectieve criteria te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.

(2) Overeenkomstig artikel 80 van het Verdrag dienen aan het beleid van de Unie op het gebied van grenscontroles, asiel en immigratie en de uitvoering daarvan de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten ten grondslag te liggen en dienen de handelingen van de Unie die op dat gebied worden vastgesteld, passende bepalingen voor de toepassing van dit beginsel te bevatten.

(3) Door situaties van extreme druk op het asielstelsel van een lidstaat kan de toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 in gevaar komen. Deze verordening voorziet weliswaar in een proces van vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en beheersing van asielcrises, maar staat niet toe dat in dergelijke situaties van de verantwoordelijkheidscriteria kan worden afgeweken. Ter bevordering van een evenwichtige verdeling van de inspanningen van de lidstaten voor het aanpakken van deze crisissituaties, en om te zorgen voor een snelle toegang tot de procedures voor het verlenen van internationale bescherming, moet derhalve een crisismechanisme worden vastgesteld voor de herplaatsing van verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben. De toepassing van herplaatsingsmaatregelen ten aanzien van een bepaalde lidstaat mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid om gelijktijdig artikel 33, lid 3, van deze verordening op dezelfde lidstaten toe te passen. Artikel 33, lid 3, van deze verordening is geen voorwaarde voor de toepassing van de herplaatsingsmaatregelen.

(4) De toepassing van herplaatsingsmaatregelen ten aanzien van een bepaalde lidstaat mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de Raad om op grond van artikel 78, lid 3, voorlopige maatregelen vast te stellen op voorstel van de Commissie in geval van een noodsituatie in een lidstaat die het gevolg is van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen.

(5) Het crisisherplaatsingsmechanisme moet worden gezien in de context van een breder pakket van maatregelen die de lidstaten mogelijkerwijs moeten nemen om een doelmatig migratiebeleid te waarborgen, onder meer op het gebied van eerste opvang en terugkeer van onderdanen van derde landen die niet het recht hebben zich op het grondgebied van de lidstaten op te houden overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2008/115/EG ("hotspots").

(6) De Commissie voert momenteel een alomvattende evaluatie van de Dublinverordening uit die zou kunnen leiden tot een bredere herziening van het Dublinsysteem.

(7) Het is de bedoeling een duidelijk en werkbaar herplaatsingssysteem in te voeren dat uitgaat van een drempelwaarde die overeenstemt met het gemiddelde percentage, over de Unie genomen, dat beslissingen tot verlening van internationale bescherming in procedures in eerste aanleg, zoals door Eurostat gedefinieerd, uitmaken van het totale aantal beslissingen in eerste aanleg over verzoeken om internationale bescherming in de Unie, op basis van de meest recente beschikbare statistieken. Aan de ene kant zou de drempelwaarde zo veel mogelijk moeten waarborgen dat alle verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, in staat worden gesteld om hun rechten op bescherming snel en volledig uit te oefenen in de lidstaat van herplaatsing. Aan de andere kant zou de drempelwaarde zo veel mogelijk moeten voorkomen dat verzoekers die waarschijnlijk een negatieve beslissing op hun verzoek zullen krijgen, worden herplaatst in een andere lidstaat en zo hun verblijf in de Unie onterecht kunnen verlengen. Op basis van de laatste beschikbare geactualiseerde Eurostat-kwartaalgegevens voor beslissingen in eerste aanleg, moet een drempel van 75 % worden gebruikt.

(8) Herplaatsing van verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, moet plaatsvinden op basis van de formule voor een verdeelsleutel die in bijlage III is opgenomen. De voorgestelde verdeelsleutel moet worden vastgesteld op basis van a) de omvang van de bevolking (wegingsfactor 40 %), b) het totale bbp (wegingsfactor 40 %), c) het gemiddelde aantal asielaanvragen per miljoen inwoners in de periode 2010-2014 (wegingsfactor 10 %, met een plafond van 30 % van het effect van de bevolking en het bbp, om te voorkomen dat dat criterium een te sterke weerslag zou hebben op de totale verdeling) en d) het werkloosheidscijfer (wegingsfactor 10%, met een plafond van 30 % van het effect van de bevolking en het bbp, om te voorkomen dat dat criterium een te sterke weerslag zou hebben op de totale verdeling).

(9) Indien, in uitzonderlijke omstandigheden, een lidstaat de Commissie met opgave van gegronde redenen die verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de Unie zoals vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in kennis stelt van het feit dat hij tijdelijk niet in staat is om volledig of gedeeltelijk deel te nemen aan de herplaatsing van verzoekers, voor een periode van één jaar, moet hij in plaats daarvan een financiële bijdrage leveren aan de EU-begroting die 0,002 % van het bbp bedraagt, ter dekking van bijstand ter ondersteuning van de inspanningen van alle andere lidstaten om het hoofd te kunnen bieden aan de crisissituatie en de gevolgen van de niet-deelneming van deze lidstaat aan de herplaatsing. In geval van gedeeltelijke deelname aan de herplaatsing moet dat bedrag evenredig worden verlaagd. Dat bedrag moet als bestemmingsontvangsten aan het Fonds voor asiel, migratie en integratie worden toegewezen.

(10) Gewaarborgd moet worden dat niet getornd wordt aan de mate van solidariteit met de lidstaat die met een crisissituatie wordt geconfronteerd, wat betreft het aantal te herplaatsen personen. Daarom moeten de toewijzingen in het kader van de verdeelsleutel die waren voorzien voor een lidstaat waarvan de Commissie een kennisgeving heeft aanvaard, herverdeeld worden onder de overige lidstaten.

(11) Er dient op te worden toegezien dat een snelle herplaatsingsprocedure wordt ingesteld en dat de uitvoering van de herplaatsingsprocedure gepaard gaat met nauwe administratieve samenwerking tussen de lidstaten en operationele steun van het EASO.

(12) Tijdens de gehele herplaatsingsprocedure, totdat de overbrenging van de verzoeker is voltooid, dient rekening te worden gehouden met de nationale veiligheid en de openbare orde. Met volledige inachtneming van de grondrechten van de verzoeker, met inbegrip van de relevante regels inzake gegevensbescherming, dient een lidstaat, wanneer hij redelijke gronden heeft om een verzoeker als een gevaar voor de nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen, de andere lidstaten daarvan in kennis te stellen.

(13) Wanneer wordt beslist welke verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, worden herplaatst uit de lidstaat ten behoeve waarvan de herplaatsing plaatsvindt, moet voorrang worden gegeven aan kwetsbare verzoekers, zoals bedoeld in de artikelen 21 en 22 van Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad 12 . De bijzondere behoeften van verzoekers, waaronder die op gezondheidsgebied, dienen daarbij primair in overweging te worden genomen. Het belang van het kind dient altijd voorop te staan.

(14) De integratie van verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben in de ontvangende samenleving, is de hoeksteen van een goed werkend gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Daarom moet bij de beslissing in welke specifieke lidstaat verzoekers worden herplaatst, in het bijzonder rekening worden gehouden met de specifieke kwalificaties en kenmerken van de betrokken verzoekers, zoals hun talenkennis en andere individuele indicaties op basis van aangetoonde culturele, sociale of familiebanden, die hun integratie in de lidstaat van herplaatsing zouden kunnen bevorderen. Bij bijzonder kwetsbare verzoekers moet in overweging worden genomen of de lidstaat van herplaatsing die verzoekers passende steun kan bieden en moet een billijke verdeling van deze verzoekers over de lidstaten worden verzekerd. Met inachtneming van het beginsel van non-discriminatie kunnen lidstaten van herplaatsing hun voorkeuren voor verzoekers aangeven, op basis van de bovenstaande informatie. Met deze gegevens kunnen de lidstaten ten behoeve waarvan herplaatsing plaatsvindt, in overleg met het EASO en in voorkomend geval met verbindingsfunctionarissen, lijsten opstellen van mogelijke verzoekers die voor herplaatsing naar die lidstaat in aanmerking komen.

(15) De aanwijzing van verbindingsfunctionarissen in de lidstaat ten behoeve waarvan herplaatsing plaatsvindt, moet de doeltreffende uitvoering van de herplaatsingsprocedure vergemakkelijken, onder meer wat betreft de zorgvuldige selectie van de te herplaatsen verzoekers, rekening houdende met in het bijzonder hun kwetsbaarheid en hun kwalificaties. Zowel wat betreft de aanwijzing van verbindingsfunctionarissen in de lidstaat ten behoeve waarvan herplaatsing plaatsvindt, als wat betreft het uitvoeren van hun taken, moeten de lidstaat van herplaatsing en de lidstaat ten behoeve waarvan herplaatsing plaatsvindt, alle relevante informatie uitwisselen en gedurende de hele herplaatsingsprocedure nauw blijven samenwerken.

(16) Er dienen maatregelen te worden getroffen ter voorkoming van secundaire stromen van herplaatste personen vanuit de lidstaat van herplaatsing naar andere lidstaten. Met name dienen de verzoekers te worden gewezen op de gevolgen van irregulier verder reizen binnen de lidstaten en op het feit dat, als de verantwoordelijke lidstaat hun internationale bescherming verleent, zij uitsluitend in die lidstaat de rechten hebben die verbonden zijn aan de internationale bescherming.

(17) Teneinde secundaire stromen van begunstigden van internationale bescherming te voorkomen, moeten de lidstaten de begunstigden ook inlichten over de voorwaarden waaronder zij legaal een andere lidstaat kunnen binnenkomen en er kunnen verblijven, en moeten de lidstaten meldingsverplichtingen kunnen opleggen. Om ervoor te zorgen dat personen die internationale bescherming genieten en die een andere lidstaat dan de lidstaat van herplaatsing zijn binnengekomen zonder te voldoen aan de voorwaarden voor verblijf in die andere lidstaat, door de lidstaat van herplaatsing worden teruggenomen, is het voorts noodzakelijk personen die internationale bescherming genieten en die zijn herplaatst, onder het toepassingsgebied van deze verordening te laten vallen.

(18) Voorts dient de harmonisatie van de opvangvoorzieningen onder de lidstaten, overeenkomstig de doelstellingen van Richtlijn 2013/33/EU, ertoe bij te dragen dat het ontstaan van secundaire stromen van verzoekers om internationale bescherming als gevolg van de uiteenlopende opvangvoorzieningen wordt beperkt. Teneinde dezelfde doelstelling te verwezenlijken, dienen de lidstaten zich te beraden op de invoering van een meldingsplicht en te overwegen verzoekers om internationale bescherming materiële opvangvoorzieningen te bieden, waaronder - bij uitsluiting in natura - huisvesting, voedsel en kleding, alsmede, indien van toepassing, ervoor te zorgen dat verzoekers rechtstreeks worden overgedragen aan de lidstaat van herplaatsing. Ook mogen de lidstaten tijdens de periode van behandeling van verzoeken om internationale bescherming, als bepaald in het Schengenacquis, behalve om ernstige humanitaire redenen, de verzoekers geen nationale reisdocumenten verstrekken noch andere, bijvoorbeeld financiële, voordelen bieden die hun irreguliere verplaatsing naar andere lidstaten in de hand kunnen werken. Indien een verzoeker zich irregulier verplaatst naar een andere lidstaat, dient hij teruggestuurd te worden naar de lidstaat van herplaatsing.

(19) Teneinde snel het hoofd te kunnen bieden aan crisissituaties die het gevolg zijn van extreme migratiedruk op het asielstelsel van bepaalde lidstaten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om, overeenkomstig artikel 290 VWEU, handelingen vast te stellen, onder meer wat betreft de toepassing van herplaatsingsmaatregelen ten aanzien van een bepaalde lidstaat alsook wat betreft de opschorting van de toepassing van deze maatregelen.

(20) Bij de uitoefening van haar bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen beperkt de Commissie zich ertoe te verifiëren of de herplaatsingsvoorwaarden zijn vervuld alsook de andere elementen waarin artikel 33(a), lid 4, en artikel 33(d), lid 2, van deze verordening voorzien. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(21) [Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat zij wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.]

OF

(21) [Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaten.]

OF

(21) [Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(22) Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland (bij brief van ... ) laten weten te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.]

OF

(21) [Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft het Verenigd Koninkrijk (bij brief van ... ) laten weten te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.

(22) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.]

(22) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(23) Verordening (EU) nr. 604/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,